17481 resultaten - Pagina 586 van 1166
... 574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 ...
[4] Men zegt dat er in het grote Indiƫ werkelijk mensen bestaan die met de dieren kunnen praten; maar daar heb ik nog niets naders van te zien gekregen, en derhalve kan men zo'n sage al dan niet geloven. Het laatste is naar mijn mening dan ook het verstandigste!'Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zei: 'Kijk eens, Simon Juda, wanneer we het beeld van de zaaier op jou en jullie allemaal betrekken, zal het met betrekking tot zijn domheid waarschijnlijk nog duidelijker voor je zijn dan eerst; want als je Mijn symbolische eis om Mijn evangelie aan alle creatuur te verkondigen zo hebt begrepen als je zojuist onder woorden hebt gebracht, heb je jezelf daarmee al het getuigenis gegeven dat jouw verstand als zaaier nog niet zo heel bijzonder is.
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Simon Juda zei: 'O Heer en Meester, met deze heilige vraag van U hebt U een enorme steen van mijn borst gewenteld. Want dat U dat beroep op ons doet heeft althans bij mij de dwaze gedachte opgeroepen, dat U daarmee in ernst zou willen dat wij later niet alleen aan de mensen, die eigenlijk een goede akker voorstellen, maar ook aan de bergen, bossen, meren en rivieren, aan alle vogels en alle in de lucht levende dieren, alle dieren op de aarde en zelfs aan alle vissen in het water Uw evangelie moeten prediken; want de creatuur is nu eenmaal alles wat door U geschapen is, en als wij Uw evangelie in de hele wereld aan al het geschapene moeten verkondigen, heeft mijn verstand toch onmogelijk iets anders kunnen bedenken dan letterlijk ten uitvoer te brengen wat U ons hebt opgedragen.
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik heb de mens op deze aarde geplaatst om heerser en heer te zijn over alle schepselen -wat hij echter al heel lang niet meer is, en hij moet zich daarentegen door de schepselen van deze aarde laten overheersen. Maar als hij door Mijn geest weer datgene wordt wat hij zou moeten zijn, zal hij weer heer en beheerser van alle schepselen worden en in staat zijn om ze voor zichzelf dienstbaar en nuttig te maken.
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Als nu de mens dat tot stand zal kunnen brengen, wil dat dan niet zoveel zeggen als: mijn evangelie is aan alle schepselen verkondigd? Want als jij met Mijn macht in jou een leeuw, een tijger of een beer kunt bevelen om weg te gaan naar waar zijn plaats is -zoals je Mij al verschillende keren hebt zien doen -zal je daarbij toch duidelijk zijn dat Mijn woord en wil door alle schepselen begrepen wordt.
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Heb Ik jullie niet al herhaaldelijk gezegd dat jullie, als jullie een echt geloof zonder twijfel zouden hebben, zelfs tegen een berg zouden kunnen zeggen: 'Verhef je en stort je in zee!', en dat dan zou gebeuren wat jullie zeiden? Maar als Mijn woord in jullie al door bergen begrepen wordt, zullen alle andere schepselen het zeker ook begrijpen; maar daar is natuurlijk eerst de echte schranderheid van een zaaier voor nodig!
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Mijn beste Simon Juda, nu zul je het beeld van de zaaier wel duidelijker begrijpen dan tot nu toe! Als er nu nog iets is wat je op dezelfde manier hebt begrepen als Mijn aansporing om Mijn evangelie aan alle schepselen te verkondigen, kom er dan mee naar voren!'
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Simon Juda zei: 'Heer en Meester, ik heb nog wel iets, en wel uit de tijd van Uw beroemde bergrede; maar eerlijk gezegd schaam ik me om dat naar voren te brengen, omdat mijn domheid daardoor nog een graadje sterker belicht zal worden!'
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Daarop zei Ik tegen Simon Juda: 'Wat dat betreft moet je je tot Mijn beste Johannes wenden, die de geestelijke waarheid van dat beeld al direct na de bergrede kon verklaren, en dan zul ook jij duidelijk inzien dat Ik daarmee geen lichamelijke verminking heb aanbevolen, maar alleen het strenge bewaken van de steeds vrije wil van de mens en zijn verstand! Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Nu zei Simon Juda: 'O Heer en Meester, met Uw laatste twee woorden hebt U mij de zaak volledig verklaard en kan ik broeder Johannes met rust laten; want dat het verstand van de mens het oog van de ziel is en de wil haar handelende hand staat mij nu heel duidelijk voor ogen.
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Ik zei tegen Simon Juda:'Nu heb je volkomen goed en juist geoordeeld; maar je zult tevens hebben gemerkt dat jouw vlees je dat oordeel niet heeft ingegeven, maar alleen Mijn geest in jou! Daarom moet ook jij proberen je wereldse verstand en wereldse wil volkomen kwijt te raken, dan zal het hemelse begrip van de geest en de kracht van het hemelse willen je volkomen eigen worden!
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik weet wel, o Heer en Meester, dat U dat alleen geestelijk hebt bedoeld, maar ondanks de uitleg die U ons hebt gegeven hebben wij het geestelijke toch met helemaal tot op de bodem kunnen vatten. We zijn daarbij toch voor zeker driekwart aan de altijd nog wat eigenaardig klinkende letterlijke betekenis blijven hangen en begrepen toch echt niet hoe je het moet aanpakken om, in het geval dat een oogje ergert, het oog zomaar uit te rukken; het blind maken van een oog zou in ieder opzicht gemakkelijker zijn. Met het afhakken van een hand zou het in de meeste gevallen nog ellendiger toegaan; want ten eerste heb je niet altijd een scherpe hakbijl bij je, en ten tweede zou het afhakken van een hand mij bijzonder slecht lukken wanneer ik wellicht mijn rechterhand zou moeten afhakken, omdat ik met mijn linkerhand werkelijk erg onhandig ben in die bezigheid.
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Die gelijkenis heeft de scherpzinnige waard voor ons opgehelderd, welke opheldering Uzelf als goed en waar hebt bevestigd, en wij waren daar allemaal volkomen tevreden mee. Maar met het genoemde verminken van het lichaam wil het ons nog niet zo goed lukken, en als wij die bergrede verder onder het volk verbreiden, zouden er echt hier en daar zwakke mensen kunnen zijn die dat onderricht letterlijk ten uitvoer zouden kunnen brengen; het wijzere deel van de mensen zou die leer dan als wreed en onwijs noemen, en wij zouden daar niet veel goede vruchten mee oogsten.
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Toen zei Simon Juda: 'Ja, Heer en Meester, er is nog wel het een en ander wat in mijn begrip niet helemaal de juiste vorm wil krijgen; maar ik denk bij mijzelf: omdat nu datgene wat mij het meest krom toescheen, zo gemakkelijk recht is geworden, zullen mettertijd de minder kromme lijnen van mijn verstand vanzelf ook wel helemaal recht worden.'
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Simon Juda zei: 'Heer, dat wil ik wel doen, maar niet zo graag, omdat ik daarmee tegenover de andere leerlingen laat blijken dat ik in veel opzichten misschien onnozeler ben dan zij; maar omdat U het wenst, zal ik ook spreken en mijzelf tegenover al mijn metgezellen verdeemoedigen!
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)