Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 586 van 1112

...  574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599  ...
[12] Is het van God, dan wee ons allen; want dan zijn wij allen tezamen niets anders dan een ijdel speeltuig van een ergens vrij heersende, ondoorgrondelijke macht, die uit tijdverdrijf wezens uit zich oproept om hen gedurende een tijdje voor zijn vermaak te pijnigen en hen van de zoetheden des levens laat proeven tussen twee oneindigheden in, namelijk vanaf de geboorte tot aan de dood, die ons allen nog te wachten staat; dan begint opnieuw de eindeloze lijn van de eeuwige vernietiging en wij worden dan allen, na geweldig door en door gepijnigd te zijn, weer datgene wat wij voor de geboorte waren, namelijk een oneindig niets!
Hoofdstuk 94: Adams verzoek aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Henoch, denk goed na over hetgeen ik je zeg en geef me het verlangde antwoord! Ja, geef mij mijn vrede weer, als dat jou mogelijk is; want kijk, ik ben bedroefd tot op de bodem van mijn leven! Het is nacht geworden rondom mijn ziel; en door het kreupelhout van de dood laat zich nergens ook maar één sterretje zien!
Hoofdstuk 94: Adams verzoek aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] O vader, als je ook maar zou kunnen vermoeden hoe groot, ja hoe oneindig groot je vergissing is, zou je niet uit boosheid, maar uit berouw de Heer willen bidden om je voor eeuwig te vernietigen; want je zou jezelf tengevolge van een dergelijke grove aantijging moeten verdoemen en moeten wensen dat alle bergen zich op je zullen storten om je te verbergen voor het aangezicht van Diegene die jou en ons allemaal nog nooit zo ontzettend nabij was en Wiens liefde nog nooit zo onuitsprekelijk werkzaam was als juist nu, nu je Hem het verst van je verwijderd denkt en daarom tegen Hem van leer trekt alsof jij Zijn heer zou zijn.
Hoofdstuk 95: Adam wordt terechtgewezen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Zie, als de Heer zo zou zijn, als waarvan jij Hem beschuldigt, zou Hij dan niet allang ons allen vanwege jou op een ellendige manier hebben omgebracht?! Maar omdat Hij helemaal niet zo is als jij zeer valselijk in je hart over Hem getuigt, maar daarentegen vol van de meest eindeloze liefde, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, ja zelfs vanuit Zijn gehele allerheiligste goddelijke wezen buitengewoon deemoedig en juist daardoor vol genade en barmhartigheid is ten opzichte van ons, zijn wij allen nog in leven en zullen op deze aarde zelfs nog een langere tijd voortleven en zullen in Zijn liefde en erbarmen het leven voor eeuwig verkrijgen en behouden! Want Hij heeft ons vanuit Zich gemaakt tot levende vaten, waarin Hij door Zijn voortdurende liefdevolle zorg een volkomen op Hem gelijkend, voor eeuwig onsterfelijk, vrij wezen geestelijk vervolmaken zal en tot rijping brengen.
Hoofdstuk 95: Adam wordt terechtgewezen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Zie, lieve vader, je hebt het in je wijsheid fijn beraamd om van mij de verboden vrucht te plukken; maar geloof me, de meest verfijnde wijsheid is ten opzichte van de bescheiden liefde een grove valstrik, die weliswaar ook uit de fijne draden van de liefde in elkaar gedraaid is, maar de draden zijn niet meer vrij en daardoor niet zo innig met elkaar verbonden en ook niet meer zo soepel en in staat zich ook in de kleinste ruimte te bewegen.
