Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 574 van 1112

...  562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587  ...
[3] O lieve Henoch, ga door met de tekenen van het leven in ons uit te leggen en ik ben ervan overtuigd, dat een dergelijke uitleg van de tekenen oneindig maal nuttiger zal zijn dan wanneer wij in staat zouden zijn tweegesprekken te voeren met alle sterren, zonnen en manen, maar niets zouden begrijpen van wat toch de oorzaak van al onze opwinding is en wat al onze gevoelens en ondervindingen ons zeggen, en op welke manier de eeuwige liefde zich bijvoorbeeld in ons uit en we haar herkennen, en door haar het eeuwige leven in onszelf!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En daarop verhief Adam zich en zei: "Amen, wees gezegend, mijn geliefde Abel-Seth en laat vooral Henochs levende tong gezegend zijn en laten al mijn kinderen die een goed en vroom hart hebben, gezegend zijn!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] De grot was zeer ruim, zo ruim zelfs, dat daar gemakkelijk twintigduizend mensen ondergebracht konden worden; maar het belangrijkste van deze grot was de volgende zeldzaamheid. Hij had namelijk ten eerste een hoogte van honderd manslengten en was eigenlijk meer een tunnel door een berg dan een echte grot. Deze doorgang was daarom zo bijzonder beroemd, omdat hij in de richting van de morgen uit een groot groen en geel, kegelvormig bergkristal bestond. In het midden daarvan bevond zich een hoog opspuitende bron, waarin het licht van de zon door verschillend gekleurde kristallen prisma's in duizenden kleurschakeringen weerkaatst werd.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Toen nu deze hoofdgroep zich in het midden van de grot bevond, waar om het brede, ronde gouden waterbekken heen een aantal goedgevormde, veelkleurige blokken van edel kristal lagen, waarvan één 'de gouden vaderstoel' heette, ging Adam een poosje zitten en dus mochten ook al de overigen zijn voorbeeld volgen; alleen Henoch bleef naast Adam staan.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En Seth stond op en zei, terwijl hij zich naar Henoch wendde: "O mijn geliefde, al te deemoedige, bescheiden Henoch, weet je dan niet dat je allang het mooie middelpunt van onze liefde geworden bent? Kijk, kijk, je zou zeker voor jezelf een zitplaats in mijn hoofd kunnen maken; want in onze harten heb je dat reeds lang gedaan, - en het hoofd is niet voortreffelijker dan het hart!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Daar wij je reeds lang onze liefde en ons leven tot woonstee gaven, waarom zouden wij ons dan bekommeren om een koude steen waarop je gaat zitten? Wees daarover maar volledig gerustgesteld! Maar zie, ik en zeker ook alle anderen houden zich met wat anders bezig: kijk nu eens naar deze heerlijke plek! Lieve Henoch, laat hier je gezegende tong ongehinderd de vrije loop! Amen."
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] En de zo zachtaardige, gehoorzame Henoch liet zich, net als anders, ook ditmaal niet voor de tweede keer vragen, maar stond direct op, boog voor de vaderen en begon de hierna volgende gedenkwaardige woorden tot hen te richten:
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Het zij zo; want dan is mijn tong vrij en kan datgene uitspreken wat mijn oog in gloeiende tekens in mijn hart zeer duidelijk gegrift ziet staan! En deze tekens zijn levende pennenstreken van de eeuwige liefde en de zich over alles erbarmende genade van de eeuwige, heilige Vader in mij; en daarom wil ik nu eens van hieruit spreken en een onsterfelijk gesprek voeren vanuit mijn en jullie God, vanuit mijn heilige Vader, die vol is van liefde en vanuit jullie heilige Vader, die vol is van liefde, genade en algehele erbarming!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] O lieve vaderen, deze grot is een getrouw beeld van het menselijke hart, zoals het zich tot God verhoudt! Waarheen wij onze ogen ook richten, wij kunnen geen enkel punt ontdekken waardoor geen schijnsel komt, behalve de bodem die ons draagt.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En zie, Henoch raakte in vervoering over Seth, ging naar hem toe, omarmde hem en zei: "O lieve vader Seth, wees toch getroost, want jij hebt de stem van de eeuwige Liefde goed begrepen, zoals die zich over mijn van zwakte bevende tong als de stralen van een opgaande zon heeft uitgegoten!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Want wat ik spreek, is niet van mij, maar is alleen van de eeuwige Liefde van de allerbeste, heilige Vader, waarvoor mijn hele wezen Hem ook eeuwig zal loven, prijzen en danken; en er zal zich verder niets aan mij, buiten mij en in mij bevinden, wat niet gewijd zou zijn aan liefde, lof, prijs en dank tot onze zo buitengewoon goede, heilige en liefdevolle Vader, door Wie wij en alle dingen bestaan vanuit Zijn grote erbarming.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En daarom is het ook zo, dat de mens uit zichzelf niets kan doen en ook niet zal doen, ook al voelt hij zich gevleid en bespeurt hij in zijn geprangde borst een weldadig aandoend bewustzijn van een hoger leven, maar net als het druppeltje moet hij zichzelf geheel aan de Heer overgeven en Deze zal hem stellig zo opvoeden en leiden, zoals het met Zijn eeuwige liefde en ordening het beste overeenkomt en voor de mens zeker en voor eeuwig het allerbeste zal zijn! Amen."
