15542 resultaten - Pagina 563 van 1037
... 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 ...
[23] Laten wij daarom van onze eeuwig heilige, meest liefdevolle Vader Zelf leren hoe Hij al Zijn levende wezens leidt: de vogels in de lucht, groot en klein, zijn niet gekluisterd aan de morgen, noch aan de avond, noch aan de middag en middernacht; de dieren in de wouden zwerven daarin naar alle richtingen; zelfs de vissen in het water en het kruipende gedierte hebben geen muren opgetrokken om hun bewegingen te belemmeren en om tussen te wonen.Hoofdstuk 81: De patriarchen bij de kinderen van de avond - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Vandaar dat hij ook nooit treurig was en niemand iets verweet als hem iets onaangenaams overkwam. Want voortdurend rustte zijn oog op Mijn hart en zodoende bespeurde hij in de verborgen leiding van Mijn liefde zeer goed hoe deze door ieder, nog zo vreemd schijnend middel de kinderen altijd zo volmaakt wist te leiden als voor het verkrijgen van het eeuwige leven het beste was. Ja, hij ging in zijn liefde voor Mij zo ver, dat hij er zelfs op rekende en met de grootste zekerheid vaststelde, hoe, wanneer, waar en waartoe iets te voorschijn zou komen en met welke afloop. En zodoende was hij in zekere zin ook de eerste profeet op aarde en grondvester van de tot aan Mijn nederdaling als mens in stand gehouden zogenaamde profetenscholen, die alleen maar daaruit bestonden dat hun leerlingen nagenoeg reeds vanaf hun geboorte in Mijn liefde werden opgevoed. De wereld werd aan hen afgeschilderd als een vaste grond voor Mijn liefde, als een schoolgebouw, waarin alle mensen uit eigen beweging door een korte afzondering van Mij in hun innerlijke leven een groot verlangen naar Mij moeten krijgen. De bekoring van de buitenwereld is er slechts vanwege de verzoeking, opdat de mensen zich uit zichzelf op Mijn liefde zullen richten. En zodra iemand geen genoegen meer aan de wereld zal beleven, maar slechts aan het steeds groeiende verlangen naar Mij, dan zullen terstond zijn innerlijk oog en oor ontsloten worden en hij zal, hoewel nog in zijn sterfelijke en evenzeer tot verleiding verlokkende lichaam, dadelijk weer de heilige Vader horen en nu en dan te zien krijgen.
Hoofdstuk 80: De gulden regel van de profetenscholen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Vervolgens snelden die twee naar de kinderen van de avond en verkondigden daar met luide stem de aanwezigheid van de met ongeduld op hen wachtende aartsvader Adam aan de grens van het gebied van de avond. Toen de kinderen dat gehoord hadden, verzamelden zij zich meteen, namen allerlei vruchten en andere etenswaren met zich mee en haastten zich toen vol eerbied met Henoch en Asmahaël naar de aartsvader Adam. Toen een groot aantal van hen in de nabijheid van Adam aankwam, vielen zij op de grond. Zij durfden niet eerder op te staan, dan nadat Adam door Kenan hen herhaalde malen te verstaan had gegeven dat zij zich nu eindelijk uit hun overdreven eerbiedige houding voor de vaderen zouden verheffen en Adam's zegen ontvangen ter rechtvaardiging van hun aanwezigheid, om daarna met wijd open oren het heilige woord van de uitnodiging tot het offer - en brandfeest op de heilige sabbat van de volgende morgen te vernemen.
Hoofdstuk 81: De patriarchen bij de kinderen van de avond - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] O vader Adam! Zie, het schuilt daarin dat je door je vroegere veel te bange en daardoor te strenge gerechtigheid, die meer uit vrees dan uit liefde voor en tot de Heer voortkwam, zo'n onderscheid tussen de kinderen gemaakt hebt. Je hebt de een verwezen naar de morgen, waar zij overgelukkig zijn, en je hebt de andere veroordeeld tot de middag, opdat zij zich steeds de mindere zouden voelen ten opzichte van de lievelingen van de morgen. Je hebt deze kinderen tot de avond veroordeeld, omdat zij je voorkwamen als zijnde traag van geest, omdat zij zich 's morgens dikwijls door slaap lieten overmannen, en tenslotte heb je de laatsten heel hard veroordeeld tot de middernacht, omdat zij het in menig gebruik niet met je eens waren.
Hoofdstuk 81: De patriarchen bij de kinderen van de avond - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] De Heer heeft ons zelfs geen gebod gegeven de kinderen van Kaïn te vervloeken; waarom doen wij dat dan onze kinderen, broeders en zusters aan en verbannen hen naar omgevingen waar zij onvrij zijn en stenen worden?!
Hoofdstuk 81: De patriarchen bij de kinderen van de avond - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Vol hoogachting en liefde zei Henoch: "0 waardige vader Seth! Heeft een kind wel het recht zich tegen de vermaning van een vader te verzetten?! Je hebt mij weliswaar het woord van God verweten, dat ik heb moeten uitspreken; maar als je namens de Heer met mij spreekt, kan en mag ik vrijuit tot je spreken en je vragen en antwoorden! Als je echter als vader op de toon van een leraar met mij spreekt, zie, dan is het mijn kinderlijke plicht je onvoorwaardelijk te gehoorzamen, te zwijgen en me in mijn eigen hart onmiddellijk met de liefde van Jehova te verenigen. Kijk vol verwachting, maar zonder vrees naar de spreker die door het dier wordt gedragen; want het is nu de wil van de Heer, dat hij voorlopig tegenover jullie mijn plaats zal innemen! Vraag hem, en hij zal je het meest passende antwoord geven in naam van Degene die hem daartoe heeft geroepen!Amen."
