10915 resultaten - Pagina 567 van 728
... 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 ...
[5] Vele de van zulke nu nader omschreven zonnengebieden hebben dan echter weer een gemeenschappelijke gebieds-middenzon en bewegen zich, door haar gedragen, in niet te vergelijken grotere cirkels om deze gemeenschappelijke hogere middenzon, die natuurlijk in verhouding weer vele keren groter moet zijn dan al haar zonnengebieden bij elkaar. Vaak cirkelen er vele duizenden van dergelijke zonnengebieden om zo' n tweede middenzon, zoals wij er een vanuit de tweede westelijke deur hebben gezien. Al die zonnen gebieden samen met hun middenzon vormen dan een zonnen-al.Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] De vreemdeling zegt: 'Maak je niet meer bezorgd over hetgeen beneden op aarde gebeurt, want daarvoor zorgt wel de Heer, die jullie allen hier veel nader is dan jullie denken. Wat je vrouwen kinderen betreft is een flinke aardse vernedering, zonder welke zij nauwelijks daar zouden komen waar jij je nu bevindt, van groot belang. Door deze vernedering leren zij toch wat meer de nietigheid van alle aardse goederen kennen en deze heimelijk zelfs verafschuwen. Zo zal het voor hen na het afleggen van hun lichaam gemakkelijker worden om in het rijk van het licht te komen. Maak jij je echter over niets anders meer bezorgd dan over de liefde voor God en je broeders; al het andere zal dan vanzelf naar je toe komen!'
Hoofdstuk 142: Preek van de vreemdeling tegen de neiging tot oordelen. Tegenwerping van de franciscaan. De vreemdeling over de ordening van het hart - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] De vreemdeling zegt: 'Geen ziel wordt ooit van haar vrijheid, haar bewustzijn en haar herinneringsvermogen beroofd. Wat zij wil, dat krijgt ze. Wil zij opstaan, dan zal zij opstaan. Wil zij echter nog dieper onder haar graf afdalen naar de hel, dan wordt haar de weg niet versperd. Wel wordt de hel door God toegelaten en als het ware voor eeuwig op zichzelf staand van alle hemelen afgescheiden; voor zo' n ziel geldt dat echter niet. Deze wordt namelijk niet geoordeeld, behalve door haar eigen liefde en de volledige vrijheid van haar wil. Wil zij naar de hel, omdat door deze haar eigenlijke liefde wordt bepaald, dan zal zij naar de hel gaan en wij allen zullen niet in staat zijn om haar daarvan af te houden. Wil zij echter naar de hemel, dan zullen wij haar ook met alle liefde opnemen en langs de beste wegen daarheen geleiden. Zo gaat het volgens de goede ordening van God!'
Hoofdstuk 143: Laatste twijfel van de franciscaan. Wat gebeurt er met mensen die doodzonden hebben begaan? Liefdevol antwoord van de vreemdeling. Uitnodiging om het huis binnen te gaan - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[17] De graaf zegt: 'Achtenswaardige vriend, dat zou wel zeer te wensen zijn, als ik Zijn heilige nabijheid maar zou kunnen verdragen. Zelfs de hoogste engelen zouden niet in staat zijn om Zijn nabijheid te verdragen; hoe zou ik dat dan kunnen?' De begeleider zegt: 'Vriend, wanneer echter Christus de Heer precies zo voor je zou staan en net zo met je zou spreken als Ik nu, zeg Me eens, zou je dan ook nog zo' n heilige vrees voor Hem hebben?' De graaf zegt: 'Wel, ik denk, dat het dan wel wat gemakkelijker voor mij zou zijn. Het zou me dan altijd nog wel wat zwaar vallen, omdat ik wel zou moeten bedenken wie Hij is en wie ik ben: Hij het oneindige Alles, en ik het volmaakte niets. Toch zou het me daarbij lichter te moede moeten zijn dan wanneer Hij met vertoon van Zijn hemelse gezag zou komen.'
Hoofdstuk 145: Intrede in het hemelse huis. Ontmoeting met oude bekenden. Het blinde zoeken van de graaf naar Jezus. Eindelijk gevonden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Ik ben weliswaar God, als het oereeuwige Wezen vol wijsheid, macht en kracht en jij alleen maar een schepsel voortgekomen uit Mijn wilskracht, maar jouw geest is desondanks geheel datgene, wat Ikzelf ben. Daarom blijft er voortaan tussen ons precies dezelfde verhouding bestaan als tussen vader en zoon of als tussen broeder en broeder. Wat jouw ziel betreft, die nu je uiterlijke wezen is, ben je voor Mij een zoon, en wat je geest betreft een broeder! De ziel kwam voort uit het oerlicht van Mijn wijsheid en is eindeloos veel minder dan dat scheppende oerlicht. Daarom is de ziel een zoon ten opzichte van Mij, omdat ik in diepste wezen een en al liefde ben. Jouw geest echter, die Mijn eigen liefde in jou en dus Mijn hoogsteigen geest is, is dientengevolge door en door Mijn broeder! Denk dus niet al te lang over deze zaak na, maar sta op en kom met Mij mee naar de andere broeders!'
