Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 58 van 139

...  46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71  ...
[23] Zie het wijde graf van de aarde en ook dat van alle talloze sterrenwerelden! Ik neem van jou de grote last af van de met jou gevallen geesten en leg die nu in de aarde en in alle sterren, en er zal geen stofje nutteloos rondzweven, het zal tot zijn tijd gekomen is een levend wezen in zich bergen, aan jou gelijk'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] "O vader van mijn vaderen! Zie, hier zijn mijn vaderen en jouw kinderen aanwezig; hoe zou ik bij zo'n bijzondere aanblik het ook maar kunnen wagen te spreken voor degenen die God uit jou vóór mij in het leven riep en die de natuur als vaderen boven mij geplaatst heeft?! Daartoe zouden zij mij dat toch ook eerst in liefdevol gedogen moeten toestaan, zodat ik dan in het aangezicht van alle vaderen en de hoge moeder Eva in alle innerlijke rust het woord van de grote genade van God goed uit zou kunnen spreken."
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[32] O vaderen, zie, de Heer heeft hier voor ons wel een heel groot gedenkteken geplaatst!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Ik werd reeds in het begin van mijn aardse bestaan daar boven geplaatst tot grote deemoedig makende zelfkennis en ik herkende mijzelf en viel daarna nog dieper, - ja tot hier moest ik vallen en mijn voeten vielen nog dieper door Kaïn!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] O vaderen, hoe dwaas zou het zijn zoiets van een almachtige, eeuwige, eindeloze, heilige God te denken, wiens lichtste ademtocht al die talloze werelden en eindeloze scharen geesten teloor kan laten gaan!
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] O luister, de liefde, de machtige, heilige liefde van de eeuwige Vader is immers niets anders dan de eeuwige, meest vrije ordening in God! Volgens deze eeuwige, heilige ordening en hiermee in volkomen overeenstemming zijn immers uit Hem alle eindeloze scharen geesten, de werelden en jullie, Zijn enige kinderen, even vrij als Hijzelf voortgekomen.
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Nu zijn jullie in deze zo liefderijke positie als kinderen van de heilige Vaders geplaatst, jullie zijn vrij en vol leven en genade van boven; hoe kunnen jullie dan zo verblind zijn de kinderen van diezelfde heilige Vader zonder enige reden naar de verschillende oorden te verbannen onder de dwang van een duister gebod, dat hen niet tot leven brengt noch vreugde geeft, maar hen naar lichaam en geest doodt?!
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] "Mijn grote God en Heer, Schepper van alle dingen en heilige Vader van alle geesten en mensen! Hebt U mij dan geschapen om me te kwellen vanaf het begin tot op dit uur?
Hoofdstuk 93: Adams nieuwsgierigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] De mensen maken onderscheid en vinden dat niet allen hun wijsheid waard zijn; God echter, de grote leermeester van alle zonnen, geesten, aarden en alle mensen, verafschuwt het niet en vindt het niet beneden Zijn waardigheid om voor wormen in het stof en voor bromvliegen alsmede voor al het andere gedierte, hoe klein en onaanzienlijk ook, de meest wijze leermeester te zijn! De mensen houden hun woningen voor heilig en laten hun eigen kinderen en broeders zich voor hen in het stof werpen, terwijl God zelfs het eenvoudigste dier op aarde vrij en zonder al dat plat op hun gezicht neervallen, laat rondwandelen.
Hoofdstuk 102: Tegenstellingen tussen God en de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] O, wees in alle rust uit God! Want de aarde zelf is je alleen onder de voeten geplaatst vanwege de grote overmaat van zegen uit en voor jou; daarom is ook je rustplaats reeds lang heel goed gezegend en is jou zodoende uit God een rust in vrijheid en een hogere vrede van je ziel vergund, terwijl mijn ziel slechts een ziel uit jou is en daardoor slechts een klein deel van de overvloedige zegen vormt, die jou rechtstreeks uit de hand van de eeuwige liefde van de meest heilige Vader ten deel viel. Vandaar dat je in volle vrede goed op de plek kunt rusten, die verlicht en keer op keer gezegend werd door de allerheiligste tegenwoordigheid van God onder ons allen! Zie, daarom hoef je je geen zorgen te maken over dat waar de Heer reeds lang voordien, nog voordat een zon de aarde verlichtte, voor gezorgd heeft!
