Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 562 van 1110

...  550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575  ...
[23] Ik ben met Mijn leerlingen heel rustig naar jullie toegekomen en heb niemand van jullie met ook maar één enkel woord of door een gelaatsuitdrukking lastig willen vallen, hoewel Ik al van enige afstand hoorde wat voor laaghartige praatjes jullie met elkaar over Mij hadden; derhalve zou Ik het recht hebben gehad om jullie ter verantwoording te roepen over wie jullie hier in den vreemde het recht heeft gegeven om opmerkingen over Mij te maken, die Mij noch een van Mijn leerlingen konden bevallen. En dus zeg Ik jullie nu nog één keer dat Ik de Heer ben en de macht heb om deze stad binnen te gaan en Mij daarin niet door jullie te laten hinderen; als dat echter niet genoeg is voor jullie en jullie bij je voornemen willen blijven, zal Ik daar wel met goed gevolg tegen op weten te treden!'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De waard zei: 'Mijn beste vrienden, brood heb ik wel, evenals gerookt varkens en schapenvlees, en ook melk heb ik nog in voorraad -maar gevogelte, vis en wijn zijn in deze stad maar zelden te krijgen en heel dure zaken op de tafel van reizigers; want van hier naar het diepe Jordaandal is het ten eerste heel ver en de weinige voetpaden van hier daar naartoe zijn uiterst moeilijk begaanbaar, en daarom zijn wij niet in staat om uit de gezegende westelijke landstreken iets goedkoops en eetbaars te halen. Onze grond is, zoals jullie onderweg zelf opgemerkt zullen hebben, maar heel weinig vruchtbaar door gebrek aan aarde en water. Onze stadsbronnen die nog water bevatten zijn waterkelders, en hier ver vandaan is een bron. Voor men in het gebied van de bronnen van de Arnon komt, treft men niet gauw ergens een bron aan, en die liggen hier nog ver vandaan. Ik zal jullie daarom brood en melk voorzetten.'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] De waard deed wat Ik wenste, bracht een grote stenen kruik vol fris water uit de waterput en zette een paar gerstebroden voor ons op tafel, terwijl hij zei: 'Dit is de enige graansoort die hier nog tamelijk rijkelijk groeit, maar met tarwe lukt het hier heel moeilijk. Want hoe vroeg men die in de winter ook zaait, in het daarop volgende voorjaar verdort hij nog voor hij rijp wordt. Daarom moeten wij de tarwe voor ons eigen gebruik uit Damascus halen, welke stad hier ver vandaan ligt, of wij moeten de tarwe helemaal uit Babylonië halen, dat hier nog verder vandaan ligt dan Damascus. Maar gerst hebben wij zelf genoeg, en naast melk en vlees is dat het voornaamste bestanddeel van onze voeding. Daarom moeten jullie genoegen nemen met hetgeen ik jullie kan aanbieden!'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De waard deed dat in de veronderstelling dat hij zijn water eerst moest drinken om ons aan te moedigen, opdat wij het ook durfden te drinken. Hij schonk zijn eigen beker dus eerst vol en begon te drinken; maar na de eerste slok zette hij hem verrast neer en zei vol verbazing: 'Maar wat is dat dan, mijn beste heren gasten? Ik heb jullie toch alleen maar water gebracht, en nu ik het proefde is het zonder twijfel uitstekende wijn, zoals ik die slechts één keer op het eiland Cyprus heb gedronken.'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Enigszins verlegen zei de waard: 'Mijne heren, geloof het of niet - maar ik spreek eerlijk de waarheid als ik zeg: uit de waterkelder van mijn huis! Deze heren gasten vroegen om water in plaats van melk, ik heb het uit mijn waterkelder gehaald en met mijn eigen handen op tafel gezet, en niemand heeft de kruik aangeraakt voordat ik mijn beker uit deze kruik volgeschonken had; toen ik echter de beker aan mijn mond zette, was de inhoud ervan geen water, maar, zoals jullie zelf geproefd hebben, de allerbeste en duurste Cypruswijn. Jullie weten dat ik niet in wonderen geloof maar dit beschouw ik als een volmaakt wonder!'
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] De opperstadsrechter zei: 'Wend je tot de Heer, die jullie eerst zo afschuwelijk belasterd hebben; want het is alleen aan Hem om jullie van deze plaag te bevrijden!'
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik zei: 'Welnu, vergelden dan ook jullie nooit kwaad met kwaad; dan zullen degenen voor de stadspoort bevrijd zijn van hun kwelling!'
