Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 572 van 1112

...  560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585  ...
[13] Want als het lichaam wil rusten, moet de ziel vrede hebben; anders rust het lichaam slecht en kan de geest zich intussen niet in de zelfbeschouwing en gelijkwording met zijn oervorm in God oefenen. Zoals de slaap als rust voor het lichaam een weldaad van God door de natuur is, zo is de vrede van de ziel die innerlijke, stille warmte van de eeuwige liefde waaruit de geest dan die stof zal bereiden, waarmee hij zich volledig zal ontwikkelen om daardoor te eniger tijd wederom een goed vat ter opname van de liefde en zodoende van het leven vanuit God te worden.
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] O kinderen, zie toch hoe buitengewoon goed onze God, ja onze meest liefdevolle, heilige Vader is! Zie, deze grote geest, wiens plaats ik arm en zeer zwak stoffelijk mens nu inneem, was geroepen om een broeder van de eeuwige liefde van de heiligheid van de Vader te zijn; maar de met eigenliefde vervulde ongehoorzaamheid dreef deze grote, machtige geest hierheen, in deze naamloze laagheid. Omdat het nu niet meer mogelijk is, dat wij in onze gezamenlijke nietigheid ooit de Godheid met waardigheid, ook al was het maar een zonnestofje meer naderbij zouden kunnen komen, wil Hij, teneinde ons dichter naar Zich toe te trekken, zoals jullie allen nu goed vernomen hebben, Zelf in onze nietigheid afdalen om daardoor aan deze nietigheid meer te geven dan ooit voor de grootst mogelijke grootheid van geest te begrijpen zou zijn. - Dat wil zeggen als ik het goed begrepen heb - : Hij wil voor ons wormen in het stof niet slechts een God, een heilige Vader zijn, zoals Hij in de eeuwigheid was, maar Hij wil zelfs een sterke Broeder voor ons worden, teneinde ons, waardelozen, daardoor met Zich in het eeuwige leven te verenigen!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Toen Adam een dergelijk vroom verzoek had gehoord, liet hij zich naar de legerstede van Henoch leiden en zegende die driemaal. En toen hij het werk van het zegenen had beëindigd en weer op zijn plaats terugkwam, zei hij: " Henoch, het is geschied volgens de wens van je trouw aan God! Maar zie, als jij een dergelijke zegen nodig hebt, dan hebben wij die immers allemaal nodig en het zou voor mij beslist ook niet overbodig zijn; wie zal er echter mijn rustplaats zegenen?"
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En zo legden deze drie mensen zich ter ruste en sliepen goed tot aan de verkwikkende morgen, toen een frisse wind hen heel opgewekt en versterkend wekte. Het tijdstip waarop zij zich neerlegden was volgens jullie rekening het negende uur en het tijdstip van opstaan was, op dezelfde wijze gerekend, het derde uur van de morgen. - En toen zij nu aldus gesterkt op hun benen stonden, verrichtte ieder van hen in zijn hart een stil offer en na deze stille daad stond Adam meteen op en sprak in de aanwezigheid van Henoch en Eva het volgende korte gebed uit:
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En toen Adam dit oprechte gebed had beëindigd, zie, toen wendde hij zich tot de nog zachtjes biddende Henoch en zei: "Henoch, kijk, ik heb nu hardop voor God en voor jou gebeden en ik heb een grote kracht verkregen, zodat ik in staat zal zijn jullie allen waardig en doeltreffend te zegenen; dus valt mijn eerste zegen op jou! - En daar je nu gezegend bent, sta op en zeg ook jouw gebed hardop voor God en voor mij, opdat wij, ik en jouw moeder, naar waarde geschat en met bijzondere vroomheid door jouw zachte morgenrood in je met liefde vervulde hart gesticht mogen worden. Jij hebt mijn gebed gehoord, waarin ik mijn menselijke en vaderlijke hartewens uit de innerlijke diepte van mijn hart getrouw bij de Heer naar voren bracht; maar aangezien jij niet als een vader kunt bidden, maar als een zoon, laat daarom de stem van de kinderlijke liefde van je hart luid opklinken! Amen."
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En toen hij deze herhaalde overdenkingen van zijn lof, prijs en dank, die hij anders ook dagelijks verrichtte, had beëindigd, keerde hij zich nogmaals tot Henoch, die dat intussen ook in stilte in zijn hart had gedaan en zei:
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] O Henoch, mijn lieve Henoch, kom hier aan mijn vaderborst en laat me je beminnen en je overvloedig zegenen, opdat jouw zegen toereikend is tot aan het eind van alle tijden! Want je hebt nu mijn reeds zeer hard geworden hart met balsem overgoten, zodat het nu weer zo week begint te worden als het eens was, toen de Heer voor de eerste maal mijn lieve helpster naar mij toe leidde; en in mijn gedachten ontvouwt zich een rozenstruik met veel takken en ik zie bovenaan een knop - 0 Henoch, een knop! -, en deze nog gesloten knop schittert sterker dan de zon op het middaguur! - Maar niet verder daarover; - kijk, dat alles heb jij nu bewerkstelligd!
