15542 resultaten - Pagina 556 van 1037
... 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 ...
[14] O vader der vaderen, zie, het is geen geringe zaak die mij noopt mij tot jou te wenden en je om de zegen over mijn legerstede te verzoeken! Want er is niets in de wereld, dat niet uit het leven zou zijn en weer terugvoerend naar het leven ons de weg van het heil toont door het oneindige erbarmen van de eeuwige liefde en de onmetelijke genade. Maar de mensen moeten niet verzuimen om alles wat uit de liefde van God komt, vooraf te zegenen: de droomgezichten, de nacht, de legerstede, de rust en alles in haar en met haar. Dan zullen de droombeelden van de slaap aan de reine mens getrouw de werken van de liefde in de geest tonen en het zal voor hem gemakkelijk worden zichzelf te doorgronden; maar diegene die geen acht op de droomgezichten slaat en de zegen van zijn legerstede en daardoor de rust niet eerbiedigt, die lijkt op een blinde en dove en de liefde en het leven zullen zwijgend aan hem voorbij trekken.Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En toen Adam dit oprechte gebed had beëindigd, zie, toen wendde hij zich tot de nog zachtjes biddende Henoch en zei: "Henoch, kijk, ik heb nu hardop voor God en voor jou gebeden en ik heb een grote kracht verkregen, zodat ik in staat zal zijn jullie allen waardig en doeltreffend te zegenen; dus valt mijn eerste zegen op jou! - En daar je nu gezegend bent, sta op en zeg ook jouw gebed hardop voor God en voor mij, opdat wij, ik en jouw moeder, naar waarde geschat en met bijzondere vroomheid door jouw zachte morgenrood in je met liefde vervulde hart gesticht mogen worden. Jij hebt mijn gebed gehoord, waarin ik mijn menselijke en vaderlijke hartewens uit de innerlijke diepte van mijn hart getrouw bij de Heer naar voren bracht; maar aangezien jij niet als een vader kunt bidden, maar als een zoon, laat daarom de stem van de kinderlijke liefde van je hart luid opklinken! Amen."
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] O Gij mijn goede, heilige Vader, maak mijn nauwe borst wijder, opdat ik U met volle teugen kan beminnen; want alles wat mijn oog nu ziet, is te mooi en te overweldigend! Hoe heerlijk rijzen de toppen van de hoge ceders omhoog in de vrije, flauw schemerende, zacht bewegende lucht en bewegen hun takken en twijgen alsof zij de sterren lieflijk toewenkten! Dan komt er weer een ademtocht van U: zij bemerken Uw heilige nabijheid en buigen terstond hun omhoog geheven hoofden naar de aarde. Maar spoedig verheffen zij zich opnieuw, aangetrokken door de grote, meest heilige macht van Uw liefde en jubelen ruisend in de vrije hoogte U een onnaspeurbaar, diepzinnig lof toe. 0, hoe groot en verheven moet die loftuiting zijn, dat ik niet eens in staat ben te vermoeden wat voor een heilig offer door Uw geschapen natuur aan U, de verheven Schepper, gebracht wordt! Niet aflatend loven U de aarde, het gras, de planten, struiken, bomen en al die mooie sterren; alleen de mens kan te midden van zulke heilige offers slapen!
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En al spoedig verlieten beiden de woning en repten zich naar de kleine, ronde heuvel en bestegen deze meteen; want die was slechts tien manshoogten boven de plaats waar Adam's woonstede stond en was rondom vrij van bomen en de kruinen van de ceders reikten slechts tot aan de voet van deze boomloze heuvel, waarheen een weliswaar smalle, maar overigens goed begaanbare weg liep.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Toen Adam zijn lof had gezongen en zag dat Henoch zeer verheugd was, gingen zijn gedachten naar hem uit en hij spoorde hem aan ter gelegenheid van de zonsopgang te spreken, zoals hij reeds eerder op de morgen meteen na het ochtendgebed bedongen had.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Het hart verheugt zich weliswaar door middel van het oog over de zachte straal van de morgenzon en heel het leger der dieren bejubeld luid de toegenegen moeder van de dag, en de kelken van de bloemen openen zich om de eerste milde stralengift van de heldere morgenzegen der mooie zon gretig op te zuigen, en de verre golfjes van de zee huppelen opgewekt als jonge kinderen en trekken net als deze het wijde lichtgewaad aan van hun stralenmoeder, - ja, dat is louter mooi bedachte beeldspraak. Maar als ik bedenk, dat om al dit moois te ondervinden, er toch steeds een mens bij hoort, wiens hart dan pas tot zulke beeldspraak in staat is als hij getrouw zijn gemoedsrust ontleend heeft aan Gods liefde, dan is er daarna de troostrijke gedachte dat er een ware ordening bestaat krachtens welke al deze ochtend - en andere scènes zo goed als niets zouden betekenen als ze niet gezien noch ondergaan, noch gevoeld en bijgevolg naar hun uiterlijk niet begrepen zouden worden door een mens met een levende ziel, waarin een eeuwige geest van liefde uit God woont.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Daar wij dat heel goed weten, hoe komt het dan dat wij geregeld een lofzang aanheffen als de zon overeenkomstig Gods wil omhoog gedreven wordt om op de bepaalde tijd te verschijnen, - en als wij dan onze vrije geest gadeslaan zijn wij nagenoeg helemaal niet verbaasd, als wij daarin een licht ontwaren dat nooit ondergaand met een heel wonderbaarlijke vrijheid naar alle kanten straalt, met een steeds gelijk vermogen tot liefde en kracht in de eindeloze gebieden van genade en alle liefde van de eeuwige, heilige Vader?!