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn beste broeder, dat zou nu schadelijk voor je zijn, omdat jouw geest nog te weinig vastigheid heeft in je ziel, maar wanneer jouw geest weldra sterk genoeg zal zijn, zullen we elkaar ook zonder vrees voor nadelige gevolgen kunnen omarmen. Ik ben weliswaar voorzover het maar mogelijk is net als jij een mens, maar in deze mens woont niettemin de volheid van Mijn Godheid in levende lijve en jouw geest zou deze niet verdragen. Hij zou alle banden verbreken en zich dan verenigen met de Godheid in Mij als zijnde zijn eeuwige oergrond. Wanneer jouw geest echter zich volkomen in jouw ziel heeft geordend en in zichzelf vervuld zal zijn van alle kracht der liefde uit Mij, dan zal hij Mijn omarming zonder nadelige gevolgen kunnen verdragen.
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Allen gaan nu door de derde deur van de westelijke wand. Zodra zij echter een blik naar buiten hebben geworpen, keren zij zich meteen weer om, want het hier tegemoet stralende licht is weer onvergelijkelijk sterker dan dat in de vorige deur.
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Daar zo'n spiegel echter beslist niet uit een vaste wand bestaat, is er een voorziening getroffen, waardoor elke geest zo nodig ook dadelijk met de snelheid van de gedachte op dat werkelijke hemellichaam kan komen, dat hij in de spiegel ziet. Dat geschiedt langs de weg van een hemels-geestelijk contact. Hoe dat echter in zijn werk gaat, dat, Mijn beste vriend, zal je allemaal mettertijd duidelijk worden. Wel, hoe ziet het er nu met je ziekte uit? Denk je misschien nog dat je door jouw ongeduld koorts zult oplopen?'
Hoofdstuk 146: De avondlijke westwand. Een blik door de eerste deur. Een planetaire middenzon, moeder van talrijke planetaire zonnen. Inrichting van het geestelijke diorama. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Ik zeg: 'Wel, ziek zul je hier zeker niet worden, omdat een ziekte hier volstrekt onmogelijk is. Temeer, omdat ik jou daarover nu toch een kleine opheldering wil geven. Luister dus. Je hebt al eerder iets gezegd over een geestelijk 'diorama'. En dit is ook werkelijk zo'n geestelijk diorama, dat echter op andere optische grondwetten berust dan een aards diorama.
Hoofdstuk 146: De avondlijke westwand. Een blik door de eerste deur. Een planetaire middenzon, moeder van talrijke planetaire zonnen. Inrichting van het geestelijke diorama. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] De grote, oneindige ruimte tussen de hemellichamen is echter niet leeg. Ik zag daar geesten met grote snelheid heen en weer zweven, waarvan enkelen heel dicht bij me kwamen en me hartelijk groetten. Ach, dat ziet er werkelijk in hoge mate bedrijvig uit! Een dat is nu juist mijn lust en mijn leven, bedrijvigheid te zien en zelf naar beste vermogen bedrijvig te zijn.'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] De franciscaan zegt: 'Verklaar je eens wat nader. Wat is het dan, dat de graaf mij zou hebben gezegd? Hij zei dat hij en onze onbekende vriend ook zonder de tussenkomst van een derde genoeg hebben aan elkaar. Is dat dan zoiets buitengewoons? De derde, de Allerhoogste, zal waarschijnlijk nog heel lang op zich laten wachten, omdat zeker niemand van ons zich, gezien de morele gesteldheid van zijn wezen, waardig kan achten om God te aanschouwen. Zolang iemand echter een reeds waardige vriend van God aan zijn zijde heeft, die hem de juiste weg naar God wijst, kan hij ook gemakkelijk zeggen: 'Wij beiden hebben genoeg aan elkaar, ook zonder de tussenkomst van een derde'; vanzelfsprekend alleen voorlopig, want het zou wel treurig zijn als we nooit tot het aanschouwen van God zouden komen.'