Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 550 van 1490

...  538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563  ...
[5] Ik zei: 'Weliswaar is deze dag wel die van de profeet, maar dat moet ons niet in het minst verhinderen om vandaag zoveel mogelijk bezig te zijn, om die oude droomuitleggers uit hun waan te wekken en hun hun dwaasheden duidelijk te maken. Laten we nu weer naar buiten gaan terwijl alle anderen nog rusten, dan zullen we zien wat er vandaag allemaal te doen valt!'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarmee waren de leerlingen tevreden en wij begaven ons direct naar buiten, een heuvel op, vanwaar men heel Essea en de uitgestrekte muren en burchten van de Essenen kon overzien. Vanaf de heuvel zag men ook de wegen die van veel kanten naar Essea leidden, en op de meeste daarvan zag men veel mensen naar deze plaats trekken, waar zij hulp zochten. En zo kwam er al gauw veel volk deze plaats binnen; maar onze herberg werd voor ons vrijgehouden.
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] En de leerling Simon en Jacobus de oudste* (* Hiermee wordt Jacobus, zoon van Zebedeus bedoeld. Jacobus, zoon van Alfeus, wordt 'de kleine' genoemd.) zeiden: 'Heer, met een dergelijk tempo hebben deze mensen van daar tot Jeruzalem zeven tot acht volle dagen nodig, terwijl wij tot hier inclusief het oponthoud onderweg maar twee dagen nodig hadden. Hoe konden wij eigenlijk zo snel hierheen komen, terwijl andere mensen, die zich bovendien nog door verschillende lastdieren laten dragen, daar opvallend meer tijd voor nodig hebben? Zijn wij soms zo nu en dan door onzichtbare machten gedragen?'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Hierop vroeg Andreas: 'Heer, wanneer ik de mensen die hier al sinds enkele dagen verblijven omdat ze hulp zoeken op zou kunnen tellen bij al deze nieuw toestromende mensen, dan zouden het er wel enkele duizenden kunnen zijn! Als U daar overeenkomstig Uw liefde en erbarming iedereen zult helpen die hulp bij U zoekt, zullen wij hier vele dagen druk bezig zijn; want volgens mijn ervaring stromen er bijna elke dag zoveel mensen hier naartoe om hulp te zoeken. Wat dat betreft zullen de Essenen ook moeilijk te helpen zijn; want ze hebben een wereldwijde bekendheid gekregen, die nu maar moeilijk in één keer uit te roeien zal zijn.
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Laten er bij deze gelegenheid nu maar heel velen hiernaartoe komen, zodat zij op de hoogte raken van de nieuwe en ware instelling van deze plaats! Via hen zal dat dan weldra gemakkelijk wijd en zijd in het ware licht bekend worden, en het zal helemaal niet nodig zijn om van hieruit boden naar alle windstreken te sturen, die de mensen met hun verkeerde inzichten van hun oude bijgeloof zouden moeten bevrijden. Wanneer het er nu zo en niet anders mee gesteld is, hoeven wij ons helemaal geen zorgen te maken over de vele mensen die hiernaartoe trekken.'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Hierop zei Petrus: 'Heer, wat U nu gezegd hebt is duidelijk, en wij zijn er allemaal ten zeerste van overtuigd dat het in volle waarheid zo zal gaan! Maar hoe zal het gaan met het opwekken van de vele dode kinderen en andere mensen? Want als die niet opgewekt worden, zullen de Essenen toch nog in hun oude nood verkeren; maar als ze opgewekt worden, waartoe U natuurlijk in staat bent, dan zullen er weldra nog meer mensen met hun doden hierheen komen en deze Essenen, die nu bekeerd zijn, dwingen hun doden weer op te wekken. -Hoe zal dat nu voorkomen kunnen worden?'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Ik zei: 'Ook daar zal voor gezorgd worden, en jullie hoeven je daar geen van allen bezorgd om te maken of te bekommeren! Maar het is goed dat deze plaats zo afgezonderd ligt van andere plaatsen; daarom kan hier ook veel gedaan worden waarvoor andere plaatsen in deze tijd niet geschikt geweest zouden zijn. En daarom zal ook dat, maar voor de laatste keer, met de doden gedaan kunnen worden. Hoe en op welke manier, dat weet Ik wel en jullie hoeven je daar dan ook niet druk om te maken!'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Over onze heuvel liep echter ook een voetpad vanaf een hoger gebergte, waar Arabieren woonden; zij gebruikten het om naar Essea te gaan en vandaar ook verder. Deze Arabieren leefden echter voor het grootste deel van een soort roof Sinds lange tijd hadden zij al een soort recht, volgens welk zij van de reizigers een schatting mochten eisen en als een reiziger niet .goedschiks aan die eis voldeed, werd hem ook geweld aangedaan.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Toen de Arabieren dat van Mij hoorden, stonden enkelen van hen versteld en zeiden: 'Dat gebeurt maar zelden, dat vreemdelingen, die ons goed bewapend voor zich zien staan, ons met dergelijke woorden tegemoet treden! En deze dertien mannen zouden dat beslist ook niet gedaan hebben, als zij niet op een of andere buitengewone geheime kracht konden rekenen! Het zal ons dus geraden zijn om ons niet verder met deze mensen in te laten!
