Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 553 van 1490

...  541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566  ...
[1] Nu zei Roclus: 'Welnu dan, verhef jullie hart en je ogen! Deze man, die hier aan mijn rechter zijde aan tafel zit en het hart en nieren van ieder van ons onderzoekt, is degene naar wie jullie in Galilea wilden reizen!'
Hoofdstuk 205: De ware verering van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Deze woorden van Mij hielpen en de spreker liep naar Mij toe en zei: 'O Heilige! Hoe wilt U dan dat wij, arme zondige mensen, U zullen aanroepen?'
Hoofdstuk 205: De ware verering van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Ik zei: 'Ik ben Heer en Meester, roep en spreek Mij dus ook als zodanig aan; meer is echt niet nodig! Maar kom Mij niet meer aan met de uitdrukking 'Heilige'! Want Ik ben hier net als jullie slechts een mens en zeg jullie, dat niemand heilig is dan alleen Gods geest! Weliswaar woont Die in Mij, maar die gaat jullie voorlopig nog niets aan. Maar wanneer jullie zelf in deze geest wedergeboren zullen zijn, zal Hij voor jullie pas van belang worden en dan zullen jullie Zijn heiligheid begrijpen!
Hoofdstuk 205: De ware verering van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wanneer de mensen in hun blindheid 'heilig, heilig, heilig' tot God zullen roepen, zal het er onder hen ellendig uitzien! Wie zó tot God wil roepen, moet eerst zelf van deze geest vervuld raken, anders is zijn roepen zinloos en dwaas en lijkt het op de aanroep van de heidenen, die door het gericht van de zonden der wereld gekneveld en geboeid zijn en zodoende onmogelijk de eeuwige, oneindige vrijheid in God, wat nu juist die heiligheid is, kunnen vatten en begrijpen!
Hoofdstuk 205: De ware verering van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Ver beneden ons verbleef een grote groep allerlei soorten arme bedelaars en kreupelen, aan wie wij dagelijks aalmoezen schonken. Welnu, deze had voor zichzelf toch beslist veel minder hoop dan wij om spoedig in de wonderburcht binnengelaten te worden! En kijk eens, nauwelijks een uur geleden stonden al die mensen op, aangezien zij natuurlijk vóór ons hierheen geroepen waren, en spoedig daarna zagen wij dat al die verschillende gebrekkigen, die wij al goed kennen, volkomen genezen waren van al hun kwalen! Zij prezen God boven alles, gingen de herberg binnen en sterkten zich met brood en wijn. Toen wij hun vroegen waar hun zo'n buitengewone genade ten deel was gevallen, noemden zij deze herberg de nieuwe en ware wonderburcht en zeiden dat wij ook hierheen moesten gaan om ons zelf van alles te overtuigen. En zo zijn wij dan ook hier, om eindelijk eens onze beden en verzoeken met het diepste respect aan u voor te leggen, omdat u als overste van de Essenen in staat bent wonderen te doen.'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Roclus zei, nu een beetje verlegen: 'Vrienden, ik wil niet langer meer om de zaak heen draaien, maar jullie onverbloemd de volle, zuivere waarheid zeggen en tonen! Kijk,jullie hebben zojuist openlijk jullie besluit uitgesproken, dat jullie naar Galilea naar de nieuwe, grote profeet der joden willen reizen, als jullie hier geen hulp zouden vinden! En ik zeg jullie dat jullie daar heel goed aan zouden doen, als dat nu nodig zou zijn. Jullie kennen die profeet niet, maar ik ken Hem en zeg jullie dat Hij eindeloos veel meer is dan een profeet. Hij is namelijk Degene van wie alle profeten voorspeld hebben dat Hij in het vlees in deze wereld zou komen, en de mensen die in Hem geloven en Hem als de enige Heer van hemel en aarde en al het leven boven alles zullen liefhebben, zal verlossen van de slavernij van de aloude zonde, de duivel en de eeuwige dood!
