Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 585 van 1088

...  573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598  ...
[9] "Vrees niet, jonge, mooie kinderen, want jullie zal geen kwaad geschieden. Wij komen niet uit Hanoch om je terug te sturen en te doden, maar wij komen van boven van de bergen en willen jullie redden; en als jullie je onder het belijden van de goddelijke naam van Jehova door ons laten zegenen, willen wij jullie, gesterkt door de liefde van God, de boven alles machtige Vader van onze vader Adam, tot onze lieve vrouwen nemen. Maar daarvoor moeten jullie ons volgen naar de hoogten waarheen Naëhme de grote Hored gevolgd is en waarheen Ada en Zilla, de vroeger vrouwen van Lamech, de schrikwekkende broedermoordenaar, zich met genoegen in de veilige armen van de beide broeders Aholin en Jolliël begeven hebben."
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] En zie, nadat de meisjes dat vernomen hadden, werden zij buitengewoon vrolijk en volgden de mannen op de voet. En toen zij nu de hoogten geheel bestegen hadden, wisten de zeven niet hoe zij deze schatten van de liefde onder elkaar zouden verdelen. Zij vielen neer en smeekten Mij om raad. - En zie, daar kwam Seth naderbij en zei: "Sta op en verzoek God niet met een meinedig hart, door de Heilige te vragen hoe jullie een onreine vangst onder elkaar zouden kunnen verdelen, maar ga naar Adam en berouw daar je geweldige misstap en deel dan de vrouwen, nadat zij door vader Adam gezegend zijn, aan je broeders uit, opdat jullie gerechtvaardigd voor God mogen verschijnen; want jullie weten dat God heilig is en dat Zijn land niet ontwijd mag worden door ongehoorzaamheid en door de geilheid van jullie ijdele harten!"
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] En toen de zeven dat vernomen hadden, werden hun harten opgewekt en vrolijk en zij prezen en loofden God voor zo'n grote genade en brachten de maagden met blijdschap naar hun broeders, begeleid door Seth, Henoch en Enos.
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En toen Adam dat van Seth, Enos en de vrome Henoch vernomen had, was hij zeer verheugd, omdat hij zag hoe ver Mijn liefde boven de liefde van alle mensen verheven is. En hij verwonderde zich niet weinig toen hij daardoor gewaar werd dat Mijn liefde zelfs in de diepte van de vloek naar het gladde addergebroed afgedaald was, en hij sprak, daarover ten diepste geroerd, de volgende korte rede uit. Deze toespraak was daarna nog lang beroemd en is tot aan de zondvloed bewaard gebleven, zij werd echter niet opgetekend, maar verspreidde zich van mond tot mond. Deze rede luidde als volgt:
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "O mijn kinderen! Doe jullie ogen wijd open en omvat de uitgestrekte vlakten van de aarde, die nu, zover je blik reikt, reeds bijna overal bezaaid zijn met mijn gezegende kinderen! Blik omlaag in de diepte en overzie al die donkere, uitgestrekte dalen en zie in de richting van de morgen gindse zeer hoge, steeds brandende berg! Omvat de hele aarde als je dat kunt en kijk naar mij, de eerste mens van deze aarde, - ja, wat zeg ik, zie mij als degene die de eerste zou moeten zijn die in de geest aan al het geschapene als schepsel vooraf ging en sterker straalde dan het centrum van de zonnen en groter wilde zijn dan God! En God toonde mij de macht van Zijn heiligheid en ik werd verdoemd en werd in de oneindige diepten van Gods zee van toorn geworpen en werd daar door de oneindige diepten van de ene toorn in de andere geslingerd. Ja, er konden toen wel eeuwigheden na eeuwigheden verstreken zijn; maar er was desondanks in de wijde onmetelijkheid geen plekje meer te vinden, waar ik ergens in dit grote niets een rustpunt zou hebben kunnen vinden.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Maar ik dacht bij mijzelf: 'Wat voor nut heeft dit inzicht nu? Ik ben te ver verwijderd van God en Hij kan onmogelijk meer iets van mij weten; want in dit eindeloze niets heerst niets anders dan eeuwige godvergetenheid. Eeuwig ben ik van toorn naar toorn gevallen, waar eindeloze vuurstromen voortdurend tegen mijn voorhoofd sloegen en brede vlammentongen aan mijn ingewanden lekten en mij meer verbrandden dan witgloeiende bronzen platen; nu ben ik zelfs eeuwigheden diep onder deze stromen van toorn gezonken. Waar is de vertoornde God nu en waar ben ik? - Hier heerst overal lege, oneindige nacht!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En ik antwoordde: 'Hoe zou ik jou kunnen herkennen in dit duistere niets, zonder schepselen?! Kun je mij echter vernietigen en gelijk maken met hetgeen nooit was, niet is en nooit meer zal zijn, doe dat dan en ik wil je bij voorbaat danken, zodat je na mijn vernietiging niet zonder dank zult terugkeren naar jouw mij onbekende hoogten uit dit oord zonder enig wezen!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Zie, dat zag ik allemaal en ik ben door de bijzondere genade van de Heer mij nu volledig daarvan bewust. - Toen nu de aarde overeenkomstig de eeuwige ordening geleidelijk aan en volgens de wil van de liefde van God zo bewerkt was, richtte de Liefde haar ogen omhoog naar God en zei:
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Zie, dat is de onbekende weg waarlangs Ik je wil terugvoeren! Kijk nooit naar jezelf, maar steeds naar de tekst van God; dan zul je met Mij eeuwig leven en vanaf een troon over de oneindigheid heersen! Maar o wee, als je nog eens valt; dan zal de Liefde je zelfs nog tot vloek worden en Ik zal de mensen een andere geest geven, die in de eerste plaats van Mij uit zal gaan, - maar jij zult dan opnieuw dit rustpunt van eeuwigheid tot eeuwigheid moeten verlaten en jou zal nimmer een andere tijd gegeven worden dan het eeuwige vuur in de toorn van God en in de vervloeking van de Liefde!
