Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 57 van 1490

...  45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70  ...
[14] De Joden, jullie geloofsgenoten, kennen jullie beslist niet zo goed als wij Grieken, en als ze jullie al kennen, dan mogen ze toch niets zeggen. Maar wij kennen jullie en mogen spreken; vooral bij deze gunstige gelegenheid zeggen wij jullie dan ook precies wat wij van jullie vinden!
Hoofdstuk 179: Jesaïra. De rekening van de oude man. (10.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ga nu maar gauw naar huis, anders gaat het nog Griekse vuisten regenen! Wij zullen hier wel waken; waag het maar niet hoe dan ook aan deze mens te komen, anders staat je van ons iets te wachten!
Hoofdstuk 179: Jesaïra. De rekening van de oude man. (10.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Na deze ondubbelzinnige opmerking van het volk, dat voor meer dan de helft uit Grieken bestond die hier woonachtig waren, verdwijnen de Farizeeën zo snel mogelijk, en het volk juicht over deze overwinning, en ook over het feit dat het deze dagdieven, zoals het de Farizeeën meestal noemde, nu eens de naakte waarheid onder hun snuffelneuzen had kunnen wrijven.
Hoofdstuk 179: Jesaïra. De rekening van de oude man. (10.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Deze plaats was overigens beroemd omdat al haar inwoners zo scherpzinnig waren. Je moest wel van goeden huize komen om het met hen, speciaal met de Grieken, op te kunnen nemen; en daarom wisten de hier wonende Farizeeën heel goed, dat het met dit volk slecht redetwisten was. Ze gaven dan ook ditmaal weinig weerwoord en gingen naar huis. Maar thuis pijnigden ze hun hersens des te meer af over de vraag, hoe ze Mij hier verdacht konden maken, of helemaal in het verderf konden storten.
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Een van hen, niet zo'n heel slechte, zei tenslotte toen het overleg hem te lang had geduurd: 'Broeders, je hoeft je aan mij niet te storen, maar ik vind dat we nu moeten gaan slapen, zodat morgen ons hoofd en ons hart weer fit is! Wat hebben we aan al dat tobben en denken?! Morgen komt er weer een dag. Laten we afwachten wat die zal brengen, dan zullen we met de hulp van Jehova helderder zien hoe het met deze vreemde persoon gesteld is. Er is niet de geringste twijfel over dat er iets buitengewoons aan hem is; want de genezing van de bezetene aan de oever, zo maar vanuit het schip, zonder hem zelfs maar aan te raken, is een gebeurtenis die bij mijn weten nog nooit eerder plaats vond!
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Na deze woorden van de niet zo slechte Farizeeër, die nog jong en levenslustig was en die zich daarom niet zoveel liet gelegen liggen aan de oude geldwolven, gingen alle Farizeeën en schriftgeleerden slapen, maar gaven nog wel een van hun dienaren opdracht om wacht te houden zodat ze zich de volgende ochtend niet zouden verslapen en daardoor de eerste handelingen van de tovenaar zouden missen.
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Maar de iets betere Farizeeër ging, nadat alle anderen inclusief de man die de wacht moest houden, al vast sliepen, naar buiten en overlegde bij zichzelf hoe hij de slechte plannen van de ouderen kon verijdelen. Hij dacht: 'Kon ik deze wonderdoener maar bereiken, dan zou ik hem wel goed kunnen adviseren op welke manier hij, ongehinderd door mijn collega's, zijn genezingen kan uitvoeren! Maar hoe kom ik bij hem? Het opgewonden volk omringt het huis, en zoals ik zie worden er al zieken heengeleid en gedragen; dat zal morgen een groot gedrang zijn waar niet doorheen te komen is. Maar ik weet wat ik doe! Ik ga nu naar het volk en zeg hen zonder omwegen wat ik ervan denk, en laat hen zien dat ik zelf een vijand ben van die oude geldijveraars en de wonderdoener iets duidelijk moet maken, omdat hij anders zijn genezingen nauwelijks -uit kan voeren. Als het volk het mij toe wil staan, dan is het goed, en als het mij dat niet toe wil staan, nu, -dan heb ik voor mijn gevoel toch gedaan wat ik doen kon.'
