17481 resultaten - Pagina 584 van 1166
... 572 - 573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 ...
[12] Maar als jij het wenst, mijn beste vriend en broeder opperstadsrechter, kan ik voor jou in één ogenblik voor een mannetje en een vrouwtje zorgen, en daarvoor zul je wel voer genoeg vinden -en kijk nu eens naar beneden naar de omgeving van de vijver, dan zul je daar al een mannetje en een vrouwtje zien!Hoofdstuk 204: De dierenwonderen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] De opperstadsrechter bedankte Rafaël voor dit wonderbaarlijke geschenk en zei: 'Een paar knechten van mij verstaan heel goed de kunst om deze dieren af te richten, want ze hebben dergelijke dieren vanuit Indië zelfs naar Rome gebracht, en de keizer heeft hen een tijdlang bij zich gehouden om die dieren te verzorgen; daarna kwamen ze bij mijn vader in dienst en zijn ook hier mijn trouwste dienaren.'
Hoofdstuk 204: De dierenwonderen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Wij begonnen aan ons avondmaal, dat onmiddellijk klaargemaakt kon worden; Wij waren daarbij heel welgezind en opgewekt, en Mijn leerlingen wisten veel te vertellen over alle dorpen en steden en over Mijn onderricht en daden. Ook Rafaël kreeg een goed getuigenis uit de mond van Mijn leerlingen, want ook over wat hij aan Mijn zijde had gedaan werd veel gesproken.
Hoofdstuk 206: Waarom volmaakte geesten zalig zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Maar die overgrote zaligheid komt in feite toch niet voort uit Mijn heel eenvoudige persoonlijkheid, waarin Ik evengoed een mens ben als jij en als geest evenzeer een geest ben als deze oer-aartsengel Rafaël; maar de voornaamste zaligheid van de volmaakte geesten is gelegen in het feit dat ze Mijn eindeloze volmaaktheden steeds vollediger, helderder en dieper herkennen in Mijn eindeloos vele werken die grenzeloos en onbeperkt zijn.
Hoofdstuk 206: Waarom volmaakte geesten zalig zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Tenslotte zegt de kunstenaar tegen je: 'Omdat je de moeite hebt genomen mij op te zoeken en persoonlijk te leren kennen, wil ik je van deze Woonplaats van mij, die maar weinig van mij kan laten zien, naar een heel grote stad brengen, die hier niet ver vandaan is, waar je meer dan voldoende gelegenheid zult krijgen om je in mijn werken te verlustigen!'
Hoofdstuk 206: Waarom volmaakte geesten zalig zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Zeg Mij nu eens, Mijn beste vriend, of jouw vroegere denkbeelden over de kunstenaar bij het aanschouwen van zijn grote werken niet van een heel andere aard en voorjouw gemoed veel zaligmakender zijn geworden!'
Hoofdstuk 206: Waarom volmaakte geesten zalig zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] De opperstadsrechter zei: 'Ja, Heer en Meester, U hebt een buitengewoon treffend beeld gekozen, dat ik - hoewel niet op zo'n geweldige schaal in mijn jeugd zelf heb beleefd; want ik heb samen met mijn vader, die toen nog leefde, door het noordelijke deel van het eigenlijke Romeinse rijk gereisd en kwam in de omgeving van Venetië. Daar zag ik een prachtig paleisgebouw, dat volgens de regelen der kunst bijna voltooid was, en mij bekroop sterk het verlangen om de stoutmoedige bouwmeester persoonlijk te leren kennen.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Daarop kwam ik met mijn vader weldra in zijn woning en in zijn beeldhouwerswerkplaats en ontmoette in gezelschap van mijn vader de bouwmeester zelf. Hij was echter ook een heel bescheiden en eenvoudige man, een op het kleine eiland Rhodos geboren Griek, aan wie men in de verste verte niet gezien zou hebben dat hij het vermogen bezat de vingers van zijn hand te tellen; maar als men met hem begon te praten, merkte men wel direct dat hij behalve de oude rekenkunde van Euclides ook nog in andere kunsten en wetenschappen thuis was, en ik kreeg dan ook werkelijk een geweldige hoogachting voor deze grote bouwmeester en kunstenaar.