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] De ene helft was het daar mee eens; maar de andere zei: 'ja, als wij ons altijd door dergelijke dreigementen laten afschrikken, kunnen wij ons aloude recht wel direct opgeven en tot bedelen overgaan. Als deze vreemdelingen inderdaad geen geld of andere schatten bij zich dragen, zijn ze zonder meer vrij; maar als ze toch iets bij zich hebben, zullen ze ons ook de verlangde schatting moeten betalen. Laten wij hen dus onderzoeken en kijken of zij hier helemaal zonder enig geld of andere schatten zijn!'
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Daarop stonden deze berg arabieren op en haastten zich naar Essea. Die met de verbrande hand haastte zich nog het meest om snel bij de bron te komen, die zich juist voor de herberg bevond waar wij verbleven, en hij vroeg de wachter van de bron om water daaruit. Deze gaf hem tegen een kleine vergoeding een grote bak met zuiver water, waar hij direct zijn hand in stak; onmiddellijk voelde hij de ondraaglijke pijn aanzienlijk verminderen, en hij prees Mij omdat Ik zijn pijn verzacht had.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Er kwamen nu enkele mensen uit de herberg, die van de Arabieren hoorden wat hun op die heuvel overkomen was. Zodoende vernamen de gasten van de herberg waar Ik vroeg in de ochtend heengegaan was; en allen, samen met de waard, gingen dan ook direct de heuvel op, en bij Mij gekomen gaven zij uiting aan hun grote vreugde omdat zij Mij hadden teruggevonden. De overste van de Essenen vertelde Mij wat hij allemaal met de Arabier met de verbrande hand besproken had en zei Mij ook hoe deze Mij geprezen had omdat zijn pijn door het water van de bron verzacht was.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Maar Ik zei: 'Kijk, dat was een heel goede les voor die bevoorrechte rovers van deze streek, waar een vreemdeling nauwelijks doorheen kon trekken zonder van een derde van zijn bezit beroofd te worden! Dezen zullen nu ook aan hun kornuiten, die langs de verschillende wegen op vreemdelingen loeren om hun een schatting op te leggen en hun die vervolgens in ruime mate onbarmhartig af te nemen, meedelen wat hun hier is overkomen; die gezellen: zullen zeker ook van hun bezigheid afzien en de vreemdelingen niet meer zo lastig vallen als sinds lange tijd het geval is geweest.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Maar wie remt de juiste vrijheid van reizen van de mensen die voor de hogere ontwikkeling van de ziel zo noodzakelijk is? In de eerste plaats de zogenaamde machthebbers, wier macht uit veile huurlingen bestaat. Zij staan rijke mensen weliswaar toe om te reizen, maar verlangen daar een afkoopsom voor en geven hem dan een kaart waarmee hij een bepaalde tijd mag reizen, waarna hij een nieuwe moet kopen als hij nog langer wil rondreizen. In deze tijd is het helaas niet anders mogelijk, omdat de blinde mensen zich allang volledig van God hebben afgekeerd en dus ook van alles wat des hemels is, en zich in de slavernij van zonden en hel begeven hebben. -Maar zoals het nu is, moet het onder de goede mensen niet blijven.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] De tweede en nog hardnekkiger groep van lieden die de juiste vrijheid van reizen van de mensen beperken zijn de verschillende priesters, heidense en joodse, welke laatste in deze tijd volledig gelijk staan met de heidenen. Voor hen is de vrijheid van reizen van hun gelovigen een gruwel, omdat de mensen door te reizen te veel ervaringen zouden opdoen en niet meer zouden geloven in de bedriegerijen in hun eigen land, wat op den duur een slechte invloed zou hebben op de inkomsten van deze volksbedriegers en wereldse leeglopers.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563  ...