Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 567 van 1112

...  555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580  ...
[1] En toen Adam dat van Seth, Enos en de vrome Henoch vernomen had, was hij zeer verheugd, omdat hij zag hoe ver Mijn liefde boven de liefde van alle mensen verheven is. En hij verwonderde zich niet weinig toen hij daardoor gewaar werd dat Mijn liefde zelfs in de diepte van de vloek naar het gladde addergebroed afgedaald was, en hij sprak, daarover ten diepste geroerd, de volgende korte rede uit. Deze toespraak was daarna nog lang beroemd en is tot aan de zondvloed bewaard gebleven, zij werd echter niet opgetekend, maar verspreidde zich van mond tot mond. Deze rede luidde als volgt:
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En zie, toen zulke gedachten van berouw zich in mij afwisselden, ontwaarde ik opeens een wezen dat op mij leek en dat mij achterna zweefde vanuit de eeuwige hoogten. Het wezen bereikte mij bliksemsnel, greep mij met machtige hand vast en keek mij aan met een zachte glimlach en zei: 'Lucifer, jij arme gevallen geest, ken je Mij?'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Hiermee stichtte hij het zogenaamde hemelse rijk of de grote dynastie (Han) en breidde het zelfs voorbij de muur in westelijke richting aanzienlijk uit. En zo bleef dit rijk voortbestaan tot in de vierde eeuw voor de grote menswording van Mijn woord, waarna er wederom een grote splitsing plaatsvond, waarbij het een groot deel van lartarije en Mongolië verloor. Het viel daardoor uiteen in drie elkaar bestrijdende rijken, en zo'n rijk noemde men Tschenkue en nog later in de vierde eeuw na de grote menswording van Mijn woord, stierf dit geslacht uit. Het rijk kwam omwille van het volk en de priesters in dezelfde hemelse gedaante onder een Mongools-Tartaarse heerser die zich in de buurt van het Baikalmeer opwierp en het bevindt zich nog heden ten dage onder dezelfde leiding, die te verdragen is.
Hoofdstuk 37: De prehistorie van het Chinese volk - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Opdat jullie inzien hoe zoiets mogelijk was, wil Ik hier voor jullie een kleine beschrijving van haar gestalte aan toevoegen. Naëhme is te vergelijken met de figuur die als de gemalin van een smid en als godin van de schoonheid onder de bijzondere naam 'Venus' in de grijze oudheid van het zwarte heidendom schuil ging. Na Sara en Rachel heeft zo'n mooie gestalte als die van Naëhme nooit meer in den lijve de aarde betreden. Haar lengte bedroeg vijf voet volgens jullie maat. Haar haar was zwarter dan kool, haar voorhoofd was wit als vers gevallen sneeuwen nabij de ogen zacht rood gekleurd. Haar ogen waren groot en volkomen hemelsblauw, de pupil vurig zwart, de oogleden fris en zacht evenals de donkere wenkbrauwen. Haar neus was recht en verloor zich in de zachte, tere neusvleugels, waaronder de twee openingen met hun zacht afgeronde vorm een lieflijke aanblik boden. Haar mond was ter grootte van een oog en haar zacht gewelfde lippen legden iedere roos het zwijgen op. Haar wangen, van de mooiste, vrolijk glimlachende volkomen vorm, waren als door het zachtste en teerste rozerood lichtjes getint en hun kleur was als een met sneeuw bedekte roos, waar de sneeuw als het ware de laatste liefdesstraal van deze koningsbloem zijn glanzend witte oppervlak een zijdeachtige glans verleende. Ook haar kin was van een vorm waarvan er geen tweede op aarde was. Haar hals was noch te lang noch te kort, maar recht, glad en rond, zonder ook maar het geringste gebrek. Het begin van haar borst onderscheidde zich slechts van haar hals door een tere, weelderige, snel rijzende verheffing en was evenals de schouders en de nek in volmaakt juiste verhouding. Haar boezem zag er meer uit als een etherische, teer witte leven gevende welving, dan iets vleselijks, aan welks verheven weelderig zachte ronding twee heldere, jonge rozen schenen te ontluiken. Haar armen waren zo vol, mollig en zacht, dat jullie je daarvan ook niet de geringste voorstelling kunnen maken; want zulke armen komen alleen in de hemel voor. En naast deze fraaie verhoudingen was ook haar hele lichaam overtrokken met de etherische zachtheid en tederheid van het glanzende wit van de sneeuw.