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Mijn beste vriend en broeder, niets anders dan dat jouw vermeende grote zaligheid in Mijn gezelschap en dat van de aartsengel Rafaël nog niet de hoogste graad heeft bereikt en die pas zal bereiken, wanneer je al Mijn bouwwerken en scheppingen steeds nader en beter zult leren kennen! Jij weet nu wel dat in Mij een geweldig grote scheppende eigenschap huist en je maakt je daar een zo groot mogelijke voorstelling van, sinds je die paar tekenen door Mij hebt zien doen; maar je zult je er vast een heel andere voorstelling van maken wanneer je innerlijke gezichtsvermogen ten aanzien van Mij door Mijn werken te beschouwen buitengewoon veel weidser en verhevener zal worden. Want dan pas zal het werkelijk goddelijke in Mij zich in een steeds hoger licht aan je voordoen, hoewel eeuwig nooit in het allerhoogste finale licht, dat Ikzelf in Mijn innerlijk ben, en wel omdat dat voor iedere vanuit Mij geschapen geest zelfs in zijn hoogst mogelijke voleinding onmogelijk is.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De opperstadsrechter zei: 'O Heer en Meester! Nu word ik echt bang in Uw tegenwoordigheid, want ik voel steeds meer mijn volslagen nietigheid en Uw volkomen alles in alles, en Plato had gelijk toen hij zei: 'Ik heb in een visioen de zoom van Gods kleed gezien, alles was veranderd in licht, en ik zag mijzelf daarin als het ware volledig tot niets opgelost; alleen de liefde voor de Godheid zorgde ervoor dat ik mijn bewustzijn behield!'
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Ik zei: 'Daar had deze filosoof gelijk in -maar voor zijn tijd; van nu af aan zal dat anders zijn! Want Ik heb Mijzelf met een lichaam omgeven om voortaan niet meer als een onbegrijpelijke en niet te aanschouwen God aan jullie te verschijnen, maar als een mens, met wie jullie net zo kunnen praten en omgaan als met elkaar, en daardoor heb Ik jullie niet alleen tot Mijn volkomen op Mij lijkende kinderen, maar ook tot Mijn ware vrienden en broeders gemaakt.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Met dat geschenk van Mij zullen jullie allemaal wel tevreden zijn, en het zal jullie niet hinderen als jullie inzien dat Ik in Mijn eeuwige, goddelijke eigenschappen nooit te bereiken ben.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik zei: 'Dat komt wel goed; want zoals Mijn leerlingen wel weten heb Ik al eens met heel weinig broden en nog minder vissen enkele duizenden mensen zodanig verzadigd, dat ze allemaal meer dan genoeg hadden en er na de maaltijd nog enkele manden vol overgebleven stukken brood werden verzameld en daarom zullen we aan dit ene lam meer dan genoeg hebben!'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Bij een ceder is dat niet verwonderlijk - want die heeft haar plantaardige, natuurlijke leven, en haar inwendige organisme is op die manier ingericht maar het organisme van een gebraden lam kan naar mijn mening toch haast onmogelijk meer de eigenschap bezitten om van binnenuit te groeien en groter te worden. Maar omdat het lam, waar wij van gegeten hebben, toch zozeer groter is geworden dat wij het onmogelijk helemaal hadden kunnen opeten, moet ik openlijk bekennen dat ik dit wonder van U absoluut niet begrijp.'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Ik zei: 'Kijk, beste vriend, deze leerlingen van Mij zijn al zolang bij Mij en hebben dergelijke buitengewone voedselvermeerderingen al herhaalde malen gezien; maar ze zijn Joden, en geen van hen is ook maar één keer op het idee gekomen om Mij daar speciaal naar te vragen! En ze hebben het Mij niet gevraagd, omdat ze in hun nog veelvuldige echt Joodse blindheid geen verschil hebben kunnen ontdekken tussen het ene of het andere wonder dat Ik heb gedaan; maar jullie scherpzinnige Romeinen ontdekken bij Mijn wonderen een echt verschil, dat voor de scherpte van jullie verstand waard is verder besproken te worden.'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)