10915 resultaten - Pagina 59 van 728
... 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 ...
[10] Lydia ontbrak echter, de jonge vrouw van Faustus, die hij in Kapérnaum thuis liet ten behoeve van haar vele huishoudelijke zaken, hoewel zij bijzonder graag ook met ons naar Nazareth zou zijn gegaan. Mijn moeder maakte hem daarover lichtelijk een verwijt, en hij betreurde het, dat hij zijn lieve vrouw thuis had gelaten en besloot haar meteen zelf te gaan halen.Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK zei echter tegen hem: "Doe dat niet. Als Ik het wil, zal zij op het middaguur gezond en wel hier zijn!" Faustus vroeg Mij dat te doen en Ik beloofde het hem.
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Dat is niet mogelijk, want je zou hun zichtbare persoonlijke aanwezigheid niet verdragen en deze zou geen nut afwerpen voor je ziel. Maar onzichtbaar voor je aardse zintuigen zullen zij voortaan je beschermers blijven, zoals zij het vanaf je geboorte reeds waren. Je kunt nu echter, omdat ze gedurende deze dag hier zichtbaar aanwezig moeten zijn, nog geruime tijd in hun gezelschap zijn.
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Ik zeg echter geen ja en geen nee, maar: wilt u blijven, blijf dan; wilt u gaan, ga dan! Want ziet u, Ik heb leerlingen genoeg! Er zijn veel kamers hier in Mijn huis, en alle zijn vol met leerlingen. Buiten in de open lucht ziet u tenten opgesteld; daar wonen Mijn leerlingen. Daar , naast dit kleine vertrek, is de grote werk en tevens eetkamer; daar slapen nu nog, omdat het nog vroeg is, de hoge heren uit Rome, en dat zijn ook leerlingen van Mij. In een klein vertrek daarnaast logeert overste Jaïrus met vrouwen dochter, die Ik tweemaal uit de dood heb opgewekt; en ook hij is Mijn leerling. Als zulke mensen leerling van Mij zijn, kunt u ook wel leerling van Mij worden; maar zoals U ook kunt zien sta Ik niet op u te wachten! Wilt u, blijf dan; en wilt u niet, ga dan! Want die twee wegen staan voor u open."
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] IK zeg: "Helemaal niet! Ga en win over alles inlichtingen in; en als u weer hierheen zult zijn gekomen, stel uw broeders en collega's dan op de hoogte van alles, wat u gehoord en gezien heeft! Kom terug als u deze opdracht met goed gevolg uitgevoerd heeft, en volg Mij! Want u zult wel te weten komen waar Ik op dat moment ben! Als u echter door Sibarah, de eerste tolplaats hiervandaan, en dan door Kis en Kana in Samaria gaat, en men u zal vragen waarheen en in wiens naam u deze reis maakt, noem dan Mijn naam, dan zal men u overal vrij laten doortrekken. Maar ga niet in het gewaad van een oudste der Farizeeën! Want daarmee zou u wel eens niet ver kunnen komen; trek daarentegen heel eenvoudige burgerkleding aan, dan zal men zich ook in Samaria niet tegen u verzetten. "
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] En CYRENIUS gaat naar hen toe en laat zich alles haarfijn uitleggen. Toen hij echter over de nachtelijke intriges van de Farizeeën hoorde, werd hij erg kwaad en zei: "Nee Heer, bij Uw mij nu boven alles heilige naam, dat kan ik bij deze satanskinderen niet door de vingers zien! Ik moet ze laten tuchtigen, ook al zou ik daarvoor mijn leven verliezen! Dat zijn toch wolven, hyena 's en vossen, die je een tweede keer in heel Palestina, of zelfs in heel Azië niet tegenkomt! Wat is er dan voor verschil tussen hen en de ergste dieven en straatrovers? O boosaardigen, beesten der eerste en verscheurendste klasse! Dienaren van God noemen ze zich en laten zich overdag overal hemelhoog eren en prijzen; maar 's nachts trekken ze er dan op uit om zonder meer te roven! Nu, wacht maar, wacht maar, ik zal jullie die nachtelijke rooftochten wel op zo'n manier beletten, dat horen en zien jullie zal vergaan!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Dan richt Cyrenius zich tot de beide ENGELEN en vraagt hen hoe dat nu mogelijk was. Maar zij wijzen met hun hemels mooie handen zeer eerbiedig naar Mij en zeggen met heldere en welluidende stem: "Zijn wil is ons bestaan, onze kracht en onze snelheid! Uit ons zelf kunnen wij niets; als Hij wil, nemen wij Zijn wil in ons op, en kunnen daardoor dan alles. Onze schoonheid, die nu al uw aandacht opeist, is onze liefde tot Hem, en deze liefde is niets anders dan Zijn wil in ons! Als u echter net als wij wilt worden, neem dan Zijn levend woord in uw hart op en volg dat vrijwillig, dan zult u daardoor ook net als wij de almachtige kracht en sterkte van Zijn woord in u hebben. Als Hij u dan zal roepen om naar Zijn wil te handelen, dan zullen u alle dingen mogelijk zijn, en u zult meer kunnen doen dan wij, omdat u geheel uit Zijn liefde bent ontstaan, terwijl wij alleen nog maar uit Zijn wijsheid voortkomen. Nu weet u hoe gemakkelijk wij dat, wat u zo verbaasde, kunnen doen. Handel in de toekomst geheel naar Zijn woord, dan zullen ook u heel wonderbaarlijke dingen mogelijk zijn!"
