Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 569 van 1110

...  557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582  ...
[15] Ja, mijn beste vriend, het rijk Gods heeft in alle opzichten een eindeloze uitgestrektheid! Als wij volmaakte geesten ons niet sneller zouden kunnen bewegen dan jullie mensen op deze aarde, zou het er met het verrichten van de wil van de Heer op zeer veraf gelegen plaatsen van Zijn scheppingen erg bedenkelijk uitzien -maar omdat de tijd en de ruimte voor ons volmaakte geesten helemaal geen belemmering kunnen vormen, kan ook de orde van de Heer in de hele oneindigheid nooit ook maar enigszins verstoord raken. Begrijp je dat, mijn beste vriend en broeder?'
Hoofdstuk 202: Rafaëls bewijs van zijn snelheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Daarop zei Rafaël: 'Mijn beste vriend en broeder, kijk eens naar de zon, die nu al een heel eind in het westen staat! Hoe ver denk je dat die ster hier vandaan is? Ik weet dat je dat niet weet, en ook al zou ik je de afstand in jullie aardse maat van de veldweg aangeven, zou je het getal niet begrijpen omdat je het Arabische getallenstelsel niet kent en een zo groot getal niet met jullie Romeinse cijfers uitgedrukt kan worden. Maar je weet wel hoe snel een pijl een afstand van 50 tot 100 passen aflegt; hij zal daar niet veel meer dan vier ogenblikken voor nodig hebben, en derhalve is de vlucht van een pijl de snelste beweging op aarde die je kent. Kijk, een pijl die vanaf de aarde naar de zon wordt afgeschoten zou -als hij zover zou kunnen vliegen en de aantrekkingskracht van de aarde het hem niet zou verhinderen -voor zo'n reis, namelijk van hier naar de zon, een tijd van bijna vijftig jaar nodig hebben voor hij op de zon aan zou komen!
Hoofdstuk 203: De stralende steen van de zon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] En zo mopperden de leerlingen heimelijk onder elkaar, en Ik stond op, liep naar hen toe en zei: 'Wat mopperen jullie daar heimelijk onder elkaar? Laat Ik jullie niet getuige zijn van alles wat Ik bij de heidenen doe, en heb Ik jullie niet pas twee dagen geleden nog de reden genoemd waarom Ik de heidenen meer kan tonen en verklaren dan jullie?
Hoofdstuk 203: De stralende steen van de zon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Wat de kennis van de natuur betreft zijn jullie allerminst op de hoogte; de Romeinen hebben daar echter veel gedegen kennis van en kunnen de wetmatigheden en de samenhang van de dingen in de natuur heel goed onderscheiden. Dat alles ontbreekt jullie joden, en dat is al zo sinds de tijd van de eerste richters, die ook wisten hoe alles in de natuur met elkaar te maken had, en wel uit de twee boeken van Mozes die jullie verworpen hebben en waarvoor in plaats jullie een kabbala hebben gemaakt, waarvan de inhoud slechter is dan de inhoud van welke heidense filosoof ook. Maar Ik belet jullie niet om dergelijke hogere verklaringen mede aan te horen en dergelijke daden mede te aanschouwen. Hoe lang zal Ik jullie nog moeten verdragen, tot jullie de dingen beginnen te begrijpen?'
Hoofdstuk 203: De stralende steen van de zon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Daarop zei Ik: 'Jullie kudden zouden wel op even wonderbaarlijke wijze vermeerderd kunnen worden, maar dat zou voor de mensen nog opvallender zijn dan al het andere; want iedereen, die nu tien schapen op de weide heeft, zou erg grote ogen opzetten als zijn herder in plaats van tien schapen er opeens duizend naar huis zou brengen, die de eigenaar van de schapen niet eens zou kunnen onderbrengen, omdat zijn schaapsstal hoogstens ruimte voor twintig schapen heeft. Probeer dus een flink aantal schapen en andere dieren te kopen; over twee jaar, gerekend vanaf nu, zullen ze zich wel op een goede manier vermeerderen! Als jullie het graan geoogst hebben, zullen jullie het gemakkelijk kunnen bewaren -want daar hebben jullie ruimte genoeg voor; maar met het houden van huisdieren zou jullie dat slecht lukken -en daarom laten we dat zoals het is!
Hoofdstuk 204: De dierenwonderen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Daarop zei de opperstadsrechter: 'Doe dat, ik zal jullie daarvoor goed weten te belonen!'