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] O kinderen, zie, de Heer heeft ons een spreker gegeven en heeft hem de ogen geopend en door hem ons gehoor versterkt, opdat wij nu reeds heel goed zullen gaan begrijpen wat de heilige Vader voor plannen met ons heeft! En aangezien wij hier zeer goed en met grote vreugde de wijze zin van mijn lievelingsplaats hebben vernomen, laat ons daarom verder wandelen; want de aarde draagt nog vele ongeziene schatten in zich en laat haar daarom ons tot een weideplaats van meer geestelijk voedsel worden! Amen."
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] "Ja, zo is het!", zeiden Adam en al zijn aanwezige kinderen van de hoofdstam. En Adam sprak verder en zei: "Want alles wat op de aarde groeit, gedijt zeer goed en het voegt zich allemaal heel zacht en bescheiden naar de eeuwige ordening van de boven alles machtige God. Wij zien immers dagelijks hoe de zonnestraal met grote kracht het gras uit de donkere schoot van de aarde trekt en eveneens de planten, struiken en alle bomen, we zien hoe de zo tedere straal van de zon uit de vochtige diepten en uit de zee heel vriendelijk de wolkjes met een gedempt licht vervult, aan het firmament tot zich trekt en ze tenslotte verheerlijkt en met glans omstraalt, zodat zij overeenkomstig het licht zelf door onze grove zintuigen helemaal niet meer waargenomen kunnen worden, ofschoon zij voor het oog van de geest voor eeuwig onvergankelijk zijn. En hoewel het slechts een overeenkomstig aards beeld is, heeft het toch de volle gelijkenis met de hoge ordening van de mens, aan wie zintuigen en een ziel gegeven zijn, opdat daarin volgens de eeuwige ordening de edele vrucht gedijt tot het eeuwige leven in God, zoals de verwekking uit de ziel door de macht van de liefde uit God en Zijn ordening gedijt tot een nieuwe, onsterfelijke vrucht.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] En zie, toen dankte het gezelschap van de eerste mensen op aarde Mij in stilte, stond vervolgens op en wandelde in de richting van de morgen naar de uitgang. Daar kwam het gezelschap door een kleine versmalling in het zeer heldere daglicht, waar het zich een tijdje ophield en vol verbazing naar de loop van het murmelende, heldere beekje keek. En het zag verder naar beneden ijle nevelsliertjes uit het beekje kwiek naar de vrije ruimten van het licht opstijgen en het zag ook hoe deze, door de warmte verheerlijkt, aan het oog werden onttrokken. En allen begrepen dit schouwspel van de natuur nu goed en met een gevoel van welbehagen herkenden zij zichzelf daarin en loofden Mij daarvoor in het diepst van hun hart en jubelden uitbundig, en gingen tenslotte verder over een tamelijk brede hoogvlakte, waarop vele families huisden; en toen die reeds van verre de sneeuwwitte aartsvaderen in het oog kregen, snelden zij in groepjes over de veel gebruikte weg naar boven op hen af en lieten zich door Adam zegenen en prezen toen Mijn naam, zodat de klank van hun zuivere stemmen over de verre bergen weerklonk, en Adam nodigde alle daar wonende kinderen uit voor de volgende dag van rust, de sabbat, waarop weer een verschuldigd offer voor Mij zou ontstoken worden!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  562 - 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587  ...