17481 resultaten - Pagina 569 van 1166
... 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 ...
[25] De waard zei: 'Dat U in mijn huishouding van alles op de hoogte bent, heb ik al afgeleid uit het feit dat U direct toen U mijn huis binnenkwam van de ziekte van mijn Zoon wist; en zo is het ook met de bron en de stenen vijver, die zeer zeker een grote hoeveelheid vis zou kunnen bevatten. Maar waar moet ik de vissen vandaan halen om in de vijver te zetten? In alle richtingen is het te ver om levende en volkomen gezonde, verse vissen hierheen te halen en ze in de vijver te doen om ze verder te kweken. Omdat dat duidelijk vergeefse moeite zou zijn, is mijn vijver dan ook de hele tijd zonder vis gebleven - en om begrijpelijke redenen mijn provisiekamer dus ook!'Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Maar de waard zei: 'Denk daar nu maar niet teveel over na; want de man Gods, die mijn zoon enkel door Zijn woord en Zijn wil gezond heeft kunnen maken, terwijl alle geneeskundigen hem allang ongeneeslijk hadden verklaard, kan ook heel goed deze vissen op wonderbaarlijke wijze in onze provisiekamer gezet hebben. Gaan jullie nu aan het werk, en zorg dat jullie snel klaar zijn; al het overige zullen jullie later wel horen!'
Hoofdstuk 144: Het viswonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] De waard zei: 'Wonderbaarlijke Meester, alles is volkomen in orde; maar die vissen komen toch zeker niet uit enig water van deze aarde, maar ze zijn door U nieuw geschapen! Ik zie nu dat mijn zoon, die door U genezen is, zojuist volkomen gelijk had toen hij U voor de grote Beloofde hield; U bent dus wat Uw innerlijke geest betreft niet de dienaar van een die hoger is dan U, maar met de Allerhoogste samen Zelf een Heer, die noch op deze aarde noch in de hemelen Zijns gelijke heeft.
Hoofdstuk 144: Het viswonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De waard zei: 'Luister, mijn steeds vrome en aan God toegewijde vrouw: voor Degene die almachtig is, is niets onmogelijk, maar wij mensen kunnen alleen maar de Almachtige steeds bewonderen, loven, liefhebben, prijzen en Zijn geboden houden! God kan alles uit Zichzelf, maar een mens en een engel niets zonder God.
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Ik weet wel dat je zo bent door je ware ijver voor een waarheid vanuit God, en omdat dit bij de oude, ware Joden ook steeds voorkwam, waarbij van hen geëist werd dat ze het zwaard trokken tegen de vijanden van Gods volk. Maar dat moet nu niet meer zo zijn, en ook aan alle heidenen moet Mijn evangelie verkondigd worden -dat de vestiging inhoudt van het rijk Gods op deze aarde om alle mensen zalig te maken. Want er zullen tijden komen en ze zijn er al, dat heel veel heidenen dichter bij God zullen staan dan veel Joden, die God met hun lippen loven en prijzen, maar wier harten ver van Hem verwijderd zijn.
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Kijk, heel veel heidenen zoeken nu de waarheid die de ware kinderen Gods vroeger bezaten vanaf Adam tot in deze tijd, en als zij die waarheid vinden, herkennen ze die direct, nemen die met een zeer bereidwillig hart aan en komen geheel en al tot een levend geloof! En dat is immers ook Mijn wil, spreekt de Heer, dat ook de heidenen, die zolang buiten hun schuld in de diepste duisternis van het zeer domme bijgeloof hebben gesmacht onder de tirannen en hun heerszuchtige priesters met hun zucht naar een goed leventje, zalig zullen worden door het geloof in de ene, enig ware God.'
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Als dat nu zo is, dan is het toch ook volkomen in orde dat nu door Mij, evenals door iedere ware Jood, aan de heidenen dezelfde liefde betoond wordt als die zij Mij reeds vanaf Mijn kinderjaren hebben betoond; en de afgelopen tweeënhalf jaar heb Ik tijdens Mijn reizen als leraar steeds wijd en zijd meer geloof en liefde bij de heidenen gevonden dan bij de Joden, die Mij voor een valse profeet, bedrieger, volksopruier en een tovenaar houden die een verbond met de duivel heeft en tegenover het volk beweren zij ook dat Ik dat ben. En hoe meer de gewone Joden in Mij geloven, des te meer staan zij Mij naar het leven.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Maar je hoeft hen daarom niet behulpzaam te zijn bij het bouwen van bijvoorbeeld een afgodstempel, want dat zou geen ware naastenliefde zijn en in Mijn ogen ook geen waarde hebben; maar de heidenen in alle vriendelijkheid van al hun oude dwalingen te bevrijden en hun het oude licht der waarheid te geven, dat heeft in Mijn ogen zeer grote waarde.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Heb dus van nu af aan echte naastenliefde voor zowel heidenen als Joden, dan zul je door de kracht van Mijn geest tot het eeuwige leven gewekt worden en in de diepten van Mijn goddelijke wijsheid doordringen; daardoor zul je in Mij jouw God ook werkelijk boven alles liefhebben -en dat is alles wat Ik van de mensen verlang om hen het eeuwige leven te doen verkrijgen. Wie die liefde heeft, heeft in Mijn ogen geen zonde en hoeft niet die lange zinloze, voor Mij geheel waardeloze gebeden van de Joden te bidden, geen vasten en geen boete in zak en as te doen. -Heb je dat begrepen?'