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] En toen ik op deze manier één geworden was met de geest, zie, toen wekte de eeuwige Liefde mij. Ik ontwaakte en stond als een enkel mens in het aangezicht van de gehele onmetelijke schepping en zag niemand anders dan mijzelf, het gras van de aarde en haar struiken en bomen en ook de lichtende zon aan het verre, blauwe uitspansel. Toen werd ik bang. Ik verliet de plek en zocht naar gezelschap en vond ook niet één wezen dat op mij leek.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[27] 'Bekijk mij en zie hoe mooi en bekoorlijk ik ben en hoe ik een vorm als de jouwe heb en die goed kan overzien! Ook al was eens mijn gestalte slechts een groot licht dat zijn stralen door de eindeloze ruimten zond en zichzelf verloor in zo' n bovenmatige grootte, toch kon ik nooit mijn eigen vorm aanschouwen, maar ik was zelf licht, waarin zich talloze vormen onthulden. De vormen, waarin ik mij oneindigvoudig vermenigvuldigd zag en waarin ik mij goed voelde, zijn mij ontnomen; maar daarvoor in de plaats is mij nu zelf een vorm gegeven en deze vorm is mooier dan al mijn vroegere licht, en ik heb zo'n welgevallen aan mijzelf in deze vorm, dat ik een grote vreugde aan mijzelf heb en mijzelf liefheb en ik word door jou bemind, en heb een grote begeerte in mij tot mijzelf en kan jou naar mij toetrekken wanneer ik wil, en jij moet altijd de aantrekkingskracht van mijn begeerte volgen!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] Vlug brak de machtige vinger van God een rib van mijn tweede ik, greep in diens binnenste, haalde een worm uit zijn binnenste en sloot tenslotte weer de plaats waar de machtige vinger van de Heer zich een weg had gebaand om de zichzelf beminnende begeerte weg te nemen. Daarna zag mijn tweede ik er echter niet zo bekoorlijk meer uit als tevoren; zijn vorm was aan de mijne gelijk en ik ondervond niet meer de aantrekking ervan, maar wij beiden werden door de eeuwige Liefde aangetrokken. Toen zag ik de geest in een sluimering geraken en in deze sluimering loste hij zich op en ging in mijn gehele lichaam over en wij werden volkomen één.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[30] Terwijl ik daar nog over droomde, zie, toen werd ik opeens door een zachte stem gewekt en deze stem was een stem van de Heer die zei: 'Adam, zoon van de aarde, ontwaak en kijk naar je helpster!' - En ik zag Eva voor mij en had uitermate veel vreugde; want ik zag mijn tweede ik dat uit mij was getreden en deze vreugde was de eerste liefde die ik, de eerste ongeboren mens, ondervond en ik zag voor de eerste maal mijn geliefde vrouw - en mijn liefde was zuiver in de reine schoot van de eeuwige liefde van God in alle volheid van het eerste leven!
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[32] Om mijn hart ontstond een woestenij en mijn mond werd droog, - en zie, toen stond opeens de eeuwige Liefde voor mij, die mij vol mildheid en liefdevol aanzag. Zij beademde en sterkte mij en zei: 'Adam, kijk, je hebt honger en je verlangt naar eten en drinken en jouw liefde, die 'Eva' zal heten, niet minder. - Kijk naar de bomen, die Ik nu zal zegenen; eet de vruchten daarvan ter sterking van jullie lichaam en van jullie zielen. Maar van die boom daar midden in de tuin mogen jullie niet eten, voor Ik weer zal terugkomen en jullie en de boom zal zegenen; want op de dag dat je van de boom zult eten, zal ook de dood bij je binnen treden. Je zult weliswaar in verzoeking komen; maar wees tot drie maal toe standvastig, dan zul je de worm van de dood, die aan die boom knaagt, te gronde richten. Je zult Eva zuiveren en jezelf en haar en allen die uit jou voortkwamen en voortkomen, een volledig vrij, zalig, eeuwig leven in God bezorgen.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] Geliefde Adam, zie, Ik, de eeuwige Liefde van God, uit wie al het leven stroomt, vraag dit van je: bederf voor Mij niet het grote werk dat Ik aan jou verrichtte! Je weet immers welke lange tijd der tijden er vervlogen is, sinds Ik je opving tijdens de eeuwige val van het leven naar de dood! Zie, er zouden wel een miljard aardse jaren verstreken kunnen zijn, als er toen reeds tijd zou hebben bestaan en Ik schuwde niets om jou, lieve geschapen broeder, te redden; maar omdat Ik al zoveel deed, doe jij dan nog het weinige en geef in jou aan Mij Mijn geliefde broeder terug, opdat wij voor eeuwig in God, onze heilige Vader, weer één liefde mogen worden. Amen'.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  573 - 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598  ...