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] Maar het is niet genoeg dat jullie je daad berouwen vanwege de grote schande waarmee de Heer je geslagen heeft, of dat jullie je daad berouwen omdat de Heer een groot deel van Zijn genade aan je heeft onttrokken en je aan de grenssteen van Zijn erbarmen geplaatst heeft, of omdat de Heer dit dier, jullie rechter, je tot getuige gesteld heeft en het nu op wonderbaarlijke wijze heeft opgewekt om als aanklager tegen jullie te spreken. Maar: als jullie je daad of je voornemen waarachtig willen berouwen, dank dan de Heer met een blij hart dat Hij je nog behouden heeft in het gericht en ween daarover dat je voor slechts een ogenblik Zijn zo oneindige, heilige Vaderliefde hebt kunnen vergeten, terwijl toch dagelijks de zon vanaf de hoge hemel jullie luid toeroept: 'Kinderen, jullie goede, heilige Vader heeft mij voor je geschapen; erken Zijn grote liefde!' - en de maan roept jullie toe: 'Kinderen, luister, ter wille van jullie schiep je liefdevolle, goede, heilige Vader mij tot een trouwe wachter en een constante begeleider van de aarde, opdat ik voor jullie een voortdurende getuige van Zijn oneindige liefde zou zijn!' En alle sterren roepen jullie toe: 'O kinderen, ons aantal is groot en eindeloos; wij zijn voor het merendeel de zonnen van verre werelden, die allen gedeeltelijk met je wezen overeenkomen, zowel voor ieder atoom afzonderlijk, als in de verveelvoudiging daarvan tot in het oneindige! Zie, voor jullie zijn wij gemaakt, voor jullie is de gehele oneindigheid gemaakt! O zie en onderken, hoe machtig, groot, liefde vol, goed en heilig jullie Vader is!'
Hoofdstuk 68: Adams woorden tot de zijnen en de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Zo is het ook bij dit tafereel. Het is niet om wat het laat zien, zodat wij door de innerlijke overeenkomst van de geest de zeven geesten of de zeven machten van God daarin herkennen en dat ieder van hen geheel gevuld is met het levende water van de genade, dat voortdurend over het magere aardrijk van onze ziel neerregent en desondanks niet veel meer vruchten oplevert dan het voortdurend bewaterde aardrijk om de voeten van deze stenen kegels, - noch omdat de erachter staande tien kegels de heilige plichten van de liefde voorstellen, die steeds hetzelfde zijn omdat de zeven geesten eigenlijk slechts één geest zijn, hetgeen wordt bevestigd door dezelfde hoogte, dezelfde kleur, dezelfde vorm, dezelfde massa, dezelfde richting, hetzelfde water en hetzelfde harmonische ruisen, - maar alleen de kennis en het begrijpen daarvan in onszelf is verheven en waardig! Aan het tafereel is weinig gelegen!
Hoofdstuk 78: Asmahaëls woorden van dank - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] "O Henoch! o kinderen! Wat is onze God toch een bovenmate heerlijke God! Hoe goed, hoe liefdevol en vol erbarmen! Hij, die geen lijden kent, evenmin een onvolkomenheid, Hij, de heilige, oneindige, eeuwige, bovenal machtige God, kan uit Zijn eindeloze volkomenheid toch onvolkomen wezens scheppen. Niet omdat Hij niet in staat zou zijn hen volmaakt te scheppen - laat zoiets te denken altijd verre van ons zijn -, maar juist om, krachtens Zijn eindeloze wijsheid bij de onvolkomen geschapenen, uit heel Zijn innerlijke diepte van genade en liefde, Zijn vaderlijke liefde steeds hoe langer hoe meer aan te laten groeien van eeuwigheid tot eeuwigheid om hen daarmee te tonen dat Hij de enige waarachtige Vader van alle mensen en geesten is.
Hoofdstuk 80: De gulden regel van de profetenscholen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] O juich, jullie armen; want je bent arm om des te meer te ontvangen! Juich, jullie zwakken; want je bent zwak om des te meer kracht te verkrijgen! Juich, jullie treurenden; want je bent treurig om des te meer vreugden te ontvangen! Juich, jullie hongerenden en dorstigen; want je bent hongerig en dorstig om des te meer verzadigd te geraken! Juich, zelfs jullie blinde geesten; zie, de Heer heeft de nacht gemaakt opdat zij behoefte krijgen aan de dag! Wie zou er ooit overdag behoefte hebben ondervonden aan de dag, indien de Here de nacht niet voor de dag gesteld zou hebben! O dood, als je niet dood zou zijn, zou jij ook moeten juichen; want vanwege jezelf ben je niet uit de eeuwige ordening voortgekomen! Wie weet, liet de Heer je daarom ontstaan, opdat misschien eens uit jou het allerhoogste leven ontstaan zal!
Hoofdstuk 80: De gulden regel van de profetenscholen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71  ...