17481 resultaten - Pagina 575 van 1166
... 563 - 564 - 565 - 566 - 567 - 568 - 569 - 570 - 571 - 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 ...
[12] De waard kwam onmiddellijk vol blijdschap weer naar ons terug en zei: 'Mijn beste heren gasten, een derde wonder! jullie weten hoe moeilijk er in deze streek vis te krijgen is, en kijk, de grote tafel in de provisiekamer waar wij het voedsel op klaarmaken ligt zo vol met heel verse, maar reeds schoongemaakte, edele vissen, dat wij daar voor drie dagen allemaal meer dan genoeg aan hebben; ze hoeven alleen maar toebereid te worden - waar ik al opdracht toe heb gegeven -en dan zullen wij verzadigd worden met een zeer zeldzame spijs.'Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Nu stond ook de opperstadsrechter, die naast Mij aan onze tafel zat, op en zei: 'Heer en Meester, U weet dat ik een Romein ben die goed thuis is in alle wetenschappen, anders had men mij niet aangesteld als opperstadsrechter van een van de grootste gemeenschappen op het Haurangebergte. Omdat ik mij echter al van kind af aan op allerlei kennis en wetenschap heb moeten toeleggen, om na het afleggen van strenge examens te kunnen worden wat ik nu ben en nog steeds meer kan worden. Het is dus in zekere zin vanzelfsprekend dat ik reeds in mijn vroegste jeugd de volstrekte leegheid en betekenisloosheid van ons afgodendom voldoende heb leren kennen en verachten, en een wijs man, of het nu een Griek of een Romein was, was mij duizend keer liever dan al onze Egyptische, Griekse en Romeinse halfgoden en goden.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De gezindheid die Augustus had, had ook zijn opvolger onder wie ik geboren en opgevoed ben, en omdat ik zo afwijzend stond tegenover de goden, wat de keizer welgevallig was, heb ik reeds in mijn jonge jaren zo'n vooraanstaande positie als ik nu bekleed, verkregen, terwijl ik nog niet eens dertig jaar ben.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daardoor werd ik weliswaar geen epicurist wat mijn levenswijze betreft, maar des te meer wat mijn geloof betreft, dat zich bij mij niet alleen door het lezen van boeken van vele filosofen, maar door mijn veelzijdige ervaring tot volkomen duidelijkheid ontwikkeld had.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Ik heb mij zozeer vertrouwd gemaakt met deze zienswijze, die in waarheid erg voor de hand ligt, dat ik nu niet meer de allerminste vrees voor de dood heb, maar er alleen maar meer naar verlang; want mijn huidige bewustzijn zegt mij dat er vóór dit bestaan van mij eeuwigheden na eeuwigheden zijn verstreken, en ik heb in mijzelf nooit verdriet en treurnis gevoeld om het feit dat ik niet voortdurend ooggetuige ben geweest van die eindeloos lange tijden.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Maar daarom veracht ik datgene wat ik op de wereld heb gevonden, absoluut niet; maar ik acht het als iets wat bijna geheel zonder betekenis en waarde is. Mijn grootste waarde hecht ik aan het echte, reële, volkomen niet zijn; want als ik er niet ben dan denk ik ook niet, wil ik niets en doe ik niets, heb ik geen bewustzijn, goed noch slecht, en blijf ik zodoende in eeuwigheid niemand iets schuldig, hoef ik geen wet in acht te nemen en geen strafgericht te vrezen van de kant van de mensen en al helemaal niet van de kant van de niet bestaande goden.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Kijk, buitengewone Heer en Meester, dat was sinds mijn jonge jaren mijn volkomen ware geloofsbelijdenis evenals die van mijn ouders, waarvoor wij in de natuur, die overal hetzelfde zegt, onweerlegbare bewijzen en redenen hebben gevonden! Wie deze grondbeginselen in zijn korte actieve leven geheel en al in acht neemt, zal tot zijn laatste uur nog een eerlijk mens blijven; want hij weet dat hij een volkomen niets is, en hij weet dan ook dat alles wat hem omringt met hem hetzelfde lot deelt.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Grote Heer en Meester, dat was tot nu toe mijn geloot; maar nu, in Uw tegenwoordigheid, voel ik voor het eerst in mijzelf weliswaar veroorzaakt door Uw daden en weinige woorden -dat ik mij toch in een verkeerd geloof bevind. Daarom vraag ik U of U mij een goed licht wilt geven, met name over wat U geheel naar waarheid bedoeld hebt met Uw opwekking tot het eeuwige leven op een bepaalde jongste dag!'