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Miklosch zegt: 'Vriend, je bent hardleers. Verder kan ik je niets zeggen, omdat ik je, door een innerlijke stem gewaarschuwd, niets anders zeggen mag. Er zullen op aarde zeker nog wel heel veel van zulke hardleerse mensen als jij zijn, maar zij zullen vast eerder te genezen zijn dan jij, hoewel zij zich nog op aarde in het vlees bevinden, terwijl jij je als geest hier allang op Gods akkers bevindt. Om jou echter de ogen zo mogelijk wat verder te openen, zal ik je een passende gelijkenis vertellen. Kijk, er was op aarde eens een groot en machtig heer en gebieder. Omdat het hem er om te doen was zijn onderdanen persoonlijk te leren kennen, verkleedde hij zich vaak als gewoon mens en bezocht zelfs meer dan eens als bedelaar hun huizen, vooral van die rijken, die door hem met de zorg voor de armen waren belast. Gelukkig diegenen, die hij, als onbekende, in de door hem voorgeschreven wettelijke orde aantrof! Maar wee degenen die zich niet aan deze orde hielden! En kijk, de Heer van de hemel en alle werelden schijnt iets dergelijks te doen. Weliswaar niet met de bedoeling om Zijn mensen op de proef te stellen en daaruit te zien hoe zij werkelijk zijn, maar om hun de gelegenheid te geven zichzelf te onderzoeken, waartoe Hij hun door Zijn liefde en wijsheid gelegenheid te over biedt. Ook hier zou ik bijna willen zeggen: wee degenen die door hun eigenzinnigheid, door hun opzettelijke blindheid en stompzinnigheid, Hem, wat zijn lankmoedigheid betreft, al te gevoelig op de proef stellen! Heb je deze gelijkenis begrepen?'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn vriend, dit huis behoort niet aan een ketter en nog minder aan een gezelschap duivels toe. Dat zeg Ik je, de enige, eeuwige Heer van hemel en aarde, want in de hel wandelen nergens vrije gestalten in het licht van de hemelen. Komt deze echt hemelse broederschap je echter te verdacht voor, dan zie je daar de nog openstaande poort en buiten een weidse verte. Je kunt gaan of blijven, dat is ons om het even. De oneindigheid is ver, breed, hoog en diep genoeg. Zwijg nu of ga! Maar jij, broeder Blum, ga naar de grote, aangrenzende zaal en laat allen hier binnenkomen. Laat brood en wijn in overvloed op deze grote ronde tafel zetten, opdat deze blinde dwaas zich ervan mag overtuigen, hoe de zogenaamde duivels van dit huis eruit zien en hoe ze misschien zelfs gaar gestoofd en gebraden worden.'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Robert verwijdert zich snel om Mijn wil ten uitvoer te brengen. Meteen komen alle aartsvaders, profeten en apostelen die aan hun uiterlijk gemakkelijk te herkennen zijn. Zo ook de aartsmoeders, te beginnen bij Eva, en ook moeder Maria met Jozef en alle personen die in de evangeliën voorkomen. Bij deze grote stoet sluiten zich dan de nieuw aangekomenen aan: Robert, Messenhauser, Jellinek, Becher, Niklas, Bardo en al degenen die bij hen horen. Tenslotte ook nog de vierentwintig danseressen, die door Roberts vrouw worden geleid. Zij dragen wijn en brood in overvloed aan en plaatsen deze levensmiddelen goed geordend op tafel. Allen echter die uit de naastgelegen zaal komen, zijn met een sterke glans omhuld, en dat hoofdzakelijk om de franciscaan de ogen te openen.
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] De franciscaan zegt: 'Weet je, ik zou alleen nog graag willen weten of Blum vóór zijn terechtstelling misschien toch weer samen met zijn geloofsgenoten in de schoot van de alleen ware en zaligmakende kerk is teruggekeerd. Is dat het geval, dan kan hier alles, op de nog nergens zichtbare Heilige Drievuldigheid na, in orde zijn. Zo niet, en daar ben ik juist het meest bang voor, dan is dit hier niets anders dan een helse begoocheling! Ook de hel is namelijk vol hardnekkige ijver om haar onzaligen vooraf goed voor te bereiden, totdat ze helemaal deugen om in de eigenlijke hel te worden toegelaten. Hier is werkelijk iedereen aanwezig: Christus, Maria en de heilige Jozef, alle heilige apostelen, alle aartsvaders, patriarchen en profeten en verder nog een massa heiligen. Wanneer echter Blum en consorten nog dezelfde ketters zijn, dan is dit alleen maar helse misleiding en dan moet ik ervoor zorgen, dat ik hier vlug weg kom. Want kijk, vriend, wanneer de paus van Rome niet de ware plaatsbekleder van God op aarde is, en de roomse kerk, die als enige de sleutels van de hemel en de hel voor alle mensen in haar allerheiligste handen heeft, niet de enige ware en zaligmakende is, dan is Christus helemaal niet Christus en zijn alle religies van de aarde waardeloze hersenschimmen. Zo staan die zaken ervoor en daarom ben ik ten zeerste op mijn hoede, zodat ik mij op geen enkele manier door de hel kan laten misleiden. Want de ware kerk is een rots, die door de poorten van de hel nimmer kan worden overwonnen.'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)