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Want al deze ambten worden al sinds lang door de tempel voor de duur van het leven verkocht of verpacht; in deze plaats zijn wij slechts pachters en ik ben zelfs een onderpachter .
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] De jonge Farizeeër antwoordt: 'Daar ben ik niet bang voor, en als ik honderd levens had, dan stond ik met al die levens in voor de waarheld dat ik het totaal eerlijk meen! Luister dus: Je weet nu dus, dat het de Farizeeën eigenlijk nergens anders om gaat dan om hun gepachte inkomen. Ga dus morgen naar ze toe en spreek met hen een bepaald bedrag af voor het feit, dat morgenochtend de hier aanwezige wonderdokter de zieken van deze plaats zonder enige moeilijkheid genezen mag, en de oude geldhandelaars zullen jullie zonder enig bezwaar toestemming geven; en willen of kunnen jullie hen het geld niet di rekt geven, beloof hun dat toch en dan lukt het ook!
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Alleen zou ik de wonderdokter wel willen adviseren, dat hij in de eerste plaats na het genezen van de zieken deze plaats beter direct kan verlaten, omdat anders de naar geld dorstende Farizeeën zich mogelijk door jullie meteen voor nog meer concessies zouden willen laten betalen, maar In de tweede plaats wil ik er voor waarschuwen, dat hij zich niet, wat die wonderdokters gewoonlijk doen, als profeet op moet werpen en het volk ook geestelijk gaan bewerken; daar ben ik niet op tegen, maar de ouden zijn op dit punt juist vanwege jullie Grieken erg onverdraagzaam.
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De drie Grieken zeggen nu: 'Die raad van jou is niet zo slecht gemeend; maar toch bevalt hij ons niet helemaal! Hoe lang moet die gruwelijke heerschappij van deze volksbedriegers nog duren?! Hoewel we met hen niets meer te maken hebben, zijn we ze toch zat geworden; ze bespotten ons voortdurend, ze belasteren ons in hun scholen en vervloeken ons bij iedere gelegenheid, Hoe lang moeten we ons dat nog laten welgevallen? Bovendien zijn ze ook nog burgerlijk rechter, en als we een uitspraak van het gerecht willen hebben dan moeten we het altijd duur betalen. Wel, dat is voor ons een heel slechte zaak, en daarom vinden wij dat hier morgen voor altijd een eind aan die heerschappij gemaakt moet worden; want alle hier wonende Joden gaan morgen naar onze kant over, en de Farizeeën zullen, daar ze voor ons totaalonbruikbaar zijn geworden, eruit gegooid worden, behalve jij, als je bij ons wilt blijven! -Weet je, dat is ons plan, en dat is al zover uitgevoerd dat er zich onder de burgers van dit plaatsje nu geen echte Joden meer bevinden! Wat vind je van dit plan?'
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Bij deze woorden krimpen de ouden in elkaar en beseffen ze pas in welk gevaar ze zich bevonden hebben, en ze prijzen hun jonge collega uitermate, dat hij als een engel Gods over hen heeft gewaakt.
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De jonge barstte natuurlijk haast in lachen uit; maar hij vermande zich en onderdrukte met geweld, wat hij luidkeels had willen doen. Hij gaf de wacht met zijn voet een lichte schop en commandeerde deze om direkt te verdwijnen, daar hij toch nutteloos was. De wacht ging ook meteen; want het leek wel of hij de jonge begreep.
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De oude zegt: 'Ik ben weliswaar een Griek, dus volgens jullie mening een heiden die aan veel goden gelooft; maar in wezen ben ik net zomin een heiden als jij en ik geloof alleen aan één allerhoogst goddelijk wezen! Maar deze wonderdokter zou me er heel makkelijk toe kunnen brengen om aan al die vele goden te geloven; want als hij niet op z'n minst een halfgod is, dan ben ik geen mens meer!'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik zeg: 'Ik weet nog veel meer over jou en je hele familie, maar dat is hier niet belangrijk; maar dat je deze nacht over Mij gewaakt en veel gewaagd hebt, dat is erg belangrijk voor Mij, en die opoffering zal voor jou niet onbeloond blijven! Kom!'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70  ...