10915 resultaten - Pagina 552 van 728
... 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 ...
[11] Na deze woorden trekken zijn vrienden zich morrend terug en krabben zich eens flink achter de oren. Robert zegt echter tot Patheticus-Dismas: 'Wel, beste broeder, jij gaat met reuzensprongen vooruit! Waarlijk, ik zeg je, zo snel is het met mij niet gegaan. Nu, dat verheugt me buitengewoon! Je zult het, zoals ik het nu zie, werkelijk niet hard te verduren krijgen voor het aangezicht van de Heer. Kom nu, kom! Waarlijk, ik verheug me op jouw woorden voor de Heer!'Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Omdat ik nu echter met jou toch al zo'n miserabel gesprek ben begonnen, wees dan ook zo vriendelijk om me te zeggen hoe het nu eigenlijk met die zogenaamde Heiland Jezus is gesteld. Wat is Hij voor iemand? Valt er met Hem wel een verstandig woordje te spreken? Zou Hij iemand van ons zonder verdere beschamingen op een wat beter spoor kunnen zetten? Staat Hij soms in een bijzondere, bovenmenselijke verbinding met de grote Godheid? Want weet je, ik kan toch niet aannemen, dat Hij mogelijkerwijs zelf...? Nee, ik kan het eigenlijk niet uitspreken! Je begrijpt wel wat ik eigenlijk bedoel. Wel heeft Max Olaf voorheen een beetje gedweept over de volheid Gods in juist deze Jezus, maar welke verstandige geest kan dat aannemen! Wees zo goed, beste vriend, om me wat dat betreft enkele bijzondere wenken te geven!'
Hoofdstuk 98: De patheticus begint naar Jezus te vragen. Er begint zelf kennis in hem te dagen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Nog is Hij goed en wacht op je, maar Zijn geduld zou wel eens niet meer van lange duur kunnen zijn! Is Zijn geduld echter ten einde, dan treedt de oude bijbelse leerstelling in werking, die zegt: 'Het is verschrikkelijk om in de handen te vallen van de levende God!' Daarom zeg ik je onverbloemd: voor jou valt er geen tijd meer te verliezen! Hoeren en echtbrekers zullen het rijk Gods niet binnen gaan! Groot is Zijn goedheid en nog groter Zijn genade en erbarmen, maar in het gericht spaart Hij geen leven. Dan is Hij onverbiddelijk! Bedenk dus goed hoe je nu voor Hem, de Almachtige, staat en wat je te doen hebt, want na mij zal er geen bode meer naar je toe worden gestuurd.'
Hoofdstuk 98: De patheticus begint naar Jezus te vragen. Er begint zelf kennis in hem te dagen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Mijn eigen hart was ook mijn rechter en had in zijn onreinheid rust noch hoop, maar slechts het mij zeker lijkende vooruitzicht op de eeuwige dood. Maar toen hielp de Heer mij uit mijn grootste nood, die mijn eeuwige dood zou zijn geworden. Mijn hart werd daarop gezuiverd door mijn sterke liefde tot Hem en kreeg ruimte om Zijn genade in zich op te nemen. Ik werd daardoor echter steeds zaliger! Dat zal zich ook allemaal aan jou voltrekken! En als je net als ik deze beproevingen ongetwijfeld goed zult doorstaan, zul je je ook al spoedig in de zaligste toestand bevinden. Verman je nu echter en spoed je samen met mij naar Hem, de enige die allen kan helpen!'
Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Dismas zegt: 'Willen jullie soms een eerbetoon voor jullie genotzuchtige leven? O, roep daar niet te vroeg om, want het zal jullie niet bespaard blijven. Wat deden wij dan op aarde wat hier voor God een eerbetoon waardig zou zijn? Denken jullie soms dat ook hier, evenals in de materiële wereld, een gouden masker een geest tegen openlijke beschaming beschermt? 0, dan vergissen jullie je deerlijk! De giftige damp van goud en zilver, waarmee de mensen op aarde hun schanddaden bedekken, heeft hier geen enkel nut meer. Want hier komt slechts de naakte waarheid aan het licht van de eeuwige dag Gods, die men hier met geen snood middel meer kan verbergen. Laat eenieder van jullie daarom hetzelfde doen wat ik nu doe, dan zal hij daardoor tenminste de eer van zijn levensgeest redden, die hij als een geest der waarheid Gods met het volste goddelijke recht voor zijn ziel kan opeisen! Doen wij dat echter niet, dan kunnen we spoedig het volledige wegnemen van onze goddelijke levensgeest uit ons smadelijke wezen en daarmee de welverdiende eeuwige dood verwachten! Daarom schande en nog eens schande over onze zielen, opdat voor de levende Godsgeest in ons de eer van de eeuwige waarheid en orde mag worden gered!'
Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Dismas, wie ben jij en waar vraag je om? Ben je tevreden als Ik je letterlijk geef waar je om vraagt? Wee jou dan, als Ik je dat geeft Wil je nog onvolmaakter worden dan je al bent, ga dan naar de grootste aller duivels, die oordeelt met de straf van het vuur. Ik echter oordeel en straf niemand, dus ook jou niet! Wil je leven, vraag dan om het leven maar niet om de dood! Geloof je dan, dat Ik welgevallen heb aan de dood van Mijn kinderen? O, jij dwaas! Ben Ik dan een God van de dood of een God van het leven? Zie, alle eeuwigheden en de oneindigheid van Mijn hemelen geven van Mij het eeuwige getuigenis, dat Ik een God van het leven en geen God van de dood ben. En jij zou van Mij een God des doods willen maken?
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Want de gerechtigheid is een beschikking van de macht! Wie de volledige macht bezit, bezit ook het volste recht, dat niemand hem kan betwisten. Wanneer echter macht en gerechtigheid bij elkaar horen, hoe kan dan een machteloze zondaar ooit dromen van een of ander hem toekomend recht? Wat de macht doet is rechtvaardig, wat echter de onmacht stelt tegenover de macht, is onrechtvaardig.
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[15] Ik zeg je, zolang je woord niet uit je hart komt, zul je het moeilijk met Me hebben. Want twee stemmen in een mens kan Ik niet aanhoren. Wanneer echter je hart één wordt met je mond, wil Ik jouw woord horen en er helemaal rekening mee houden. Aan datgene wat jou aan Mij heilig voorkomt, moet je ook gehoorzamen! De macht van Mijn goddelijke wil is voor jou het heiligst, zoals je zelf hebt verklaard; daar moet je je dan ook bij neerleggen en niet als een muiter tegen Mijn almachtige gerechtigheid in verzet komen.
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[16] Je moet echter ook weten dat niet alleen Ik als God een vrije wil heb, maar dat ook iedere door Mij geschapen geest eenzelfde vrije wil heeft en kan doen wat hij verkiest. Ik zal je daarom ook niet met Mijn almacht dwingen om te doen wat Ik je eerder als een strenge rechter heb bevolen. Je kunt je er ook tegen verzetten en doen wat je zelf wilt, maar welke gevolgen dat voor jou zal hebben, zul je later dan wel zien. Doe daarom nu maar wat je wild'
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Maar U als Heer en Schepper van alle mensen, ziet zeker ook de reden waarom zo menig mens maar al te gemakkelijk vaak juist datgene doet wat hij niet zou moeten doen en eigenlijk ook in wezen niet zou willen doen; een eigenaardige drang trekt hem echter als het ware aan de haren ernaar toe en laat hem niet eerder met rust dan wanneer hij deze heeft bevredigd!
Hoofdstuk 102: Dismas staat versteld. Hij wendt zich oprecht tot de Heer om genade en erbarmen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Zeg Me dan wie je bent, opdat Ik kan zien welke verkeerdheid in je woont. Waren je daden op aarde dan niet slecht en laaghartig genoeg, zodat je nu ook nog hier voor Mijn aangezicht wilt zondigen? Ik zie echter heel goed wie je bent en wat je wilt; daarom zal Ik je een moeilijk antwoord maar besparen! Sta nu maar op en verander van gedachten, want met dit verzoek zul je bij Mij nooit en te nimmer verder komen! Kijk, je vroeg Mij als een slaaf om een rechtvaardige straf, maar je hart verlangt naar volkomen genade! Zeg eens, moet Ik nu gehoor geven aan je uitgesproken verzoek of aan de wens van je hart?'
