Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 566 van 1490

...  554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579  ...
[12] Nu werd er ook een derde knecht speciaal geroepen, die eigenlijk de minste was; maar deze kwam en zei: 'Kijk, heer, hier is uw pond, dat ik in een zweetdoek heb bewaard! Ik was bang voor u, omdat ik wel wist dat u een harde man bent, die neemt wat hij niet ingelegd heeft en oogst, waar hij niet gezaaid heeft.' De heer sprak tot hem: 'Ik oordeel je met je eigen woorden, arglistig mens! Als je wist dat ik een harde man ben en neem waar ik niet heb ingelegd en oogst waar ik niet gezaaid heb, waarom heb je mijn geld dan niet op de bank gezet, zodat het mij ruime winst opgeleverd zou hebben?' Toen verstomde de knecht, omdat hij zich daarvoor niet meer kon verontschuldigen.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Maar de heer zei tegen de andere knechten: 'Neem deze luie knecht zijn pond af en geef het aan degene die tien ponden voor mij heeft verdiend! Hij zal daar het beste mee omgaan!'
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] De derde, geheel luie knecht stelt echter déze tijd voor, waarin de Farizeeën het door God aan hen gegeven pond verbergen in de ware zweetdoek voor de ogen, oren en harten van de arme en bedrogen mensheid en het ook niet in de vorm waarin ze het van God gekregen hebben op de bank van de heidenen willen zetten, zodat het de Heer ruime winst zou opleveren maar op de bank van de nog blinde heidenen zetten ze hun eigen vuilnis, dat ze tot goud uitroepen waarmee zij woeker voor hun lichaam bedrijven.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Na deze woorden van Mij gingen wij het huis van Zacheüs binnen, die ons direct brood en wijn liet brengen en zijn mensen beval hun uiterste best te doen om ons zo goed mogelijk te bedienen.
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Na deze paar woorden van Mij bedankte Zacheüs Mij weer, en hij vroeg Mij om hem raad te geven over wat hij moest doen met zijn oudste zoon, die al zestien jaar was, maar sinds driejaar waanzinnig en bijna van dag tot dag tot grotere razernij verviel. Hij had reeds alle bekende en beste artsen bij zijn Zoon laten komen, en allemaal hadden ze geprobeerd hem te genezen; maar al hun kennis en moeite was niet alleen geheel zonder resultaat gebleven, maar zijn zoon was na iedere behandeling van een arts nog erger geworden dan daarvoor.
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] De Farizeeën en joden van deze tijd zijn dan ook die slechte burgers, die de Heer vijandig gezind zijn en niet willen dat Hij over hen heerst. Daarom zal er met hen ook gebeuren wat Ik jullie in dit beeld heb getoond: omdat ze niets verdiend hebben zal hun in de eerste plaats ook nog worden afgenomen wat ze nog hadden, en het zal gegeven worden aan degene die nu werkelijk het meeste heeft -en dat zijn nu de heidenen, die tegelijkertijd dat veraf gelegen rijk voorstellen, waarheen de Heer op reis was gegaan om het tot Zijn eigendom te maken. En Hij heeft het al tot Zijn eigendom gemaakt en is nu in Mij naar huis teruggekeerd om afrekening te houden, zoals het beeld jullie dat vanuit velerlei invalshoeken voor ogen heeft gesteld.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen de joden dat van Mij hadden gehoord werden ze boos, en enkelen zeiden onder elkaar: 'De Farizeeën hebben uiteindelijk toch gelijk als ze deze Galileeër vervolgen; want uit zijn woorden komt duidelijk naar voren dat hij de Romeinen, die hem vanwege zijn toverijen voor een god houden, tegen ons op zal zetten, en die zullen ons zeker al onze rechten afnemen en ons helemaal tot hun slaven maken.Als hij degene is die het verloren rijk Gods en zijn gerechtigheid terug zal brengen, en als dat dan moet bestaan uit wat hij ons nu heeft geopenbaard, moet hij zijn Godsrijk en die mooie gerechtigheid daarvan zelfmaar houden! En als hij ermee doorgaat onsjoden een dergelijk Godsrijk en de gerechtigheid daarvan steeds luider te verkondigen, dan zou het wel eens kunnen gebeuren dat de joden hem nog eerder zullen wurgen dan hij de joden met hulp van de Romeinen!'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Toen zeiden de knechten: 'Heer, dat zal in het bijzijn van deze vreemde gasten heel moeilijk gaan; want ten eerste raast hij nu bijna aan één stuk door, en ten tweede stinkt hij erger dan de pest, omdat hij zich voortdurend met zijn ontlasting bevuilt!'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Een knecht, die in huis hoog in aanzien stond, zei: 'O vriend, alleen God kan hem genezen, maar op deze aarde geen mens meer! Als jij ook hém geneest ben je geen mens, maar een God!'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] En zo gebeurde het. Toen de zoon nu gezond en gereinigd aan onze tafel zat, kwamen alle in huis wonende verwanten en bekenden naar onze kamer en waren enorm verbaasd over zo'n snelle genezing van de zoon; en Zacheüs bedankte Mij uitbundig voor deze genezing.
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Maar zo'n bezetenheid wordt toegelaten opdat de mensen, bij wie het geloof in God en in de onsterfelijkheid van de ziel bijna helemaal verdwenen is, toch weer aan geestelijke dingen beginnen te denken en daar ook in gaan geloven. Want ook jullie zijn al zwak geworden in het geloof, en daarom was deze les vóór Mijn komst naar dit huis ook heel noodzakelijk.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Toen die voornemens in jou steeds ernstiger en waarachtiger waren geworden en het je ook duidelijker was geworden dat alleen de almachtige Vader in de hemel jou kon helpen, tóen kwam Ik in deze streek en heb je gehoord wat Ik aan die blinde man heb gedaan.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Bij geheel verdorven en geraffineerd levende mensen, die geen vermaning van Mij meer waard zijn, blijven dergelijke toelatingen om hen te verbeteren natuurlijk achterwege; want die baten niet meer en maken hen nog slechter dan ze al zijn. Maar dit soort mensen verbruikt hun materiële leven aan deze zijde; na dit leven staat hun hun eigen gericht te wachten, en dat is de andere, eeuwige dood.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] (De Heer:) 'Door Mij is in deze wereld echter aan iedereen een bepaalde maat gesteld, zowel wat het goede en ware betreft als het slechte en valse.
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Na deze woorden zegende Ik het hele huis van Zacheüs en begaf Mij met Mijn leerlingen direct op weg.
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579  ...