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Mijn beste grote Heer en Meester, dat is het voornaamste argument, op grond waarvan ik iedere andere reden van de scheppende natuur om te scheppen en voort te brengen in gelijke mate verwerpelijk en volslagen onwijs moet verklaren, en uiteindelijk moet ik nog die mensen loven, die zich in een zeer duister bijgeloof in slaap hebben laten sussen; want daarin vinden zij een zalige reden voor vergelding van al het bittere lijden, dat ze op deze wereld hebben doorstaan.
Hoofdstuk 169: De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] En nu, Heer en Meester, ben ik uitgesproken op mijn echt Romeinse en stadsrechterlijke manier; wees nu zo goed mij iets beters te zeggen dan ik U heb kunnen vertellen!'
Hoofdstuk 169: De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Ik zei: 'Ja, Mijn beste opperstadsrechter! Als wereldse rechter heb je heel goed gesproken, en ieder die zoals jij alleen van wereldse dingen verstand heeft, kan deze dingen ook alleen maar zo zien! Maar desondanks verkeer jij wat het leven van de mensen en alle andere schepselen betreft in een ongelooflijk ernstige dwaling.
Hoofdstuk 170: De Heer stelt aan de opperstadsrechter enkele vragen die tot nadenken stemmen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Zeg Mij, Mijn beste vriend, heb je in je leven al eens gezien en meegemaakt dat een echte grote sufferd, die nauwelijks kan praten en nog veel minder kan schrijven, rekenen en tekenen, in staat is een ontwerp te maken, aan de hand waarvan er onder zijn persoonlijke leiding een keizerlijke burcht gebouwd zou kunnen worden, die iedereen tot verbazing zou brengen?
Hoofdstuk 170: De Heer stelt aan de opperstadsrechter enkele vragen die tot nadenken stemmen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] God was van eeuwigheid een zuivere en volmaakte geest en kan daarom niets anders willen dan dat mettertijd al Zijn schepselen langs de door de Schepper voorziene wegen weer datgene worden wat Hijzelf is - alleen met het verschil dat zij, voordat ze in zekere zin tot materieel bestaan werden geroepen, niets anders waren dan enkel grote gedachten en ideeën van de Schepper. Die heeft Hij toen met de macht van Zijn wil in de loop van zeer lange tijden in zekere zin op zichzelf bestaand buiten Zichzelf geplaatst en hun een omhulsel gegeven, waarbinnen zij zichzelf geleidelijk aan steeds meer moesten beschouwen en leren kennen en door Mijn hen toch nog altijd doordringende kracht hun zin voor zelfstandigheid en vrijheid in zichzelf moesten laten ontkiemen.
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] De opperstadsrechter zei: 'Laat mij dan mijn vader zien en spreken, die al twaalf jaar geleden is gestorven en die ik zeer gemist heb, omdat hij voor mij een buitengewoon lieve en rechtschapen vader was!'
Hoofdstuk 173: Een geestverschijning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] De vader zei: 'Nu geloof je het wel, omdat ik gedwongen ben zo aanjou te verschijnen door de macht van Hem die bij jou is, en je ziet mij nu omdat Hij jouw innerlijke gezicht heeft geopend; waarom heb je je nog levende moeder en je drie zusters niet geloofd, die mij kort na mijn heengaan hebben gezien en gesproken? Daarbij heb ik hun in korte bewoordingen onthuld dat het leven van de ziel na de dood van het lichaam er heel anders uitziet dan het oordeel dat de mensen er in dit korte aardse leven, hoe dan ook, over hebben!
Hoofdstuk 173: Een geestverschijning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)