Hoofdstuk 95: Adam wordt terechtgewezen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Het hart is de aarde, de liefde is de mest en Gods liefde is de vruchtbare regen; het daarop volgende licht der genade is de warme zonneschijn. Deze vier dingen tezamen bewerken in de eerste plaats dat de graankorrel vergaat. Deze toestand is gelijk aan de nacht of aan de vruchteloze winter. In deze toestand weet de mens niets, begrijpt niets en ziet niets en het gevoel van de vernietiging is zijn begeleider; maar wanneer dan de lente of de morgen komt, beginnen uit de vergane vrucht worteltjes in de aarde te groeien en waar zij zich in liefde tot een bundel samenvoegen, verheft zich vol leven een nieuwe stam en deze bouwt onvervaard een nieuwe woning voor de toekomstige rijping van een honderdvoudig leven.
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Kijk naar de halm, waaraan de door vruchten en leven zwaar geworden aren vrolijk wiegen, en zie uit hoeveel duizenden en duizenden buisjes deze bestaat, waardoor de aar louter voedsel uit de schoot der aarde opzuigt! Kijk naar de lange, hangende bladeren aan de halm en zie hoe mooi en hoe buitengewoon doelmatig zij zijn gevormd en voorzien zijn van talloze kleine, spitse uiteinden om hierdoor de spijs van de hemel op te nemen, opdat daardoor de spijs uit de aarde zelf levend zal mogen worden! Kijk naar de bruinachtige ringen aan de halm, die gemaakt zijn opdat, naar mate het leven van de nieuwe vrucht zich hoe langer hoe meer opgeheven en vrijgemaakt heeft uit het slijk van de dood van de aarde, ten eerste het zuivere leven gevrijwaard zal worden voor achteruitgang veroorzaakt door het diepe slik, en ten tweede dat de aan de aarde ontnomen voeding zal worden verfijnd en veredeld en zich om tot leven te komen, volkomen zal vermengen met de enige leven gevende spijs uit de hemelen! Kijk naar de vele lange, spitsvormige blaadjes van het kaf, hoe zij zich allemaal zorgvuldig naar het licht wenden om de zuivere genadespijs van Gods zon begerig in zich op te zuigen, opdat de in nieuwe hulsjes ingesloten vrucht des levens door geen andere spijs meer gevoed zal kunnen worden dan alleen door die van de genade uit de zon! Kijk naar de weldra daarop volgende, zich vlijtig wiegende bloesem, die rijkelijk voorzien is van het uit de hoogste hemelen aangereikte manna, dat als een fijne dauw te beschouwen is en de vrucht het eigenlijke zich voortplantende eeuwige leven geeft! Zie hoe dan, wanneer zich dat allemaal heeft voorgedaan, alles van de halm dat aan de aarde ontnomen is, begint te verwelken en in zekere zin afsterft; maar hoe meer het aardse afsterft, des te meer bestendigt en bevrijdt het leven zich uit de eveneens stervende aar en uit zijn stervende hulzen!
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden van Asmahaël stond Adam meteen weer op en kon zich niet houden aan zijn uitgesproken gelofte levenslang te zullen zwijgen, die hij toch al reeds tevoren tegenover Seth verbrak, maar terstond begon hij de volgende woorden, als een soort zelfbekentenis, te spreken:
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En laat alle overigen hetzelfde doen! Niemand zal de ander een woord opdringen, maar wie iets wil weten, laat die zich wenden tot iemand met een bezonnen hart, dat wil zeggen een hart dat altijd de stem van de eeuwige liefde in zich hoort en het woord des levens uit God goed begrijpt op het moment dat het nodig is iets mee te delen. Wanneer dan een dergelijk woord, zeldzaam als het goud van de aarde, wordt uitgesproken, is het tijd het oor en het oog van het hart te openen; hoor dat en begrijp het goed!
Hoofdstuk 98: Het zwijgen van de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Waarlijk, nu komt mij mijn te geven zegen voor, als wilde ik water naar de zee dragen om deze daardoor te vergroten en te laten toenemen!