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) 'Kijk, toen Ik bijna drieëndertig jaar geleden in een schapenstal in Bethlehem in deze wereld kwam, geboren uit een zeer zuivere en vrome maagd - die Maria heette en de enige dochter was van Joachim en de oude Anna, die in de tijd van de vrome Simeon altijd in de tempel hun bezigheden hadden -waren het heidenen, die als eersten reeds van verre hadden gezien dat in Mij iets buitengewoons in deze wereld was gekomen. Ze brachten Mij allerlei offers - goud, wierook en mirre -en de machtigste gezagsdragers van Rome in Judea en over alle Romeinse landen in Azië en ook Afrika bewezen Mij alle liefde en verleenden Mij alle hulp, met name bij die treurige gelegenheid, toen het de oude Herodes ter ore was gekomen dat in Mij een zeer machtige koning der Joden geboren was en hij alle mannelijke kinderen tot twaalf jaar wilde laten vermoorden. Mijn aardse moeder en Mijn pleegvader Jozef en zijn vijf zonen, die hij uit een eerder huwelijk had gekregen, moesten toen met Mij naar Egypte vluchten, en de Romeinse commandant Cornelius en zijn broer Cyrenius hebben Mij bij die vlucht veelliefde bewezen en voor een goed onderkomen in een vreemd land gezorgd* .( * Zie voor deze gebeurtenissen ook De jeugd van Jezus van Jakob Lorber. Volgens hfdst. 33:3, 17 ,24-25 was Herodes oorspronkelijk van plan alle kinderen tot 12 jaar om te laten brengen, maar Cornelius wist hem door zijn wijsheid hiervan af te brengen. Volgens hfdst. 41:2 en Matth. 2:16 konden echter de kinderen tot 2 jaar niet gespaard worden.)
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Hetzelfde is het geval als er een arme heiden aan je deur om een aalmoes komt smeken, maar je geeft hem die niet omdat hij een heiden is -dan heb je in Mijn ogen niets verdienstelijks voor het eeuwige leven gedaan; maar als je je ook over een arme, hongerige en dorstige heiden ontfermt en hem geeft wat hij nodig heeft, dan heb je in Mijn ogen een Mij zeer welgevallig werk van ware naastenliefde gedaan, en Ik zal je dat hier al honderdvoudig en later aan gene zijde oneindigvoudig vergoeden.Want de ware naastenliefde in het hart van een mens - of hij nu Jood of heiden is, dat is om het even - is het enige waarachtig geestelijke element van het leven, waardoor de hele zintuiglijke wereld en alle hemelen in hun bestaansorde worden gehouden. Als een mens de ware naastenliefde bezit en beoefent, leeft hij daardoor in de juiste orde van God en vestigt hij in zichzelf het eeuwige leven van zijn ziel.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] De waard zei:'O Heer en Meester, ik heb U helemaal begrepen en het is mij nu volkomen duidelijk wie ik in U voor me heb! Mijn zoon, die door Uw genade en macht genezen is, heeft U direct na zijn wonderbaarlijke genezing volkomen juist beoordeeld en U herkend als Degene die U zonder enige twijfel ook bent. .
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Mijn oude fout zal ik van nu af aan geheel en al afleggen en mijn gedrag tegenover Joden en heidenen precies overeenkomstig Uw heilige ware raad veranderen.
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Alleen U, o Heer en Meester, die de nood van alle mensen op deze aarde maar al te goed kent, zou de hele geestelijke en ook lichamelijke nood van alle mensen net zo snel kunnen verhelpen als U mijn zoon van al zijn lijden hebt afgeholpen; maar dat gebeurt door U - zoals de Schrift zelf ons leert maar heel zelden.
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Dat zij verre -niet één mens is door Mij bestemd om te vallen; maar ieder mens is pas werkelijk mens door zijn vrije wil, die hem door Mij is gegeven, en hij dient zichzelf te oefenen, te beproeven en te bepalen in het goede en ware, dat Ik hem altijd getrouw heb geopenbaard. En dan gebeurt het dat de mensen zich door de bekoringen van de wereld, waarin op verborgen wijze het rijk van satan heerst, maar al te gauw gevangen laten nemen, Mij ondanks Mijn voortdurende vermaningen geleidelijk aan vergeten, Mijn geboden in de wind slaan en ze tenslotte met voeten treden. Van de naastenliefde gaan zij over naar eigenliefde, worden traag in alle goede werken en in die traagheid beginnen zij te bedenken hoe ze het moeten aanleggen om alle andere mensen voor zich te laten werken en hen blindelings te laten gehoorzamen.
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)