Hoofdstuk 82: Seth verwijt Henoch zijn woorden van waarheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] O Seth, o Seth, zie toe dat de Heer niet datgene weer uit je hart wegneemt wat Hij je reeds op zo'n heerlijke wijze gegeven heeft! Laat iedereen een volgende maal eerst naar mijn stem luisteren en diegene die ik ter ondersteuning tot mij roep, laat hem komen en mij helpen! Alleen bij gelegenheden zoals deze, waarbij de Heer zo duidelijk met ons optrekt, is het helemaal niet nodig dat wij elkaar ongevraagd helpen, daar toch de allerbeste mensenhulp in het niet valt bij de ware, onuitsprekelijke hulp van de Heer door Zijn almachtige woord, dat niet is zoals een menselijk woord, maar dat altijd een volbrachte daad is voor alle eeuwigheden der eeuwigheden.
Hoofdstuk 82: Seth verwijt Henoch zijn woorden van waarheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] O vader Seth, zie, het is de wil van de Heer, dat iedereen voortdurend in zijn eigen hart naar het eeuwige leven van zijn ziel en zijn geest zal streven; maar daarbij moet toch niemand zich laten verleiden en van mening zijn dat men in een paar uur ook reeds alles bereikt heeft!
Hoofdstuk 83: Henochs woorden over Seths vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Wat is meer: vrij te zijn in de liefde door de liefde, of onder het harde juk van de gehoorzaamheid te smachten naar de vrijheid van de liefde, die moeilijk te verwerven is en eeuwig zal zijn, terwijl het tevergeefs reikhalzende hart lang zal moeten bloeden onder de harde slagen van de verzoeking?
Hoofdstuk 84: Adam richt wijze woorden tot Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] O Seth, er zullen eens tijden komen, dat onze verre nazaten onder bergen van wetten zullen leven en zij zullen als een gloeiende steen diep in de aarde tevergeefs naar vrijheid smachten! En jullie broeders zullen diegenen die slecht luisteren in stenen holen stoppen en hen van alle vrijheid beroven. Dan zullen er zoveel zonden zijn als het zand in de zee en het gras op aarde!
Hoofdstuk 84: Adam richt wijze woorden tot Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Toen Seth die woorden had gehoord, zag hij meteen de bekrompen dwaasheid van zijn handelen volkomen in, werd weer een vrij mens en loofde en prees Mij uitbundig in zijn weer levende hart en verheugde zich zeer over de woorden van Asmahaël, die nu op verzoek van Henoch dadelijk begon te spreken en wel over het stilzwijgen van de kinderen van de avond. Wat hij zei, sprak hij uit Mij door de geest van Abel in bondige en vloeiende woorden, als een beekje dat rustig over kleine kiezelsteentjes en zandbankjes voort ruist en verder borrelt om zich dan lachend uit te laten stromen in de rivier, die haar lieveling met open armen opneemt om het dan op haar brede schouders naar de zee van rust verder te dragen.
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Maar om je te leren, dat je je, zoals Hij, volledig vrij zult voelen, gaf Hij als Vader uit het diepste van Zijn liefde aan jullie kinderen - ik zou het nooit een gebod willen noemen slechts een zeer wijze, welwillende raad, je aan niets te verbinden en niets aan te raken, dat belemmerend voor je vrijheid zou kunnen worden; maar jullie, in het volste bewustzijn van goddelijke vrijheid en volheid van kracht, wilden geen acht slaan op de raad van je liefhebbende Vader en grepen naar alles wat je nog zeer onbestendige vrijheid en leven wel moest belemmeren. Die daad was in strijd met de eeuwige ordening van de liefde; nu moest de heilige Vader de eindeloze schepping omvormen om je opnieuw in de vrijheid van het leven te stellen.
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Nu zijn jullie in deze zo liefderijke positie als kinderen van de heilige Vaders geplaatst, jullie zijn vrij en vol leven en genade van boven; hoe kunnen jullie dan zo verblind zijn de kinderen van diezelfde heilige Vader zonder enige reden naar de verschillende oorden te verbannen onder de dwang van een duister gebod, dat hen niet tot leven brengt noch vreugde geeft, maar hen naar lichaam en geest doodt?!
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Maar hoe staat het vervolgens met de vaststelling van de ordening krachtens welke ieder wezen de hem gegeven vorm moet behouden en zich niet naar vrije willekeur kan veranderen? De Schepper, onze heilige God en Vader, heeft het aldus ingesteld dat is en zal voor eeuwig waar zijn! -; maar moet datgene wat bij de schepselen en de kinderen de onveranderlijke vorm bepaalt, bij de Heer niet een door Hemzelf vastgestelde wet zijn, die Hij tot op het laatste oneindig kleine puntje in acht moet nemen, indien door Zijn oneindige liefde de schepselen zodanig zullen blijven als Hij hen uit Zijn eeuwige ordening vastgesteld heeft?
Hoofdstuk 86: De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Wie kan mij nu met zekerheid zeggen, of mijn liefde vrijheid is of wet? Omdat ik liefheb en leef, is zij de vrijheid; maar omdat de liefde mij naar zich toe trekt en mij onuitsprekelijk goed bevalt, is zij een eeuwig richtende wet, waardoor ik, die door de onweerstaanbare aantrekking tot God in mijn hart moet liefhebben, dood, ja voor eeuwig dood ben en het noodzakelijkerwijs ook moet zijn!
Hoofdstuk 86: De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)