Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 566 van 728

...  554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579  ...
[16] Allen wenden hun gezicht naar het oosten, ontdekken tegelijkertijd wat Miklosch al ontdekt had en verbazen zich daar geweldig over. De graaf zegt: 'Kijk, ik had zonet toch gelijk. Waren wij enkele honderden passen verder gegaan, dan zouden wij met de neus tegen dit gebouw zijn opgelopen en hadden daar kunnen vragen om binnengelaten te worden. Nu zijn we echter nog steeds hier.' De franciscaan zegt: 'Dat doet er niet toe! Vergeleken bij de eeuwigheid is een paar minuten eerder of later om het even! Maar stil nu, de goede man, die waarschijnlijk in dat paleis woont, is al heel dichtbij. De hoffelijkheid gebiedt dat wij hem tegemoet gaan, daar hij heel zeker voor ons de moeite neemt om hierheen te komen.'
Hoofdstuk 139: Het begint bij de graaf te dagen. Een hooggebergte en een paleis worden zichtbaar. Liefdevolle lessen over de ordening in het hiernamaals - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[23] De vreemdeling zegt: 'Vriend, je vergist je. Een luiaard en een vlijtig iemand komen hier niet samen voor, omdat een luiaard onmogelijk kan willen wat een vlijtig iemand wil. Hier geldt werkelijk: 'Soort zoekt soort', en wat niet bij elkaar past, gaat vanzelf uiteen. Als namelijk het hoogste rechtsprincipe inhoudt, dat eenieder voor zijn broeder hetzelfde moet doen wat hij voor zichzelf ook van zijn broeder kan verlangen, dan is het daardoor al uitgesloten, dat een luilak alles wat voor hem aangenaam is van zijn ijverige broeder verlangt, zonder evenwel van plan te zijn voor die broeder hetzelfde te doen. Dat gaat hier helemaal niet op, omdat hier juist iedere geest er alleen maar naar streeft zijn broeders op alle mogelijke manieren te helpen. Wie echter lui is en niet door deze geest bezield, krijgt spoedig een hekel aan zo'n communisme en zoekt zich een gezelschap, dat volledig met zijn instelling overeenkomt. Hoe het zo'n geïsoleerd gezelschap van luiaards binnen de kortste tijd zal vergaan, zal ieder van jullie zonder veel uitleg wel duidelijk zijn.
Hoofdstuk 139: Het begint bij de graaf te dagen. Een hooggebergte en een paleis worden zichtbaar. Liefdevolle lessen over de ordening in het hiernamaals - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] De vreemdeling zegt: 'Ja, mijn beste Bathianyi, kijk, zo is het hier nu eenmaal. Hier hoeft het iemand niet allemaal in één keer duidelijk te zijn. Zie je dan niet hoe deze omgeving niet in één keer vrij van nevel wil worden? Zo gaat het ook met menig antwoord. Een volledig antwoord maakt de geest traag, omdat hij verder niets meer te vragen heeft. Is echter het antwoord wat duister, dan wordt de geest uitermate ijverig om zich daarin weer meer duidelijkheid te verschaffen. Kijk, over het uiterlijk van Jezus heb je geen verdere bezwaren geopperd. Jouw geest viel na dit duidelijke antwoord meteen weer terug in zijn trage rust en vroeg niet verder, maar de vaagheid van het tweede antwoord wekte hem weer en dwong je toen verder te vragen. En dat is goed! Heb daarom in het vervolg maar geen scrupules over eventueel opkomende twijfels, want op het juiste moment zal alles je duidelijk worden.'
Hoofdstuk 140: Verdere vragen aan de vreemdeling over Jezus. Raadselachtig antwoord - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Jozef gaat nu terug en de Vreemdeling zegt tegen de graaf: 'Luister, die heeft met zijn hart in plaats van met zijn tong gesproken. Hij is ook de onschuldigste van jullie allen en heeft zijn doodstraf op aarde werkelijk niet verdiend. Met deze mens moet Ik wel in het bijzonder rekening houden! Nu zijn wij echter bij de poort; laten wij meteen de vertrekken van dit huis binnengaan!'
