10915 resultaten - Pagina 56 van 728
... 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 ...
[14] Iedereen richt nu zijn aandacht op Mij en Philopold; want de meeste leerlingen hebben wat gedommeld. Jaïrus en zijn vrouw kregen er geen genoeg van om hun dochter te liefkozen. Ik en Philopold deden onze experimenten echter op een afzonderlijk staande kleine tafel bij een wat zwak lamplicht en werden daarom door honderden niet opgemerkt; maar toen Philopold wat erg verwonderd deed, werd natuurlijk snel een aantal daarop opmerkzaam. Maar Ik raadde hen aan om rustig te zijn, en alles werd weer rustig.Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Wie heeft er ooit een lettergreep begrepen van wat een magiër bij zijn optreden zegt? Wat zij zeggen is zo duister als de nacht. De woorden van de profeten geven zo hier en daar wel enig licht, maar niemand kan bij dat zwakke schemerlicht dertig passen voor zich uit zien. Hier echter straalt de zon op het midden van de dag! Wat Hij zegt is de diepste goddelijke wijsheid, -maar daarbij helder en begrijpelijk voor bijna elk menselijk verstand; en wat Hij wil, gebeurt ogenblikkelijk!
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Daarom gaan wij weer naar het gezelschap terug, en Ik zeg tegen Borus: 'Mijn allerbeste vriend! Wat je Mij wilt zeggen, weet Ik, en alle leerlingen weten het ook, en daarom beschouwen wij deze zaak als afgedaan. -Jij kunt echter als Griek, die Joods denkt, maar niet onder de Joodse wet valt, wel gemakkelijk praten met alle Farizeeën; maar als je, door de besnijdenis en de wet, een echte Jood zou zijn, dan zou je je tong sterk in bedwang hebben moeten houden. Maar het was goed, zoals Je gesproken hebt, en daarom is de zaak hiermee afgedaan. -Breng Mij nu echter in de school van Nazareth! Ik zal het volk Ieren, opdat het zal inzien in welke tijd het nu leeft!" (Matth. 13:54)
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De Heer zegt wel: 'Kom en Iaat ons met elkaar disputeren! Als uw zonde bloedrood is, zal ze toch sneeuwwit worden, en als ze rozerood is, zal ze als witte wol worden!' -maar dan vraag Ik: wanneer en onder welke voorwaarde? Hoe staat het met u en met de vrome stad, die ook 'de stad van God' heet? Hoeveel zonden van de allergrofste en ten hemel schreiendste soort zijn daarin al begaan en hoeveel worden er nu begaan!?
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Toen kwam JAÏRUS naar Mij toe en zei: "Heer, aan mijn dank zal nooit een einde komen! Aleer ik mij ooit weer tegen U laat gebruiken, zal ik mijn betrekking neerleggen en een enthousiast volgeling van Uw heilige leer zijn; en Philopold zal mijn leven lang mijn vriend blijven; want juist aan hem heb ik het ware licht over U te danken. Hij is wel een Griek, maar hij is in onze Schrift bekwamer dan ik en al de schriftgeleerden van geheel Judéa, Galiléa, Samaria en Palestina! Kortom, ik weet nu precies wie U bent, en het is inderdaad zoals ik het mij al vaak in het geheim heb gedacht. Maar ik moet nu naar Kapérnaum, waar zaken op mij wachten. Mijn vrouwen dochter Sarah beveel ik echter voor zolang U dat schikt in Uw hoede aan! Want beter dan bij U zouden ze in de hemel ook niet bewaard zijn! Als ik mij echter "s avonds vrij kan maken, dan zal ik wellicht met Faustus en Cornelius, misschien ook met de oude Cyrenius, die mogelijkerwijze vandaag naar Kapérnaum zal komen, hierheen komen! En ik beveel mij nu in Uw liefde, geduld en genade aan." -Vervolgens neemt hij afscheid van zijn vrouwen de lieve Sarah, laat zijn snellopende muilezels brengen, bestijgt de sterkste en rijdt met grote snelheid weg.
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen Ik de school binnenkwam, zaten ongeveer tien oudsten van Nazareth met een aantal Farizeeën en schriftgeleerden aan een grote tafel en behandelden juist de verzen uit Jesaja, die aldus luidden: 'Was en reinig u; Iaat Mij uw slechte aard niet meer zien en zondig niet meer! Leer het goede te doen, streef naar rechtvaardigheid; help de onderdrukten, wees rechtvaardig voor de wezen en een voorspraak voor de weduwen! - Kom dan en laten wij met elkaar disputeren, spreekt de Heer. Als uw zonde bloedrood is, zal ze toch sneeuwwit worden en als ze rozerood is, zal ze toch als witte wol worden. Als u Mij gehoorzamen wilt, dan zult u eten van het goede van het land. Weigert u echter en bent u Mij ongehoorzaam, dan zult u door het zwaard vergaan; want zo spreekt de mond des Heren! -Hoe komt het echter, dat de vrome stad een hoer is geworden? Zij was vol rechtvaardigheid, en gerechtigheid woonde daarbinnen, en nu wonen er moordenaars! Uw zilver is schuim geworden en uw drank met water vermengd. Uw vorsten zijn afvalligen en dievenknechten; zij zijn belust op geschenken en nemen graag giften aan; de wezen doen ze echter geen recht, en de aanspraken der weduwen behandelen ze niet! Daarom spreekt Jehova, de Heer Zebaoth, de machtige in Israël: O wee, Ik zal Mij troosten door Mijn vijanden, en wreken door Mijn vijanden!' (Jes. 1:16-24) Zij bespraken de betekenis van deze verzen en het werd hen niet duidelijk.
