Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 552 van 1037

...  540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565  ...
[38] En luister, jullie geliefde vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen, zoals ik het heb gezien en naar waarheid heb gehoord, zo getrouwen waar geef ik het aan jullie weer!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[48] En luister, toen begonnen heel heftige, vurige winden, ontsprongen aan de glanzende zuil, te waaien en mengden met glanzende overvloed het vuur van de eeuwige liefde met de golvende baren der luisterende, eindeloze vlakten op wonderbaarlijke wijze ineen. En de baren en vloeden werden door zo' n glanzende mildheid gelouterd, o luister, dat zij zo helder leken als de oppervlakte van de zon en zij loofden en prezen de Heer van de genade, terwijl zij de zuil met stralende golven omcirkelden. Toen klonken de heilige echo's harmonisch langs de eindeloze ruimten van de glanzende vloeden. - Luister, zo heb ik het naar waarheid gezien en het getrouw aan jullie doorgegeven.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[49] En omdat jullie, geliefde vaderen en ook jullie ons liefhebbende kinderen reeds zo lang geduldig naar mij, Kenan, de geestelijke spreker, vol aandacht hebben geluisterd, hoor dan nog verder wat voor wonderen van de goddelijke liefde en genade ik heb gezien en naar waarheid vernomen: op niet zo' n grote afstand aanschouwde ik een geheel gladde zuil, die er haast uitzag als glinsterend erts; luister, deze werd door een zandige zee omspoeld!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[43] En zie, jullie vaderen en kinderen, hoe dat meest liefdeloze roven en stelen gebeurde; luister, zoals ik het heb gezien, zal ik het aan jullie verkondigen: er verhieven zich massa's door diefachtige ijver gedreven, bevallig lijkende wolkjes uit deze zo boosaardige, golvende vlakte van het grote water, waarmee de zuil van Henoch naar alle denkbare richtingen onoverzienbaar ver omgeven was. Deze wolkjes vluchtten weg, ver over de grenzen van het gebied van de zuil waartoe zij behoorden; als zij dan in andere gebieden van de grote wateren heel rustige vlakten zagen, stortten zij zich, door begerige haast gegrepen, sneller dan de bliksem op de vreedzame golven, verstoven die tot een vochtige nevel en tilden deze dan op en dreven hem in allerijl als stormende winden naar de onheilspellende diepten vol slijk van het gemeen klamme gespuis. Daarin lieten zij deze zo boosaardig geroofde, heel vreedzame wateren zinken en drukten en persten deze dan met hun gestolen macht tot harde stenen tezamen en bedekten hen uit schandelijke eigenbaat op de meest schandelijke wijze toe met het slijk en met de mest van de leugen.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[46] 'Jullie kwaadaardige, diefachtige, rovende golven, verneem daar in de diepten van de slijkige, duistere gronden de heilige wil van de eeuwige, machtige God en luister met een kalm oppervlak naar de machtige woorden van het heil, die je toeroepen: iedere druppel is veelvuldig geteld in het hart van de eeuwige liefde en ieder is dus het eigendom van zichzelf en van de eeuwige liefde; daarom zal niemand de gruwelijke prooi van de ander worden. Want wee de dief, de geniepige rover en moordenaar van het eigendom van andere zuiverder wateren en wezens; ja wee over al de op boosaardige wijze, slechts zichzelf liefhebbende golven! Hoor dit: de boosaardigheid van de rovers en moordenaars zal nooit deinen met vrolijke, rimpelende kringen, maar wel, luister, zal zij zeker door de dodende macht van het gebod nu meteen of mettertijd als een gestolde dood tot gloeiende stenen van de eeuwige vloek geboeid in de onderste diepten van de aarde worden geworpen. Je zult niet roven en stelen!, zo luidt de machtige wil van de eeuwige heilige God.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[47] Onthoud en eerbiedig dat, jullie boosaardige golven!'. En luister, geliefde vaderen en ook jullie ons liefhebbende kinderen, dat waren de laatste van Henochs donderende woorden vanaf de stralende zuil als heerlijk, eeuwig teken van de goddelijke wil! En toen die heerlijke woorden verstierven in verre, zelfs voor het geestesoog vreemde velden van de duistere vlakten van de golvende gruwel, kon ik heel duidelijk aan de diepten ontstegen woorden vernemen. Met een toon van gehoorzaamheid lklonken die woorden op naar de zuil: 'Maak ons rein, lichtende heraut van de machtige wil van de heilige, eeuwige God, opdat wij, als de andere wateren, ook welbehagen vinden in het lichtende, heilige oog van de eeuwige, heilige liefde!'