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Bovendien hebt U nog buitengewone wonderen gedaan en daardoor het volk zonder enige moeite geheel en al van ons afgekeerd en onze inkomsten in die tweeënhalf jaar over het geheel met meer dan tweeduizend pond goud verminderd. En ook hebt U het volk doen geloven dat U de Zoon van de ene levende God bent, waardoor U tot onze grote ergernis de oude wet van Mozes een zware slag hebt toegebracht, omdat er staat: 'Ik alleen ben jullie God en jullie Heer, in wie jullie moeten geloven, op wie jullie moeten bouwen en vertrouwen. Buiten Mij is er geen God; daarom moeten jullie ook geen andere goden naast Mij hebben!'
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Daar komt nog bij dat David over de komst van de Messias heel anders heeft gesproken dan Uw komst heeft plaats gevonden, aangezien hij zei: 'Maak de deuren wijd en de poorten hoog, opdat de Koning der ere bij jullie binnentrekt! Wie is die Koning? Het is Jehova Zebaoth!'
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Neem van Mij aan dat wie in Mij gelooft, volgens Mijn leer leeft en handelt en Mij boven alles liefheeft en zijn medemens als zichzelf, reeds in dit leven het eeuwige leven zal ontvangen en nooit meer zal sterven, al zou hij ook -als het mogelijk zou zijn -wat zijn lichaam betreft honderd keer sterven; want evenals Ik voortdurend uit eigen macht en kracht zal leven, al wordt dit aardse lichaam Mij ook afgenomen, zal zijn ziel met Mijn geest in haar voortdurend leven, meer dan zalig zijn en met Mij in eeuwigheid heersen!'
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De waard kwam onmiddellijk vol blijdschap weer naar ons terug en zei: 'Mijn beste heren gasten, een derde wonder! jullie weten hoe moeilijk er in deze streek vis te krijgen is, en kijk, de grote tafel in de provisiekamer waar wij het voedsel op klaarmaken ligt zo vol met heel verse, maar reeds schoongemaakte, edele vissen, dat wij daar voor drie dagen allemaal meer dan genoeg aan hebben; ze hoeven alleen maar toebereid te worden - waar ik al opdracht toe heb gegeven -en dan zullen wij verzadigd worden met een zeer zeldzame spijs.'
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Ik zei: 'Blijf bij dat geloof en laatje in je innerlijk door niemand misleiden; want door dat geloof in Mij zullen jullie gerechtvaardigd voor Mij staan en zal Ik jullie het eeuwige leven geven en jullie op de jongste dag opwekken!'
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De gezindheid die Augustus had, had ook zijn opvolger onder wie ik geboren en opgevoed ben, en omdat ik zo afwijzend stond tegenover de goden, wat de keizer welgevallig was, heb ik reeds in mijn jonge jaren zo'n vooraanstaande positie als ik nu bekleed, verkregen, terwijl ik nog niet eens dertig jaar ben.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Toen ik met zulke geloofsbeginselen naar de Joden kwam en hen zag bidden en boete doen, kreeg ik werkelijk medelijden met hen omdat ze zo kortzichtig waren; er moest wel net als onder de heidenen allerlei bijgeloof in hen schuilen, dat hun gemoed misschien enigszins gelukkig maakte maar daarentegen meestal buitengewoon sterk verwoestte. En degenen die hun dat bijgeloof bijbrengen zullen, evenals bij alle andere volkeren, zeker de gezamenlijke priesters zijn, die zich door de mensen goed laten bedienen en voeden voor het door hen bedachte bedrog, zich niet in het minst bekommeren om een heil van de mensen, dat ergens anders vandaan komt, en daarbij denken: ' Als de dood jullie eenmaal heeft gehaald, dan hebben jullie samen met ons voor eeuwig genoeg van alles!'
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Daar wilde ik echter geen genoegen mee nemen, en ik verschafte mijzelf de boeken van de Joden, las ze met grote aandacht door, en ik moet eerlijk bekennen dat ze mij te geheimzinnig en onbegrijpelijk voorkwamen. Het beste eraan was nog dat daarin van slechts één God sprake is, die zeer goed en rechtvaardig is; maar verschillende dreigementen met aan gene zijde te verwachten eeuwige straffen ontbreken daar evenmin als in de oeroude mythenleer van de Egyptenaren, Grieken en Romeinen. Ik legde de boeken dus aan de kant en zei: jullie zijn evenzeer een werk van zwakke mensen van deze aarde als onze afgoden, goden en de vele boeken over hen, waarvan de grote bibliotheek in Alexandrië er heel veel bezit.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575  ...