Hoofdstuk 98: Het zwijgen van de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En toen zij zich door Mijn zegen hadden versterkt, stonden zij op en dankten Mij in hun hart en waren vol vreugde. En Adam zei:
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Hierna ging Seth naar Adam toe en vroeg hem of er nu hier nog iets te doen viel of dat men zich gereed zou maken voor het vertrek.
Hoofdstuk 100: Jareds gedachten over het wezen van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Hierop antwoordde Henoch vader Jared: "Luister, vader! Jouw opmerkingen snijden wel enig hout; in alles heb je gelijk! Toen Asmahaël vanmorgen voor ons in het stof lag, had ook ik eerder verwacht, dat alle stenen door de middagzon tot water zouden smelten dan dat deze mens uit de diepte voor onze ogen zulke wonderen zou verrichten; maar de Heer heeft er nu vooral Zijn welbehagen aan om het onaanzienlijke omhoog te laten komen, het grote daarentegen onder te laten gaan!
Hoofdstuk 101: Henoch spreekt met J ared over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zie, zo doet de Heer het ook! Jullie zijn het graan; je lichaam is de halm, je ziel is de gereinigde spijs uit de aarde, je geest is de spijs uit de hemel en Mijn levende woord is het manna uit de allerhoogste hemel, dat je pas het ware, eeuwige leven brengt, als je dat aanneemt zoals de aren en de bloesem aan de verwelkende stam van de wereld dat aannemen. Doch, zoals gezegd, het woord wordt tweemaal in je gezaaid en wel ten eerste levend in het aardrijk van je hart tot een beproevende en je louterende ontbinding. Dit woord vindt ieder reeds ten dele in zichzelf en ten dele hoort hij het van gewekte leraren en sprekers. Maar wanneer dit zaad vergaan is en de ontbinding nieuwe wortels gemaakt heeft om een nieuw leven te voeden, dan komt het andere, levende woord zoals nu van boven over de aren van je nieuwe leven en maakt dat geheel rijp en vrij voor het eeuwige leven. Word daarom als het graan, dan zullen jullie al heel spoedig erkennen, dat alleen Hij het leven heeft en geeft die zich te midden van jullie bevindt! Luister om te leven! Amen."
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Heeft Jehova jullie dat aangeraden? Welke dienst denk je God te bewijzen als je om jezelf te straffen vast en tegen je eigen natuur ingaat? Vertel me eens en overweeg het van tevoren bij jezelf of het God kan behagen, als een mens die het nog nooit zo ver in zelfverloochening heeft gebracht om ook maar één van Gods geboden getrouwen voor alle tijden in acht te nemen, zich uiteindelijk, omdat hij te zwak was om zich aan een makkelijk goddelijk gebod te houden, daar bovenop nog een eigen, veel zwaarder gebod oplegt. Het in acht nemen daarvan wordt dan tenslotte voor hem onmogelijker dan honderd goddelijke geboden, die toch altijd met de natuur van het schepsel ten nauwste samenhangen, omdat God zijn schepselen nooit meer te dragen zal geven en ook ooit kan geven dan hun natuur in staat is te dragen, omdat Hij het allerbeste inziet waartoe Hij uit Zich een schepsel in het vrije bestaan riep en liet zijn! Luister, beslist niet omdat het schepsel door lichtzinnige veronachtzaming van de goddelijke ordening om het weer goed te maken zichzelf wetten voor zou schrijven die het uit eigenliefde al veel eerder berouwt, nog voordat de tot overtreding uitnodigende verzoeking erbij gekomen is. Maar Hij riep dat schepsel in het vrije bestaan, opdat het zal leven volgens de goddelijke ordening en zal eten en drinken volgens de dwingende behoefte van zijn lichaam en God zal erkennen en Hem bovenal liefhebben en zijn medemensen als kinderen en broeders lief zal hebben als zichzelf, en vanwege de liefde zeg Ik, de vreemden tienmaal meer dan zichzelf en dan de kinderen van zijn eigen vlees.
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  574 - 575 - 576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599  ...