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[55] En luister, de talloze tongen vlogen met de grootst mogelijke snelheid naar alle denkbare richtingen over de eindeloze, stoffige vlakte en mengden door de macht van hun vuur het bedrieglijke zand tot een chaotisch ding, waaruit niet duidelijk op viel te maken wat voor nut zo'n mengsel zou kunnen hebben.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[57] Maar zie, te midden van het zo met smart gewenste resultaat verhief Methusalah zich met verschrikkelijke blik en begon op geweldige wijze de heilige wil van de eeuwige, heilige Vader tot het geheel doorgloeide zand te prediken. En de machtige woorden die vurig aan Methusalahs mond ontvloden, goten zich naar alle denkbare richtingen in brede stromen uit, gelijkend op grote wateren, angstaanjagend bruisend en ruisend en woedend, zoals de vlammende tongen voordien en sleurden het zand met zich mee. En het bruisen, ruisen en woeden sprak duidelijk verstaanbare machtige woorden, ja, woorden van macht en van de eeuwige grootheid van de heiligheid van God!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[67] En luister, nadat Lamech zo wijs had gesproken, werden de vloeden zeer snel helder en begonnen te golven, doorlicht met het eeuwige licht van de goddelijke wil. En ik, Kenan, heb dat werkelijk zo gezien; en zoals ik het heb gezien en gehoord, heb ik het getrouwen naar waarheid ook weergegeven. (19 oct. 1840)
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[68] En luister, jullie liefdevolle vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen, 0 luister nog gewillig naar het einde van mijn woorden en zie met mij, jullie Kenan, in de diepte van de goddelijke toorn en de door de vlammen van de toorn heen flauw schemerende genade voor de trouweloze volkeren van deze aarde!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[72] En toen ik dit zo bitter bij mijzelf moest merken, flitste opeens een felle bliksemschicht uit de bodemloze diepte van de eeuwige nacht omhoog naar de voor mij op ijzer lijkende hoogten van de geheel gesloten hemel!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[77] Daarom rust er een eeuwige vloek op je hoofd; dat zeg Ik, Jehova, God de almachtige, de Eeuwige; Ik zal jullie spoedig, O heel spoedig een bad bereiden waarin je voor eeuwig naar hartelust kunt baden en smeren!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[78] En hoe dat zal gebeuren, luister Kenan, dat zal Ik je juist nu tonen, zeer duidelijk toegelicht door het licht van de genade van de eeuwige, heilige Vader; daartoe moet je overeind komen op je nu ook geheel uitgedoofde zuil en naar beneden in de diepte kijken, daar zul je zien wat er, luister goed, zeer spoedig zal gaan gebeuren.'
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[53] Maar luister, gelukkig hield die verduistering niet al te lang aan; want weldra zag ik met opgewekt gemoed Methusalah op de met duister zand omgeven zuil staan, bewapend met een tweesnijdend, brandend zwaard. Voor zijn ogen was een door glinsterend stof bezoedelde linnen band gebonden en zijn oren waren dichtgestopt met kleverig hars. Maar zie, opeens kwam er, in snelle vlucht en stralend met een hemelse glans, een machtige adelaar aangevlogen. Deze cirkelde in steeds kleinere kringen om Methusalahs van waarneming verstoken hoofd, ontdeed hem van de beschermende band voor zijn ogen en pikte heel zorgvuldig al het kleverige hars weg van zijn voor geluiden gesloten oren. En toen hij op die wijze Methusalahs zinnen van de beschermende banden had bevrijd, vloog de machtige, stralende adelaar als een van verre nog stralende ster op naar de hemelse, heilige hoogten vanwaar hij was gekomen. Maar de trouwe en oprechte Methusalah greep het tweesnijdende, brandende zwaard, dat hij met zijn dreigende rechterhand als zigzaggende bliksemstralen in kringen naar alle denkbare richtingen zwaaide.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[65] En luister, toen ik dat met een van liefde vervuld hart deed, begon de mij oneindig voorkomende zuil terstond steeds dieper en dieper in de afgrond van de eeuwige nacht te verzinken. En dat wegzinken was nog niet lang aan de gang of een ver verwijderd ruisen van zeer grote wateren, niet ongelijk aan het donderend rollen der sferen, drong tot mijn scherp luisterende oren door. Nog voordat ik mij helemaal had kunnen omdraaien, luister, 0 vaderen en kinderen, of daar zag ik reeds massa's schuimende vloeden als werelden zo groot, steil omlaag storten in de duistere, eindeloze ruimten van de eeuwige nacht die de bonte zuil daarvoor had omgeven. En luister, dit neerstorten had niet lang geduurd of ik zag de vroegere plaats van de eeuwige nachten geheel gevuld met nog troebel, doch eindeloos voortkabbelend water. Ook zag ik het einde van de zuil, die mij eindeloos had toegeschenen, afdalen uit de eeuwige hoogten van de hemel en neerzinken naar die troebel, golvende vloeden van de nieuwe wateren. En op de lichtende top stond in lichtende glorie Lamech, Methusalahs zoontje, als een geschikte lieflijke heraut van de goddelijke, heilige wil. En toen hij ook mij opmerkte, begon hij weldra de volgende woorden tot de vloeden te richten:
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565  ...