Hoofdstuk 144: Heerlijkheid en grootte van het huis. Woont hier Jezus Christus? Vurig verlangen van de zielen naar de Heer. Het juiste vermoeden van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[14] De graaf zegt: 'Beste vrienden, wij staan nu op de drempel van de ingang van een huis, dat op zon, aarde en maan zijn weerga niet kent. Daarmee zal zeker ook de intrede in geheel nieuwe, nog nooit vermoede levensomstandigheden heel nauw verband houden. Omdat echter de intrede in dit wonderbaarlijke huis verstrekkende gevolgen zal hebben, ben ik van mening dat broeder Miklosch zich eerst duidelijk zal moeten uitspreken, want zijn vermoeden kan voor ons van groot belang zijn. Wees daarom zo goed, broeder Miklosch, om ons jouw vermoeden nader te verklaren!'
Hoofdstuk 144: Heerlijkheid en grootte van het huis. Woont hier Jezus Christus? Vurig verlangen van de zielen naar de Heer. Het juiste vermoeden van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] De generaal zegt: 'Ga gerust je gang, geen enkel bezwaar. Want hier heerst de meest volkomen vrijheid!' Daarop begeeft de graaf zich met de hem nog onbekende vriend naar de bovengenoemde groep. Als hij echter met zijn vriend in hun nabijheid komt, valt het hele gezelschap, door grote eerbied bevangen, op het aangezicht en roept: 'Heil zij U, heil zij U, heil zij U, Hoogverhevene!'
Hoofdstuk 145: Intrede in het hemelse huis. Ontmoeting met oude bekenden. Het blinde zoeken van de graaf naar Jezus. Eindelijk gevonden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Kom nu echter vlug met Mij mee naar de anderen, opdat ook zij allen verheven mogen worden tot jouw niveau van inzicht. Hun weetgierigheid is al uitzonderlijk groot geworden, want zij weten nog steeds niet welk resultaat jouw gezoek naar Christus heeft opgeleverd. Alleen Miklosch heeft een sterk vermoeden, dat de franciscaan hem echter meteen weer tegenspreekt, met als gevolg dat ook het overige gezelschap zich bij zijn mening aansluit. Daarom moeten we er vlug naar toe om de franciscaan zijn vrijpostige mond een beetje te snoeren.
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Onze vijanden te gronde richten, hun alle mogelijke tegenslagen toewensen en hen overleveren aan de hel... daartoe waren wij wel in staat; maar hen zegenen die ons hebben vervloekt, goed doen aan hen die misdaden tegen ons hebben begaan en degenen die ons vervolgden, opnemen... daarvan is in onze harten nog geen spoor te bekennen. Tot nu toe hebben we heimelijk nog steeds op een mogelijkheid tot wraak zitten broeden. Zijn broeders veroordelen vanuit een of andere machtspositie, is werkelijk geen kunst. Broeders vanwege meningsverschillen haten, is gemakkelijk. Meester worden over eigen hartstochten echter en alleen de zuiver goddelijke liefde laten heersen over alle zwakheden van de blinde mensen, hun van ganser harte genade en vergeving van boven toewensen en met alle broeders geduldig en barmhartig zijn, vriend, dat is een heel andere kunst!
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ziet u, waarde vriend, dat is nu juist de heilige Godsliefde, het geheim van al wat leeft en waarvan wij beiden nog nooit hebben gedroomd. Als ik mij niet vergis, heeft onze nog onbekende vriend juist deze liefde bedoeld, toen hij zei: 'Moge de liefde jullie leiden'. Hoe zal dat echter mogelijk zijn, als wij niet veel beter dan als kat en hond met elkaar omgaan? Eerlijk gezegd, heer graaf, wat mij het meest aan u ergert, is dat u niet eens uw titel wilt afleggen. Ik heb allang afstand gedaan van mijn pater franciscaan. Waarom hebt u dit niet allang gedaan met uw 'heer graaf? Geloof me maar op mijn woord, ik zou u als mens en broeder nooit met één woord hebben beledigd, als die 'graaf in u, die in dit geestenrijk slaat als een tang op een varken, mij niet steeds meer had gehinderd. Ik vraag u nu omwille van uw eigen heil: geef nu zelf voor eeuwig die 'heer graaf een flinke uitbrander! U zult dan nooit meer een woord van mij horen, dat u ook maar in het minst beledigt, en ik wil u ook voor alle beledigingen die ik u heb aangedaan van ganser harte om vergeving vragen. Doe het toch omwille van deze edele vriend, uit wiens mond al zo veel troostvolle woorden voor onze treurige harten zijn gevloeid.'