Hoofdstuk 38: De familie van Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Deze Naëhme nu werd de vrouw van haar broer, die bij haar zeven zonen verwekte, welke er zeer lomp en vormeloos uitzagen en die veel overeenkomst hadden met jullie zogenaamde trollen. De oorzaak daarvan was, dat Naëhme zich naar de wil van haar vader, vanwege zijn heerszucht, te dikwijls voor ontuchtige doeleinden moest laten gebruiken; want daardoor werd al het manvolk weer aan Lamech onderdanig. Aller ogen waren nu op Naëhme en aller oren op de hebzuchtige bevelen van Lamech gericht; want Naëhme bleef tot in haar tachtigste jaar een voorwerp van menselijke bewondering, binnen welke periode de bevolking weer zeer gegroeid was en Lamech op al zijn wenken diende. Toen Lamech nu zag hoe machtig hij weer was geworden, werd hij ook steeds strenger en harder en voerde op gruwelijke wijze zelfs de reeds eerder vermelde doodstraf in voor degenen die weerspannig waren. (28 aug. 1840)
Hoofdstuk 38: De familie van Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Op Mijn bevel werd juist ten tijde van Naëhme door de kinderen van Adam de eerste goede bode uit de bergen naar de diepte van Hanoch gezonden om aldaar Mijn naam te verkondigen, en wel aan het hof van Lamech zelf. En zie, Lamech nam de bode goed op; de bode was een nazaat van Adam, afstammend van de kindskinderen van Adam via Seth en hij heette Hored ('de geduchte'), was groot en wijs en had vrouw noch kind. En toen Lamech nu volgens de lering van Hored in zichzelf keerde, bewees hij deze bode een grote eer door zijn hele vrouwelijke hof bijeen te laten komen en de bode te verzoeken zich de mooiste vrouw uit te kiezen. En zie, toen liet Hored tegen Mijn wil zijn blik vallen op de vrouw van Thubalkaïn en deze moest op leven en dood gehoorzamen aan het bevel van Lamech.
Hoofdstuk 38: De familie van Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] 'Laat, Gij heilige machten van de Vader, Ons de mens maken en hem een levende ziel geven, opdat datgene wat gevallen is een rustpunt moge vinden en zich zal verdeemoedigen voor U en Mij en voor alle macht van Onze heiligheid!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En alras stond ik daar. Maar nog was ik dood en er was leven noch beweging in mij te bekennen. Toen boog de eeuwige Liefde zich over deze dode vorm en blies met de levende adem een levende ziel door de neusgaten in zijn innerlijke organen; en zie, toen kwam ik tot leven, zoals ik nu ben, de eerste mens van de wijde wereld. Ik bekeek de grote schepping en ondervond geen vreugde aan haar; ik werd moe van mijn wonderbaarlijke bestaan en ik kon niet begrijpen hoe, wanneer, als wat, waarom en vanwaar ik gekomen ben; want mijn met leven bezielde vorm kon de scheppende eeuwige Liefde niet zien.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Zie het wijde graf van de aarde en ook dat van alle talloze sterrenwerelden! Ik neem van jou de grote last af van de met jou gevallen geesten en leg die nu in de aarde en in alle sterren, en er zal geen stofje nutteloos rondzweven, het zal tot zijn tijd gekomen is een levend wezen in zich bergen, aan jou gelijk'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] En zie, ik had in mij werkelijk een groot welbehagen aan mijzelf. En toen ik zo in dit behagen steeds vaster en vaster sliep, zag ik een lichte hand dwars door mij heen grijpen tot in het midden van mijn hart en mijn tweede ik vasthouden. Deze verzette zich aanvankelijk, maar was spoedig door de machtige vingers van de liefde van Jehova overmeesterd; want de lichte hand was de hand van de eeuwige Liefde.