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De spreker zei: 'Voor mij althans voelt het zo blij, alsof de Aller verhevenste en Heiligste zich ergens vlakbij bevind en - zelfs in deze herberg. Daarom voel ik een bijzondere blijdschap in mij, hoewel mijn hart evenals dat van al mijn metgezellen nu niet bepaald enige reden kan hebben om blij gestemd te zijn; want ik alleen heb -let wel -al vier dode kinderen de lange weg hierheen gebracht, in de hoop dat ze hier opnieuw tot leven gewekt zouden worden, en heb daar nu twee volle maanden tevergeefs op gewacht! Dat is toch zeker een omstandigheid, die om heel begrijpelijke redenen het hart niet vrolijk en opgewekt kan stemmen; en toch zijn wij vandaag reeds vanaf vanmorgen vroeg merkwaardig genoeg heel opgewekt en vrolijk en kunnen ons ons oude verdriet niet meer voorstellen. Ja, in mijn hart heb ik zelfs het gevoel alsof iemand mij de verzekering geeft dat ik mijn vier kinderen levend naar Cairo terug zal brengen!'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Daarop zeiden ook alle anderen: 'Ook wij voelen hetzelfde; en het schijnt ons toe dat het inderdaad zo en niet anders zal zijn! Maar ons hart is nu in een vreugdevolle begeerte ontbrand, laat ons dus, o meester, niet langer in het ongewisse en zeg ons waar de Allerverhevenste zich in Zijn persoonlijkheid nu bevindt! In de geest is Hij overal tegenwoordig, zoals wij als oude joden nog wel weten over de God van Abraham, Isaak en Jacob; Hij ziet alles, hoort alles, weet alles, schept alles en houdt alles in stand. Maar aangezien Hij nu Zelf overeenkomstig de oude beloften in menselijke gedaante onder de mensen van deze aarde verblijft en hun grote weldaden bewijst, zouden wij -natuurlijk helaas altijd als grote zondaren in Gods ogen -de oude Schepper en Vader van de mensen toch ook graag met onze lichamelijke ogen willen zien en met onze bevuilde oren Zijn Vaderstem willen horen, zodat wij thuis tegen alle mensen kunnen zeggen: 'Wij hebben God gezien en gesproken en hebben uit Zijn eigen mond Zijn wil vernomen, volgens welke alle mensen moeten handelen en leven!' -Zeg ons, grote meester en overste van dit vanouds bekende wonderinstituut, waar Hij Zich nu bevindt, misschien zelfs vlak bij ons, Hij, wiens naam geen menselijke tong noch de tongen van alle engelen uit kunnen spreken!'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] De spreker zei: 'O Heer en Meester! U bent werkelijk eindeloos goed en wijs, en bent bij al Uw goddelijke heerlijkheid onuitsprekelijk zachtmoedig, vol deemoed en minzaam, en vervuld van het hoogste en grootste geduld! En dat sterkt ons des te meer in ons geloof, dat U werkelijk Degene bent die ons door de mond van de profeten door Jehova beloofd werd, en dat Hij een echt Godsrijk op deze aarde zal vestigen, en hoe Hij dat zal doen. En omdat wij dat nu zonder enige twijfel geloven, geloven en verwachten wij ook dat U zo genadig bent om onze dode kinderen weer levend terug te geven, die wij voortaan zeker wijzer zullen opvoeden dan tot nu toe het geval was!'
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Ja, dat zal Ik voor jullie doen -maar luister eerst goed naar wat Ik jullie nu zal zeggen! Als jullie dode kinderen levend aan jullie teruggegeven worden, baar dan geen opzien, noch hier noch op de terugreis noch thuis, en maak Mij en ook de Essenen niet verder bekend! Want van nu af aan zullen er geen doden meer opgewekt worden tot het aardse leven wat het vlees betreft, maar wel veel geestelijk dode zielen tot het eeuwige leven, waarvoor de mensen geschapen zijn. Van deze laatste daad in deze plaats moet, behalve Mijn leerlingen, jullie en enkele andere getuigen, niemand iets te horen krijgen! Want Ik wil niet dat dergelijke dingen hier ooit weer plaats vinden.
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Bezoek thuis ook geen afgodentempel meer, en als men jullie ter verantwoording zal roepen, zeg dan dat jullie nu de ene, enig ware en levende God gezocht en ook gevonden hebben, die jullie getrouw, openlijk, duidelijk en levend getoond heeft wat jullie moeten doen! Als men jullie daarna met rust zal laten, blijf dan, maar als men jullie zal dwingen, trek dan verder! Want Degene die jullie hier helpt, kan jullie ook altijd en overal helpen, als jullie in Zijn naam geloven en Hem volkomen vertrouwen! Als jullie dat begrepen hebben, kunnen jullie deze herberg nu weer verlaten!'
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Breng Mij dus deze offers, dan zullen jullie je voortdurend in Mijn liefde en genade kunnen verheugen! En wat jullie in liefde voor de armen in mijn naam zullen doen, zal door Mij steeds beschouwd worden alsof jullie dat voor Mijzelf gedaan hebben, en daardoor zullen jullie voor jezelf voor eeuwig grote schatten in Mijn hemelen verzamelen. Dat zijn de offers die Ik van jullie verlang.'
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] De spreker zei: 'O Heer en Meester, deze offers zullen wij U altijd brengen, en alles heel gewetensvol opvolgen! Moeten wij de ijzeren doodskisten hier laten of moeten wij die ook weer meenemen?'
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Ik zei: 'Dat was een dwaze vraag! Als jullie je levend geworden kinderen weer hebben, waar hebben jullie die doodskisten dan verder nog voor nodig? Als jullie mensen zouden ontmoeten en die zouden de lege kisten zien, zouden die als eersten verraden wat jullie hier ten deel is gevallen en dat is nu juist wat Ik jullie nadrukkelijk ontraden heb. Daarom is het vanzelfsprekend wat er met die overbodige doodskisten moet gebeuren. De broeders Essenen zullen die in hun smederijen tot ploegscharen en spaden laten omsmeden en ze voor betere doeleinden gebruiken. -Nu weten jullie alles wat jullie te doen staat; verlaat dus met opgelucht hart deze herberg!'
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Dat deze daad meer dan groot opzien baarde bij de betrokkenen is vanzelfsprekend en dat hoeft niet verder beschreven te worden. Al deze vaders en ook enkele moeders dankten Mij in hun hart en namen een versterking in een herberg, die ongeveer een half uur gaans buiten Essea langs de weg naar Egypte lag, om in de plaats zelf geen opzien te baren, en reisden vroeg in de ochtend weer naar huis.
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566  ...