Hoofdstuk 205: De verbaasde dienaren vangen en temmen de olifanten (13.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] De opperstadsrechter zei: 'Ja, Heer en Meester, U hebt een buitengewoon treffend beeld gekozen, dat ik - hoewel niet op zo'n geweldige schaal in mijn jeugd zelf heb beleefd; want ik heb samen met mijn vader, die toen nog leefde, door het noordelijke deel van het eigenlijke Romeinse rijk gereisd en kwam in de omgeving van Venetië. Daar zag ik een prachtig paleisgebouw, dat volgens de regelen der kunst bijna voltooid was, en mij bekroop sterk het verlangen om de stoutmoedige bouwmeester persoonlijk te leren kennen.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Daarop kwam ik met mijn vader weldra in zijn woning en in zijn beeldhouwerswerkplaats en ontmoette in gezelschap van mijn vader de bouwmeester zelf. Hij was echter ook een heel bescheiden en eenvoudige man, een op het kleine eiland Rhodos geboren Griek, aan wie men in de verste verte niet gezien zou hebben dat hij het vermogen bezat de vingers van zijn hand te tellen; maar als men met hem begon te praten, merkte men wel direct dat hij behalve de oude rekenkunde van Euclides ook nog in andere kunsten en wetenschappen thuis was, en ik kreeg dan ook werkelijk een geweldige hoogachting voor deze grote bouwmeester en kunstenaar.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Ik zei: 'Daar had deze filosoof gelijk in -maar voor zijn tijd; van nu af aan zal dat anders zijn! Want Ik heb Mijzelf met een lichaam omgeven om voortaan niet meer als een onbegrijpelijke en niet te aanschouwen God aan jullie te verschijnen, maar als een mens, met wie jullie net zo kunnen praten en omgaan als met elkaar, en daardoor heb Ik jullie niet alleen tot Mijn volkomen op Mij lijkende kinderen, maar ook tot Mijn ware vrienden en broeders gemaakt.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Met dat geschenk van Mij zullen jullie allemaal wel tevreden zijn, en het zal jullie niet hinderen als jullie inzien dat Ik in Mijn eeuwige, goddelijke eigenschappen nooit te bereiken ben.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Van hieruit zien jullie die ene behoorlijke grote vijver; maar in de omgeving zijn er nog zes, waarmee de hele streek voldoende bevloeid kan worden. In het diepe water van de vijvers zullen jullie ook een groot aantal vissen aantreffen, die de bewoners van deze stad en omgeving voor hun dagelijkse levensbehoefte kunnen gebruiken; de vissen van de vijver die we van hieruit kunnen zien, zullen echter eigendom zijn van de opperstadsrechter, de waard, de Apollopriesters en de paar Joden, zodat ieder van jullie die Ik zojuist heb genoemd, dus het recht heeft om een vierde deel van de vijver te bevissen. Maar laat niemand dat overmatig doen, maar alleen zoveel hij nodig heeft, opdat niemand door de te grote hebzucht van een ander benadeeld wordt. De vissen in de vijver zijn van een heel edele soort, waardoor het water van de vijver nooit verontreinigd raakt.'
Hoofdstuk 204: De dierenwonderen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Ik zei: 'Kijk, beste vriend, deze leerlingen van Mij zijn al zolang bij Mij en hebben dergelijke buitengewone voedselvermeerderingen al herhaalde malen gezien; maar ze zijn Joden, en geen van hen is ook maar één keer op het idee gekomen om Mij daar speciaal naar te vragen! En ze hebben het Mij niet gevraagd, omdat ze in hun nog veelvuldige echt Joodse blindheid geen verschil hebben kunnen ontdekken tussen het ene of het andere wonder dat Ik heb gedaan; maar jullie scherpzinnige Romeinen ontdekken bij Mijn wonderen een echt verschil, dat voor de scherpte van jullie verstand waard is verder besproken te worden.'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Ik zei: ' Als jullie Mij dergelijke dingen hadden gevraagd, zouden jullie er bij Mij net als alle andere mensen zonder terechtwijzing vanaf zijn gekomen; maar jullie vroegen Mij steeds om iets wat Ik jullie al verschillende keren had uitgelegd, en daardoor hebben jullie Mij gedwongen tot de voor jullie enigszins onprettige vraag: 'Hoelang zal Ik jullie nog moeten verdragen, voor jullie Mijn woorden begrijpen?'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Maar ziehier, bij deze Romeinen ben Ik niet genoodzaakt zo'n tegenvraag te stellen, want hun scherpzinnigheid ontdekt ieder verschil dat er bestaat tussen de ene of de andere daad die Ik heb verricht! Ik heb destijds toch ook op zeer grote schaal een vermeerdering van voedsel bewerkstelligd, toen Ik verscheidene duizenden mensen met een paar broden en vissen ruim voldoende heb verzadigd, en Ik heb voor jullie ogen ook een groot aantal daden verricht, die deze Romein van ons tot de meer natuurlijke en begrijpelijke zou rekenen. En toch hebben jullie destijds niet gezegd: Heer en Meester, wij denken te kunnen begrijpen dat U onze netten al verschillende keren met vissen hebt gevuld, hele woeste streken vruchtbaar hebt gemaakt en bij de bruiloft in Kana in Galilea en op veel andere plaatsen water in wijn veranderd hebt; maar hoe hebt U die op zichzelf dode broden en vissen zozeer kunnen veranderen, dat vele duizenden zich daar meer dan voldoende mee konden verzadigen?'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Kijk, Mijn beste vriend Philippus, als jullie Mij daar toen naar hadden gevraagd, zouden jullie er ook heel zeker zonder enige terechtwijzing van Mijn kant vanaf zijn gekomen; maar jullie hebben Mij niets gevraagd! Want jullie maken geen onderscheid tussen Mijn daden en gooien ze allemaal op één hoop; maar onze vriend hier, een echte Romein van het zuiverste water, heeft met de scherpzinnigheid van zijn verstand een werkelijk verschil ontdekt, en Ik zal hem dat ook uitleggen, zonder hem vanwege zijn vraag een terechtwijzing te geven, die jullie zo vervelend vinden!'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582  ...