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En als hij dat allemaal goed in zich had opgenomen, moest hij weer terugkeren en hem tegen de tijd van de glorieuze opgang van de ochtendzon getrouw over alles inlichten.
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] O Gij mijn goede, heilige Vader, maak mijn nauwe borst wijder, opdat ik U met volle teugen kan beminnen; want alles wat mijn oog nu ziet, is te mooi en te overweldigend! Hoe heerlijk rijzen de toppen van de hoge ceders omhoog in de vrije, flauw schemerende, zacht bewegende lucht en bewegen hun takken en twijgen alsof zij de sterren lieflijk toewenkten! Dan komt er weer een ademtocht van U: zij bemerken Uw heilige nabijheid en buigen terstond hun omhoog geheven hoofden naar de aarde. Maar spoedig verheffen zij zich opnieuw, aangetrokken door de grote, meest heilige macht van Uw liefde en jubelen ruisend in de vrije hoogte U een onnaspeurbaar, diepzinnig lof toe. 0, hoe groot en verheven moet die loftuiting zijn, dat ik niet eens in staat ben te vermoeden wat voor een heilig offer door Uw geschapen natuur aan U, de verheven Schepper, gebracht wordt! Niet aflatend loven U de aarde, het gras, de planten, struiken, bomen en al die mooie sterren; alleen de mens kan te midden van zulke heilige offers slapen!
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En terwijl Henoch nog sprak, zie, toen kwam ook Seth al uit zijn woning en kreeg beiden in het oog. Hij ging naar hen toe en zegende hen terstond. Zij bogen vol eerbied en dankbaarheid voor hem. Meteen vroeg Seth aan Henoch waarnaar ook Jared reeds eerder had geïnformeerd, maar hij kreeg even weinig uit Henoch als Jared daarvoor. Seth verwonderde zich erover dat Henoch zo gesloten was en Henoch antwoordde hem:
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Na deze woorden liet Henoch zijn vaderen alleen en ging snel naar de woning van Adam. Hij wierp zich voor de hut op de grond en dankte Mij in het stof om tenslotte op te staan, omdat Adam hem geroepen had. Eerbiedig trad hij de woning binnen en deed nauwkeurig verslag van hetgeen hij precies had waargenomen.
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En al spoedig verlieten beiden de woning en repten zich naar de kleine, ronde heuvel en bestegen deze meteen; want die was slechts tien manshoogten boven de plaats waar Adam's woonstede stond en was rondom vrij van bomen en de kruinen van de ceders reikten slechts tot aan de voet van deze boomloze heuvel, waarheen een weliswaar smalle, maar overigens goed begaanbare weg liep.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] (N.B. Waar jullie tegenwoordig weinig acht meer op slaan en wat de wereld voor een kinderachtig gedoe houdt, - waardoor ook Ik en Mijn zegen zich verre moeten houden, omdat dat alles heden ten dage niet langer meer nodig gevonden wordt!)
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] O vader, kijk, de zon heeft gelijk, als zij ons met haar eerste straal een dergelijke leer geeft! Want als wij tot onszelf inkeren en daar de grote, eindeloze ruimte van onze gedachten beschouwen en de nog grotere van onze gevoelens en dan pas de allergrootste, die van de liefde tot God, die beslist oneindig moet zijn omdat het daardoor voor ons pas mogelijk wordt de oneindige, eeuwige God te bereiken en zodoende lief te hebben, hoe kunnen wij dan het licht van de materie, omdat het zo'n grote plaats inneemt in ons vleselijke oog, bijna aanbidden en het voor heerlijk en groot houden, terwijl de eeuwige, grote, heilige Vader Zich door ons laat beminnen en in de liefde geheel open staat om Zich door ons te laten omarmen?!
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Het hart verheugt zich weliswaar door middel van het oog over de zachte straal van de morgenzon en heel het leger der dieren bejubeld luid de toegenegen moeder van de dag, en de kelken van de bloemen openen zich om de eerste milde stralengift van de heldere morgenzegen der mooie zon gretig op te zuigen, en de verre golfjes van de zee huppelen opgewekt als jonge kinderen en trekken net als deze het wijde lichtgewaad aan van hun stralenmoeder, - ja, dat is louter mooi bedachte beeldspraak. Maar als ik bedenk, dat om al dit moois te ondervinden, er toch steeds een mens bij hoort, wiens hart dan pas tot zulke beeldspraak in staat is als hij getrouw zijn gemoedsrust ontleend heeft aan Gods liefde, dan is er daarna de troostrijke gedachte dat er een ware ordening bestaat krachtens welke al deze ochtend - en andere scènes zo goed als niets zouden betekenen als ze niet gezien noch ondergaan, noch gevoeld en bijgevolg naar hun uiterlijk niet begrepen zouden worden door een mens met een levende ziel, waarin een eeuwige geest van liefde uit God woont.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  560 - 561 - 562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585  ...