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] Vlug brak de machtige vinger van God een rib van mijn tweede ik, greep in diens binnenste, haalde een worm uit zijn binnenste en sloot tenslotte weer de plaats waar de machtige vinger van de Heer zich een weg had gebaand om de zichzelf beminnende begeerte weg te nemen. Daarna zag mijn tweede ik er echter niet zo bekoorlijk meer uit als tevoren; zijn vorm was aan de mijne gelijk en ik ondervond niet meer de aantrekking ervan, maar wij beiden werden door de eeuwige Liefde aangetrokken. Toen zag ik de geest in een sluimering geraken en in deze sluimering loste hij zich op en ging in mijn gehele lichaam over en wij werden volkomen één.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] "Vrees niet, jonge, mooie kinderen, want jullie zal geen kwaad geschieden. Wij komen niet uit Hanoch om je terug te sturen en te doden, maar wij komen van boven van de bergen en willen jullie redden; en als jullie je onder het belijden van de goddelijke naam van Jehova door ons laten zegenen, willen wij jullie, gesterkt door de liefde van God, de boven alles machtige Vader van onze vader Adam, tot onze lieve vrouwen nemen. Maar daarvoor moeten jullie ons volgen naar de hoogten waarheen Naëhme de grote Hored gevolgd is en waarheen Ada en Zilla, de vroeger vrouwen van Lamech, de schrikwekkende broedermoordenaar, zich met genoegen in de veilige armen van de beide broeders Aholin en Jolliël begeven hebben."
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] O, wees duizendvoudig gezegend, jij door God gewekt zaad en zegen met deze zegen het zo zeer ontwijde bloed en deel het uit aan de kinderen! En als het de Heer behaagt, dan mag ieder een van de maagden nemen en niet één meer, en dan niet hier in het land van Jehova blijven. Hij moet dertig dagen lang in de richting trekken van de streek waar de zon ondergaat en zich daar in de diepe dalen vestigen en hij mag niet eerder tot de vaderen, die hier wonen, komen dan nadat de zon honderd maal haar kringloop heeft volbracht; want jij, mijn lieve Abel-Seth, vervuld van Jehovas genade, weet toch immers hoe heilig dit oord is, waar Zijn heilige naam zo dikwijls door ieders mond genoemd wordt, waar jouw offeraltaar staat, waar door Enos ook de heilige wil van de allerhoogste, heilige Vader gepredikt wordt en waar Henoch de heilige wil zeer nauwgezet vervult. Handel daarom in de heilige naam van Jehova en in mijn naam, die een heilige naam is, omdat ik deze als eerste ongeboren mens door Gods heilige hand geschapen, uit Zijn zeer heilige mond ontving!
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[27] 'Bekijk mij en zie hoe mooi en bekoorlijk ik ben en hoe ik een vorm als de jouwe heb en die goed kan overzien! Ook al was eens mijn gestalte slechts een groot licht dat zijn stralen door de eindeloze ruimten zond en zichzelf verloor in zo' n bovenmatige grootte, toch kon ik nooit mijn eigen vorm aanschouwen, maar ik was zelf licht, waarin zich talloze vormen onthulden. De vormen, waarin ik mij oneindigvoudig vermenigvuldigd zag en waarin ik mij goed voelde, zijn mij ontnomen; maar daarvoor in de plaats is mij nu zelf een vorm gegeven en deze vorm is mooier dan al mijn vroegere licht, en ik heb zo'n welgevallen aan mijzelf in deze vorm, dat ik een grote vreugde aan mijzelf heb en mijzelf liefheb en ik word door jou bemind, en heb een grote begeerte in mij tot mijzelf en kan jou naar mij toetrekken wanneer ik wil, en jij moet altijd de aantrekkingskracht van mijn begeerte volgen!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[35] Zie, van oorsprong is de worm het boze in jou en draagt de angel des doods in zich; bijt daarom niet in de angel van de worm, die ik jou vóór Eva uit je hart heb genomen terwijl je sliep en daaruit vormde Ik Eva, die je liefhebt omdat zij uit jouw liefde ontstond en haar vlees ontstond uit jouw begeerte en in haar bleef de wortel van de dood, die jij tot leven moet wekken door je gehoorzaamheid!
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580  ...