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] En juist in een dergelijke positie bevind ik mij nu tegenover U, 0 Heer; U, die de almacht zelf bent en ikzelf, de volslagen onmacht! Ik kan nu zeggen wat ik wil, maar het is desondanks aan U om te doen wat U wilt, omdat U de enige Machtige bent. Ik wil en kan dus om die wijze en verstandige redenen niets anders zeggen dan: 'Heer, Uw wil geschiede!' Ik zou me duizend dingen kunnen wensen, ik wil me echter helemaal niets meer wensen, maar me volledig onderwerpen aan Uw almachtige wil, of deze nu ten goede of ten kwade over mij beschikt. Zal hij mij kennelijk gelukkiger willen maken, dan is het goed; wil hij mij echter tot de hel verdoemen, dan zal ik ook naar de hel moeten gaan! Want de overduidelijke onmacht kan zich nooit verzetten tegen de almacht! Doe nu, 0 Heer, met mij wat U wilt; ik zal alles goed en rechtvaardig moeten vinden! Ik geloof hiermee mijn onmacht tegenover Uw almachtige en dus ook rechtvaardige eis voldoende te hebben aangetoond. U, 0 Heer, zult met mij doen wat in Uw vermogen ligt!'
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[14] Kijk, Ik behandel Mijn kinderen niet zoals domme ouders dat doen. Deze willen hun kinderen vaak met gespeelde ernst flink afschrikken; zij merken dat echter al heel gauw en lachen in hun vuistje als hun ouders loze dreigementen beginnen te uiten. Ze worden daarop wantrouwig en slaan niet veel acht meer op de woorden van hun ouders. Maar dat is absoluut niet Mijn manier van doen! Bij Mij heerst overal de meest diepe, onwankelbare ernst, en het leven van een mijt moet in eenzelfde ernstige ordening behouden en geleid worden als dat van een engel. Ik ben als een steen van de grootste hardheid en zwaarte. Wie zich daaraan stoot, zal te pletter slaan. Degene, op wie deze steen valt, zal worden vermorzeld.
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Ik ben zo onderdanig mogelijk naar de Heer toegekomen en meende dat Hij me zodoende toch betrekkelijk goed zou opnemen, evenals deze Lerchenfeldse. Wat een verschil is er echter tussen haar en mij: zij wordt behandeld als een engel en ik als een verdoemde, en toch was zij evengoed een hoer als ik een hoerenloper was. Wie in zo'n handelwijze geen grillige willekeur van de Godheid ziet, moet geen ogen in zijn hoofd hebben. Op die vervloekte aarde is men een slaaf van zijn vlees en hier een allermiserabelst monster! En men zou God nog moeten danken voor zo'n mooi leven? Wanneer, in duivelsnaam, heb ik ooit God gevraagd om me een leven te geven? Waar zijn dan die eeuwige contractuele voorwaarden, onder welke de Godheid mij tot een zelfstandig wezen vormde?
Hoofdstuk 101: Dwaze trots van de verblinde Dismas. Scherp oordeel van zijn ware vrienden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Daar U dit alles, O Heer, uit de diepste grond eeuwig duidelijk moet zijn, zult U ook mijn daden, die kennelijk niet te verontschuldigen zeer grove overtredingen zijn tegen Uw ordening, toch niet willen veroordelen met die grenzeloze scherpte, alsof een tweede god voor U zou hebben gezondigd. Denk echter genadig in Uw heilige Vaderhart: de zondaar die nu afgemat, zwak en hulpeloos tegenover Uw onbegrensde macht staat, was, is en zal eeuwig een van zichzelf uit zwak mens blijven, die slechts van U alleen volledige kracht kan krijgen, omdat alleen U alles in alles bent. Uit zichzelf blijft de mens echter wat hij is: een zwakke schaduw slechts van de adem uit Uw mond!
Hoofdstuk 102: Dismas staat versteld. Hij wendt zich oprecht tot de Heer om genade en erbarmen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)