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar ook als je ze niet ziet, kun je met hen spreken en van alles aan hen vragen, en dan zullen ze hun antwoord in je hart kenbaar maken, wat je altijd in je hart zult horen als een duidelijk uitgesproken gedachte. En dat is beter dan het uiterlijke gesproken woord! Ik zeg je: Eén woord dat een engel in je eigen hart heeft gegeven, is voor je ziel heilzamer dan duizend woorden, die het oor van buitenaf heeft gehoord! Want wat je in het hart hoort is al van jou; wat je echter van buitenaf hoort, moet je je eerst nog eigen maken door het waarmaken van de gehoorde woorden.
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Want als je het woord in je hart hebt, terwijl je uitwendig toch nog zo nu en dan zondigt, doet je hart daaraan niet mee en dwingt je weldra tot het besef van de zonde en het berouw daarover, en daardoor ben je al geen zondaar meer. Als je echter het woord niet in het hart, maar slechts in het hoofd hebt, waar het door het oor is ingebracht, en je zondigt dan, dan zondigt het lege hart mee en dwingt je niet tot het besef van de zonde of het berouw daarover, en de zonde blijft in je, en je maakt je schuldig voor God en de mensen!
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarom, vriend, is het beter voor je om je geestelijke beschermers niet te zien zolang je in je lichaam moet blijven. Als je echter eens het lichaam verlaten zult, dan zul je ze als geest zonder meer eeuwig kunnen zien en aanraken -niet slechts deze twee, maar ontelbaar velen."
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Luister, Ik zei niet zonder reden 'onbegrijpelijk', want iedere verbazing over de een of andere door Mij gedane buitengewone handeling ontstaat door het een of andere kleine, nog ergens in de ziel verborgen ongeloof. De mens twijfelt vooraf aan de mogelijkheid van de een of andere buitengewone daad of gebeurtenis; als de daad echter ondanks zijn twijfel toch uitgevoerd wordt, dan staat de getuige die aan het gelukken ervan twijfelde, er verbluft bij, verbaast zich en vraagt: 'Hoe was dat mogelijk?' Maar wat zegt hij met die vraag? Ik zeg jullie, niets anders dan: 'Ik twijfelde aan de mogelijkheid dat het zou lukken, en toch is het gelukt! Dat is merkwaardig en vreemd!'
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] SARAH zegt, steeds verlegener wordend: "Heer, -ja, dat weet ik wel, -maar -ik, -ja, ja, ik -wil echter -echter -toch niet!"
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] SARAH staat op en klopt met haar hand op Mijn schouder en zegt voor de schijn lichtjes geërgerd: "Ehhh - heet dat er naar laten raden, als men meteen met -daar zou ik me bijna versproken hebben!"
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[23] SARAH zegt: "Nou ja, U zegt nu zelf al 'de waarheid'; maar het is ook waar dat dat geen 'raden' heet, als men meteen met de waarheid voor de dag komt!"
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[34] Dit is een lering voor ieder, die dit horen of zelf lezen zal, want op deze wijze kan men alles van Mij verlangen. Wie alles aan Mij offert, die offer Ik ook alles; wie echter gul offert, maar daarbij toch nog veel voor zichzelf behoudt, die ontvangt slechts dat terug, wat hij geofferd heeft. - En nu weer verder!
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)