Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 569 van 1112

...  557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582  ...
[50] In de verte meende ik en geloofde ik werkelijk watervloeden te zien; doch hoe meer deze stoffige vloeden geleidelijk dichter bij mij kwamen, heb ik des te helderder en zuiverder aanschouwd dat hier geen water meer rondom de zuil golfde, maar wel droog zand dat door de winden verheven, wervelend, het deinen van de wateren aan het onderzoekende oog van de spiedende Kenan bedrieglijk voorspiegelde!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] En toen ik dat een tijd lang met bloedend hart had aanschouwd, verhief zich opeens, de zuil omwervelend, een hevige storm als een orkaan over de schuimende koppen der golven die als bergen zo hoog waren. En zie, de heftige storm die de zuil omwervelde hield niet lang aan, en het gewoel van de woedende golven, gedwongen door de strenge macht van de orkaan kwam tot een zegenende rust, zodat slechts hier en daar nog een sporadisch, zacht gemurmel van de zich tot volledige rust gewillig effenende rimpels van de zo grote watervlakte de lichtende schichten van de uit de goddelijke mond stromende ademtocht, niet onaangenaam onderbrak. En toen de machtige liefde van de eeuwige, heilige Vader de zegenende rust met zulke verbazingwekkende middelen getrouw tot stand had gebracht, ontsprong er terstond aan mijn mond een heerlijke toon. En luister, deze toon klonk als heilige woorden die uit het liefhebbende hart van de heilige, eeuwige Vader vloeiden vanuit de hoogten der hoogten uit de oneindige, schitterende sferen van het eeuwige licht der lichten, en zij goten zich welluidend heel ver uit in overvloedige, glanzende stromen over de eindeloze luisterende vlakten van de grote wateren, en zoals ik het heb vernomen geef ik de gewaarwording van de zo heerlijke klank van die goddelijke stem getrouw weer. De zin en betekenis daarvan sprak zich op de navolgende wijze heel mooi en wonderlijk uit:
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] En luister, aldus was de orde, die heerlijke orde spoedig opnieuw weer hersteld en na het herstellen van de goddelijke ordening liet ik mijn oog gretig rondgaan in de eindeloze verten over de witachtige vlakten van de grote, nu geheel rein geworden wateren en zag dat er nergens meer drommen en massa's zich verdrongen, en zag dat slechts hier en daar donkerder golven de lichtere benaderden en dan in de buurt daarvan zelf helderder en helderder, ja tenslotte zelf geheel lichtend werden en ik zag verder nog, nadat ik mijn onderzoekend oog had afgewend van de eindeloze verten van de wiegende vlakten van de grote wateren en op de zuil van Mahalaleël had gericht, dat deze, heel lieflijk gereinigd van al de bloedige schande, in een witachtig licht blonk, omgeven door bevallig kabbelende, stoeiende, lichtende golven.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[45] En luister, nauwelijks waren de vlakten van de geniepige wateren door de zengende stralen uit Henochs hoofd geraakt of de golven van de geniepige wateren begonnen te gisten, te suizen en te bruisen. De eindeloze vlakten dampten en rookten en zij gaven door de hitte van de stralen gedwongen, al de voorheen zo boosaardig gestolen en door eigenliefde en hebzucht in de modderige grond geketende vreemde wateren onvrijwillig terug. En de vreemde wateren stegen als vurige wolken in talloze scharen, zich ijverig losmakend van de lagere, donkere en troebele dampen van de geniepige vloeden, omhoog in de zuiverder, lichtende luchten. En zie, toen zij aan de diepten van de dood waren ontstegen, kwamen er bedrijvige winden, die Henochs zuil omgaven en zij droegen heel teder met wervelende vreugde de weer losgemaakte kinderen terug langs de razende dampen van de verraderlijke wateren in de liefhebbende, wachtende armen van de wateren, die door een door de goddelijke genade gegeven gebod waren veredeld. En toen dat door een wonder van de heilige liefde van boven was gebeurd, strekte Henoch vol macht opeens zijn handen uit en sprak streng gebiedend, met heftige, donderde stem:
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[51] Toen ik, mij ergerend, dat met verbazing bekeken had, kon ik ook na lang kijken nergens enig water ontdekken, al was het maar een druppel. Toen hief ik mijn ogen ten hemel en smeekte om genade, om hulp en zodoende ook om wijze raad tot de eeuwige, heilige Vader van de liefde; maar stom bleef de hemel, omvloeid door een witachtig, hier en daar soms matrood schijnsel en nimmer kwam ook maar het geringste geluid van de steeds meer en meer droefgeestige heilige, eeuwige hoogte van de anders zo bereidwillige liefde en genade doorstromende woning van de eeuwige, heilige Vader.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[57] Maar zie, te midden van het zo met smart gewenste resultaat verhief Methusalah zich met verschrikkelijke blik en begon op geweldige wijze de heilige wil van de eeuwige, heilige Vader tot het geheel doorgloeide zand te prediken. En de machtige woorden die vurig aan Methusalahs mond ontvloden, goten zich naar alle denkbare richtingen in brede stromen uit, gelijkend op grote wateren, angstaanjagend bruisend en ruisend en woedend, zoals de vlammende tongen voordien en sleurden het zand met zich mee. En het bruisen, ruisen en woeden sprak duidelijk verstaanbare machtige woorden, ja, woorden van macht en van de eeuwige grootheid van de heiligheid van God!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[58] Die woorden luidden - luister, jullie vaderen en kinderen! -: 'Nietig stof, verneem de wil van Gods heiligheid! Een vals, bedrieglijk golven zal je nooit baten; bekeer je tot vloeibaar, zuiver water en golf als zodanig in eeuwige, lichtende baren; want niets anders dan alleen de leugen, zal eens geheel te gronde gaan!'
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[59] En zie, toen dat door de eindeloze vlakten werd verstaan, loste korreltje na korreltje op tot zuivere druppels; die versmolten heel vrolijk in lichtende waarheid en vloeiden tezamen tot een oneindige vlakte van het zuiverste water en waren nu geheel en al zacht golvend en rimpelend, terwijl ze blij de heilige naam van de eeuwige God loofden en prezen. Zij wisten het tegen hen getuigende nog aan Methusalahs zuil vastklevende zand er vanaf en loofden haar toen, haar in lichtende rijen omgevend, nadat zij met liefdevolle gretigheid vooraf hun krullende, schitterende, schommelende koppen met het rijkelijk van de zuil stralende licht hadden getooid.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[66] 'O luister, jullie grote wateren! Word niet door begeerten verteerd; want als jullie in liefde en genade van boven samengaan, is dat een bezit voor eeuwig en een eindeloze vreugde voor jullie samenzijn. Want op een en dezelfde plaats kan zich niet meer dan één ding bevinden; zoek daarom niet jezelf te vernietigen door vreemde begeerten en golf en kringel in je geheel eigen sfeer, tot lof en roem van de eeuwige, heilige Vader!'
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[70] Ik wachtte en wachtte van moment tot moment en keek met driemaal versterkte kracht van mijn gezichtsvermogen of er zich een lichtpuntje zou laten ontwaren; doch al mijn moeite was geheel vergeefs, zelfs mijn tot het uiterste gespannen gehoor vermocht ook niet het geringste zuchtje van het teerste windje te vernemen!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[65] En luister, toen ik dat met een van liefde vervuld hart deed, begon de mij oneindig voorkomende zuil terstond steeds dieper en dieper in de afgrond van de eeuwige nacht te verzinken. En dat wegzinken was nog niet lang aan de gang of een ver verwijderd ruisen van zeer grote wateren, niet ongelijk aan het donderend rollen der sferen, drong tot mijn scherp luisterende oren door. Nog voordat ik mij helemaal had kunnen omdraaien, luister, 0 vaderen en kinderen, of daar zag ik reeds massa's schuimende vloeden als werelden zo groot, steil omlaag storten in de duistere, eindeloze ruimten van de eeuwige nacht die de bonte zuil daarvoor had omgeven. En luister, dit neerstorten had niet lang geduurd of ik zag de vroegere plaats van de eeuwige nachten geheel gevuld met nog troebel, doch eindeloos voortkabbelend water. Ook zag ik het einde van de zuil, die mij eindeloos had toegeschenen, afdalen uit de eeuwige hoogten van de hemel en neerzinken naar die troebel, golvende vloeden van de nieuwe wateren. En op de lichtende top stond in lichtende glorie Lamech, Methusalahs zoontje, als een geschikte lieflijke heraut van de goddelijke, heilige wil. En toen hij ook mij opmerkte, begon hij weldra de volgende woorden tot de vloeden te richten:
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[69] O luister en zie wat ik heb moeten horen en zien op die donkerste plaats van de tiende zuil! Luister, alle eerdere zuilen hadden nog meer of minder een eigen licht, - ja zelfs de negende zuil was door een bontgekleurd, dof geflakker omgeven; maar deze, naar volgorde, tiende zuil had niet één ook nog zo dof schijnend puntje, ja zij was zo duister dat ik haar slechts kon voelen, maar niet zien, ondanks de meest intensieve inspanning van mijn geestelijk gezichtsvermogen en of er nu water, zand of alleen sombere, lege en nietige ruimte haar omgolfde, omstoof, omgaf, - luister, dat was allemaal gruwelijk verborgen voor het onderzoekende oog van de dromende Kenan in die ongelooflijk sombere zwarte nacht die de tiende zuil omhulde.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[73] Maar zoals anders steeds de donder op de bliksem pleegt te volgen, was bij deze eindeloze bliksemstraal niet het geringste spoor van een erna volgende rollende donder. En zoals het vóór de bliksem was, zo was het ook daarna: de dichtste nacht, die zich uitbreidde van de ene oneindigheid tot aan de andere; en ik, jullie Kenan, begon wel geweldig naar licht en leven te verlangen; want waarlijk ik zeg jullie, nu had ik toch wel schoon genoeg van de oneindige nacht van dood! O vaderen en kinderen, die nacht, o die nacht, die heeft lang geduurd, totdat zich eindelijk een heel klein sterretje aan de ijzeren hemel vertoonde als een enig, pas laat verschijnend gevolg van de reeds lang daarvoor in de diepte van de hemel wegsnellende bliksem.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[74] Mijn lange tijd verblinde ogen waren nu onafgewend gericht op dit uiterst kleine flikkerende puntje. En toen ik mij verbaasde over dat flikkerende lichtje, O luister, toen opeens klonken er heel duidelijk klanken in mijn reeds geheel doof geworden oren - het waren geen woorden, noch menselijke stemmen, ook was het geen bruisen, geen suizen, geen woeden -, O luister, deze tonen leken op het fluiten van de herders, net als toen zij zo dikwijls volgens het aloude gebruik de schapen van Abel om zich heen wilden verzamelen, en deze dan met vlugge pas kwamen om de zorgzame herder met hun hemelwaarts geheven koppen verbaasd aan te zien.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[76] Toen wierp ik mij neer en begon ijlings tot de heilige Vader van de liefde en al het bewegende leven te bidden en te smeken of Hij in Zijn erbarmen een fel brandend genade vlammetje van boven wilde sturen, zodat mijn ogen de verschrikkelijke grootte en verste uitgestrektheid van de sombere dood mochten aanschouwen. En toen ik lang genoeg getrouw en waarachtig tot de heilige Vader had gesmeekt, riep opeens een heel krachtige stem mij bij mijn naam en zei: 'Sta direct op en kijk in de grote afgrond van de sombere dood! Hier op de plaats van de tiende gebroken zuil wordt de echtbreuk aangeduid, waarvan de verbrijzelde onderste helft, die van de liefde, verstrooid terneer ligt in de diepste afgrond van de dood, - maar de bovenste helft, die van de genade, hangt aan de ijzeren, eindeloze boog van de hemel en zal niet eerder naar het puin afdalen, dan nadat de grond van deze zuil schoon gewassen wordt van de drek van de slang. De grond is de aarde, een huis vol zonden en de drek van de slang is het zeer prikkelende vlees van alle vrouwen uit de diepte van Hanoch. Wee de aarde, die nu vet geworden is van het bloed van de broeders die vanwege het vlees van de ontuchtige vrouwen elkaar gruwelijk vermoord en de aarde gedrenkt hebben met hun gezegende bloed! Spoedig zal Ik grote stortvloeden uit de hemel neer laten stromen en al het vlees doden vanwege het prikkelende vlees van de vrouwen, waardoor al het water hier om de tiende zuil is verbruikt! O prijk maar, prijk, heerlijk, prikkelend vlees van alle vrouwen, als meest arglistige kinderen van de draak! O prijk, jij lokkende spijs van de wormen van de slijkpoel, jij walgelijke stank voor Mijn eer! Jij baadt en wast je dagelijks in het fijnste water, bereid uit allerlei kruiden en geurstoffen en smeert de fijnste oliën op je huid om daardoor nog prikkelender en nog aantrekkelijker te worden teneinde de kinderen van de eeuwige heilige Vader te verleiden!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582  ...