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Als de mens sterft, wordt de ziel uit het lichaam genomen. De ziel komt dan als een zelfstandig geestelijk mens op een plaats, die geheel overeenkomt met haar innerlijke gesteldheid. Op die plaats kunnen slechts de vrije wil en de liefde haar helpen. Zijn de wil en de liefde goed, dan zal de plaats ook goed zijn, die de ziel voor zichzelf gereedmaakt met de kracht en macht, die God haar heeft gegeven. Zijn de wil en de liefde echter slecht, dan zal hun werk ook slecht zijn -net zoals op de aarde een slechte boom geen goede en een goede boom geen slechte vruchten geeft. Ga en versier een doornstruik met goud en edelstenen, en zie of u er daarom druiven van zult oogsten! Of u echter de druif met goud versiert of niet, ze zal u toch zoete lekkere vruchten geven.
Hoofdstuk 18: Het wezen van God en het dienen van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] In alle scholen waren, net als in de tempel, stenen in voorraad om ermee te kunnen stenigen, en dat was in deze school in Nazareth dus ook het geval. Omdat de oudsten, Farizeeën en schriftgeleerden van dit stadje uitzinnig van kwaadheid waren geworden, grepen ze naar de stenen om Mij te stenigen. Maar daar protesteerden al de leerlingen tegen en zij namen een dreigende houding aan tegenover de razenden; die echter begonnen te schreeuwen en nog meer aanstalten maakten om de opgeraapte stenen naar Mij te gooien. Op dat moment kwamen Faustus, Cornelius, Jaïrus en de oude Cyrenius de grote schoolzaal binnen.
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Verheven heer! Tweemaal was ik al helemaal in het hiernamaals, en ik weet wat mijn ziel heeft gezien. Ik zag Mozes en alle heerlijke profeten! Zij leefden in vrede, en verheugen zich op deze tijd, die zij 'de grote dag des Heren noemen'. Maar bij de heiligen van Israël zag ik echter niet één Farizeeër of schriftgeleerde! Daarom vroeg ik waar die woonden.
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] In Rome geldt de strenge regel: 'Een strenge wet maakt ook strenge en ordelievende mensen.' Daarom is er dan ook totaal niet met ons te marchanderen, en iedereen heeft, zonder onderscheid des persoons, te doen wat de wet voorschrijft! Nu weten jullie hoe ik over de wet denk. Volg dat na, dan ben je vrij onder de wet; doe je het echter niet, dan zal de wet je zonder genade oordelen, omdat het een wet is.
Hoofdstuk 21: Cyrenius en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] IK zeg: " Als jullie blijven die je bent en je niet radicaal verbetert, zullen jullie niet slechts eeuwige onderdanen van Rome blijven, maar erdoor worden opgevreten als een kadaver door de adelaars! God zal nog maar een korte tijd geduld hebben, daarna zal het harde lot over jullie worden geworpen, en dan zal het met jullie gaan zoals Ik voorheen heb voorspeld, en men zal je vervolgen tot aan het einde der wereld. -Ga nu echter en erger je niet meer!"
Hoofdstuk 21: Cyrenius en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Nadat hij door twee dragers de jichtlijder in een korf door het sterke gedrang heen bij Mij had laten brengen, zei BORUS luid tegen het volk: "Deze zieke is alleen door God te helpen! Ik ben toch wel een van de beste dokters van heel Galiléa, en er komen zieken van Jeruzalem en Bethlehem naar dokter Borus, en hij geneest hen; maar deze kan hij niet helpen! U, heilige vriend Jezus, vraag ik echter, omdat bij mijn weten en geloven U geen ding onmogelijk is, om, als het Uw wil is, deze mens weer rechte ledematen te geven!"
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Laat dat en wees stil! Wat je echter in je hart voelt, wees daar zuinig op; er zal een tijd komen waarin je dat nodig zult hebben, bid dan tot de Vader in de hemel, die alleen heeft Zijn Zoon een dergelijke macht gegeven!" Na deze woorden zei de genezen man niets meer.
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar het VOLK was erg ontsteld en zei: "Hoe komt hij aan deze wijsheid en deze daden en de macht daartoe? Is hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria? En zijn broers: Jacob en Joses en Simon en Judas? (Matth. 13:55) En zijn zusters zijn toch allemaal bij ons? Om 's hemels wil, waar heeft hij dat dan allemaal vandaan?" (Matth. 13:56)
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Als een soldaat niet zou moeten gehoorzamen aan zeer harde onverbiddelijke wetten, dan zou hij een lafaard zijn. En zou men bevelen om de vijand te achtervolgen, te bestrijden en te overwinnen, dan zou het de vijand goed gaan - en voor de noodzakelijke bescherming van het vaderland zou het er slecht uitzien! Maar als de onverbiddelijke wet de soldaat iedere stap op leven en dood voorschrijft, die hij ten opzichte van de vijand moet zetten, dan doet hij dat zeker! Want zou hij het niet doen, dan zou de dood hem wachten; doet hij echter wat hem bevolen is, dan is het niet zeker dat de vijand hem zal doden, en de mogelijkheid bestaat, dat hij als overwinnaar en gekroonde held uit de strijd te voorschijn komt!
Hoofdstuk 21: Cyrenius en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)