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Vriend, is het mosterdzaadje waarmee de Heer Zelf Zijn rijk vergeleek, soms een Chimboradzo of een Amazonestroom? O nee, het is onder de zaadkorrels het kleinste! Als de Heer Zijn rijk echter vergelijkt met zoiets kleins, waarmee Hij zeker de uiterste deemoed van de mens wil aangeven, dan kan men toch niet aannemen, dat er op de oppervlakte van het kleine korreltje plaats is voor Chimboradzo's en Amazonestromen. Ook zegt Hij dat onder de takken van de uitgegroeide mosterdstruik de vogels van de hemel hun intrek zullen nemen. Zou Hij ten gunste van de aardse grootheden niet eerder moeten zeggen: 'En onder zijn takken zullen griffioenen, arenden, lammergieren en struisvogels hun intrek nemen!', om daardoor aan te tonen, dat men op aarde minstens een baron moet zijn om in het rijk der hemelen te worden opgenomen?
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Wel weet ik helaas, hoe op aarde broeders tegen broeders te velde trekken uit pure hoogmoed en hemeltergende hebzucht. Iedereen vindt zichzelf onberispelijk ten opzichte van zijn broeder, maar schildert hem vaak af in alle kleuren van de hel. Bijzonder onjuist worden de welgestelden op aarde door de armeren beoordeeld, waartoe weliswaar de niet zelden al te krenterige geest van de welgestelden aanleiding geeft. Omdat de rijke echter steeds de machtigste is en de armere bij hem werk moet zoeken om zijn brood te verdienen, doet hij dit niet uit liefde, maar uit noodzaak. Niet zelden zit het hem verschrikkelijk dwars dat hij aan zijn welgestelde broeder ondergeschikt moet zijn, terwijl hij toch liever op alle mogelijke manieren over hem zou willen heersen. Dat op aarde tussen broeders zulke verhoudingen bestaan, is ten overstaan van het zuivere woord Gods treurig genoeg.
Hoofdstuk 142: Preek van de vreemdeling tegen de neiging tot oordelen. Tegenwerping van de franciscaan. De vreemdeling over de ordening van het hart - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Jullie kunnen elkaar nog zo goed en terecht de les lezen, maar wat zal dat baten, als er eerzucht, heerszucht, eigenbelang en veel hebzucht achter zit? Wie zijn broeder met goed gevolg wil beteren, moet eerst de balk uit zijn eigen oog verwijderen en dan pas vol liefde zeggen: 'Dierbare broeder, ik zie dat een splinter je oog vertroebelt; sta mij toe dat ik bij je kom en hem voorzichtig uit je oog haal.' Kijk, zo zal iedere les die broeders elkaar geven, het allermooiste resultaat hebben. Wanneer broeders echter door hun vaak ongevraagd beleren alleen maar willen laten zien dat zij de wijste en beste zijn, is de beste les nutteloos en maakt deze alles alleen maar erger.
Hoofdstuk 142: Preek van de vreemdeling tegen de neiging tot oordelen. Tegenwerping van de franciscaan. De vreemdeling over de ordening van het hart - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[23] Moeder Maria glimlacht echter tegen hem en zegt: 'Maar beste broeder Cypriaan, waarom ben je zo verlegen? Eet en drink! Denk je soms dat het er hier in het hemelrijk net zo hoogmoedig toegaat als aan de hoven der koningen op de donkere aarde? O, geenszins! Hier zijn wij allen als kinderen en beminnen de Vader en zijn liefdevol, goedhartig en zachtmoedig tegenover iedereen. Wees daarom niet meer zo bedeesd, mijn beste Cypriaan!'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Miklosch zegt: 'Werkelijk te veel van het goede! Eet en drink, broeder! Ik heb al flink mijn best gedaan en ben nu zo verzadigd en gesterkt, dat ik het wel voor eeuwig zou kunnen uithouden.' De franciscaan zegt: 'Mij gaat het al net zo; wat zou de Heer er echter van zeggen, als wij Hem dit brood en deze wijn zouden brengen?'
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[14] Desondanks zal Ik toch blijven zoals Ik nu ben, en wanneer je alle dingen veranderd en tot in het eindeloze verheerlijkt zult aanschouwen, dan zal Ik toch eeuwig onveranderd temidden van Mijn werken verschijnen, ofschoon hun grootte en diepte in geen eeuwigheid kan worden gemeten. Nu maken wij ons echter op om ons naar de grote zaal te begeven!'
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579  ...