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Jij spreekt echter zonder schroom vanuit de macht van jouw grote liefde tot God en je deelt uit het grote vat uit en zodoende heb je geen verantwoordelijkheid; want door jouw liefde wordt iedere schuld verantwoord en zodoende ook de mijne. En ik kan je niets anders zeggen dan dat je zeker een man naar Gods hart bent; want als jij spreekt, dan beeft mijn hart als dat van een kind in de duistere stormnacht en als jij bidt, dan weent mijn hele lichaam.
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En dus stonden beiden op, keerden de morgen de rug toe en daalden de berg af, aan de voet waarvan Seth reeds vol verlangen op hen wachtte. En toen zij daar aankwamen, wierp Seth zich voor Adam neer; deze gaf hem de ochtendzegen en beduidde hem van de grond op te staan en hen naar de woning te begeleiden.
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En zie, zij namen plaats en deden in stilte wat Adam hen had aangeraden; en meteen nadat het ochtendmaal gebruikt was, stond Adam op, sloeg geroerd zijn ogen naar Mij op en in zijn hart dankte hij Mij, en Eva met Henoch aan haar zijde, deden hetzelfde.
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] O Henoch, spreek en leg maar steeds uit, opdat ons onbuigzaam geworden hout en onze loten naar de woorden van Kenan spoedig zegenrijke vruchten van het eeuwige, onvergankelijke leven zullen mogen dragen! Amen."
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Toen zij na korte tijd daar aankwamen, gingen Adam en Henoch meteen naar binnen, waar moeder Eva hen reeds bezorgd opwachtte. Maar Seth haastte zich onmiddellijk naar zijn woning en gaf zijn vrouw te kennen het klaargemaakte ochtendmaal vlug naar de woning van Adam te brengen, - hij en Enos, Kenan, Mahalaleël en de zeer verheugde Jared loofden eerst Mijn naam en begaven zich vervolgens vol eerbied naar Adam's woning om hem de verschuldigde morgengroet te brengen en hun (20 jan.1841) dank voor de zegen te betuigen. Toen zij daarop vol eerbied Adams woonstede betraden en aan hun verplichtingen wilden voldoen, gebood Adam hen een tijdje te wachten, totdat Henoch het gebed voor het ontbijt, waarmee hij juist wilde beginnen, zou hebben beëindigd. En toen ze deze wens vernomen hadden, zwegen zij, traden iets terug en terwijl zij hun ogen, oren en hart op de woorden uit de mond van Henoch gevestigd hadden, begon deze getrouw het volgende kleine gebed tot Mij te richten. Hij zei:
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Henoch stond uit eerbied meteen op en zei: "O vaderen, luister dan! De sterren volgen hun loop en schitteren nu eens meer, dan weer minder en ook de winden waaien dan weer vanuit de ene en dan weer vanuit een andere hoek en volgen ruisend hun weg naar de verten en dragen dikwijls lichte wolkjes, vaak hele massa's op hun wiekende vleugels voort, en zo valt de dauwen de regen, en het gras wiegt zachtjes en de bomen zwiepen met trillend loof, en wij weten daarvan niet de oorzaak en zouden ons hoofd daarover willen breken; maar als tenslotte de oogst komt, dan zeggen wij: 'De Heer heeft Zijn elementen wijs geleid, want de oogst is zo goed uitgevallen!' en wij bekommeren ons er dan weinig meer over waarheen de winden de wolken gedragen hebben.
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Als het trage verstand van de mens moeizaam alle sterren telt, al twijfelend en moeizaam de paden van de winden naspeurt, naar het trekken van de wolken staat te kijken, de slapende nevelen in de dalen wil opschrikken uit hun zegenrijke rust, de dauwdruppels gewichtig doende onderzoekt en het gras, de planten, de struiken en alle bomen haast dwaas en onzinnig zou vragen hoe zij mogelijk gedurende de nacht gerust hebben, om eindelijk na al deze zinloze inlichtingen een evenzo onbelangrijk oordeel te vellen, waaruit men dan aangaande de komende oogst desnoods al radend en met halve zekerheid meent te moeten concluderen of deze goed, middelmatig of slecht uit zal vallen, en waarbij dit alles bovendien altijd nog berust op een langdurig overleg, - dan is immers een dergelijke uitleg van Henoch puur uit de hemel afkomstig en zij ontslaat ons van al die verder geheel zin - en waardeloze waarnemingen, waaraan naar mijn inzicht nu evenveel waarde gehecht kan worden als aan de tijd die honderd jaar geleden reeds zonder een spoor achter te laten is verstreken.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En Seth stond op en zei, terwijl hij zich naar Henoch wendde: "O mijn geliefde, al te deemoedige, bescheiden Henoch, weet je dan niet dat je allang het mooie middelpunt van onze liefde geworden bent? Kijk, kijk, je zou zeker voor jezelf een zitplaats in mijn hoofd kunnen maken; want in onze harten heb je dat reeds lang gedaan, - en het hoofd is niet voortreffelijker dan het hart!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)