Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 588 van 728

...  576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601  ...
[5] Begrijp je nu waarom Ik je wonderen onthoud? Als God in de reeds met rede begaafde ziel niet de geest had gelegd, zou ze geen moment kunnen bestaan als een vrij wezen; het zou haar vergaan als een druppel water op een gloeiende plaat. De dieren moeten echter juist daarom dom en bijna zonder enig besef rondlopen, omdat hun bestaan anders iets onmogelijks zou zijn. Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] De vorst zegt: 'Ja vriend, het komt me voor dat ik het zou moeten begrijpen en toch begrijp ik het niet. Voor het begrijpen van dergelijke dingen is meer nodig dan enkele jaren op aarde kroon en scepter te hebben gedragen. Overigens zie ik nu wel in waarom jij eigenlijk de eerste van jouw kleine gezelschap bent, want jij bent veruit de wijste van hen. Jij kent de natuur van de geesten- en de materiewereld tot op de bodem en de onderlinge wisselwerkingen zie je opperbest. Of je daarom echter ook meteen Christus de Heer Zelf bent, is trouwens weer een heel andere vraag!
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Paulus gaat nu verder. Als Ik met Petrus en Johannes bij de monniken kom, vragen ze ook Mij om een aalmoes voor de arme zielen in het vagevuur, maar Ik geef hun geen antwoord en schenk hun ook geen aalmoes en Mijn begeleiders doen dat evenmin. Dan beginnen de beide monniken ons naar de hel te verwensen en ons eindeloos uit te schelden voor vuile schurken. Daarop komen alle Weners, die we al eerder hadden gewonnen, eraan, pakken de beide monniken beet en willen hen eens flink afranselen. Ik zeg echter tot hen: 'Laat hen, zij zijn genoeg geslagen! Al hun inspanningen op aarde evenals hier in het geestenrijk zijn van nu af aan tevergeefs. Zij zullen langzaam verdorren als afgemaaid gras en zullen tot voedsel voor de dieren in de diepste duisternis worden opgeslagen. Laten we nu naar buiten gaan! Ik zie nog enkele vruchtbare tuinen, waarin wij nog oogst moeten binnen halen.'
Hoofdstuk 66: Geldzuchtige bedelmonniken bij de uitgang van de grafkelder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert gaat nu voorop. Bij de ingang van de grafkelder staan echter twee monniken met een collectebus en vragen Robert om een fooi voor de arme zielen in het vagevuur. Robert verontschuldigt zich en zegt dat hij geen geld heeft. De monniken zeggen heimelijk: 'Ja, ja, weer een gierigaard meer in de wereld!' Nu komen de vorsten bij de uitgang aan en worden eveneens aangesproken. Zij geven de monniken ook niets, natuurlijk omdat ze niets hebben. En de monniken zeggen: 'Ja, ja, bij dit soort moet men altijd een officieel verzoekschrift indienen en een paar jaar later krijgt men hoogstens een afwijzend, allergenadigst bericht. Welja, dat kennen we al! Maar nu komen de vier vreemdelingen, misschien laten die een paar veertjes!'
Hoofdstuk 66: Geldzuchtige bedelmonniken bij de uitgang van de grafkelder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Paulus zegt: 'Kijk maar uit, dat tenslotte niet iets anders voor jou smakeloos wordt! Denk je soms dat de Heer ook zo'n aartsaristocraat is en alles wat zich niet als hoogadellijk kan legitimeren, vervelend vindt? Ik zeg je echter: kijk uit dat jij niet onverdraaglijk wordt voor de Heer, want dan zou je het ongelukkigste wezen van allemaal zijn! Wie namelijk Gods ordening smakeloos vindt, is een kind van de hoogmoed en trots en bijgevolg een gruwel voor God! De Heer is steeds het kleine toegenegen. Wie niet wordt als het kind van een gewone bedelaar, zal nooit deelhebben aan het rijk Gods!
Hoofdstuk 65: De levensgeschiedenis van de trotse Karel. Paulus schudt de hoogmoedige wakker. Dialoog tussen Karel en Jezus. Uiteindelijke bede om genade en bevrijding. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Paulus zegt: 'We zijn nu ogenschijnlijk in Wenen en zullen bij deze gelegenheid ook heel wat vernemen over hoe het er nu in de materiële buitenwereld uitziet. Voorlopig moeten we ons echter bezighouden met datgene wat ons veel meer aan het hart gaat dan de materiewereld. Je bent nog helemaal doordrongen van de Spaanse hof grandezza, die vooral door de destijds hooggeplaatste en rijke priesterstand werd onderhouden. En jij denkt dat al wat hooggeplaatst is door de grootst mogelijke glans, die uit goud en ijdele ceremoniën bestaat, de hele wereld kan imponeren. Maar ik zeg je dat er in de gehele wereld niets bestaat dat zo totaal verkeerd is als deze bovenmate domme veronderstelling!
Hoofdstuk 64: Levensduurberekening in het hiernamaals. Een verlangen naar de lotgevallen op aarde. Gelijkenis van de goochelaar. De ware hof grandezza. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Paulus zegt: 'O ja, heel goed. Ik wil er echter nog heel eenvoudig aan toevoegen: zolang jouw' ik' je nog overwegend tot een rechter maakt, zal het eeuwige Ik van de Heer geen intrek nemen in je hart! Wat de uiterlijke levensomstandigheden betreft heb je gelijk in alles wat je tegenover mij te berde hebt gebracht, maar de innerlijke levensomstandigheden zijn van geheel andere aard. Omdat deze jou totaal vreemd zijn, moet je je deze eerst laten opdringen, anders krijg je in de geestenwereld, waarvan je nu al bijna tweehonderd aardjaren een bewoner bent, nooit een goed plekje. Als ik jou in opdracht van de Heer de volle waarheid openbaar, waarom behandel je mij dan alsof ik je vijand ben?'
Hoofdstuk 63: Paulus' toespraak tot de hardnekkige keizer. Koppige repliek. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Elk wonder is voor de beschouwende ziel een oordeel, waarvan ze alleen door de grootst mogelijke zelfverloochening weer kan worden bevrijd. Nu kan deze echter alleen daaruit bestaan, dat van de ziel alles wordt weggenomen wat ook maar de geringste zweem van enige dwang heeft. Dit wegnemen is juist datgene wat jullie sterven, of de dood van het lichaam of van de materie noemen.
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] De humorist Seppl is nu gerustgesteld en zijn neef eveneens. Zij stellen ook de anderen gerust, die min of meer verbaasd zijn over deze verschijning. Als we echter in de buurt van deze vogels komen, verliezen ze meer en meer hun struisvogelgestalte en veranderen in lange, magere mensen. Een paar treden er naar voren en verzoeken Robert zijn hele gezelschap in hun oude, hoogadellijke paleis te willen binnenleiden.
Hoofdstuk 55: Fantastische vermoedens van de meelopers. Nieuwe, merkwaardige ontmoetingen. De reeds lang overleden voorouders uit het huis Habsburg-Lotharingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Robert antwoordt dat hij niet de Heer is en verwijst beiden naar Mij, maar zij zeggen: 'Als u de Heer niet bent, waarom loopt u dan voorop?' Robert zegt: 'Omdat het de wil van de Heer is, en zo is het eveneens Zijn wil dat jullie je tot Hem wenden als jullie met het een of ander echt geholpen willen worden. Wij kunnen jullie niet helpen behalve met leer en raad. Het komt echter alleen de Heer toe om tot handelen over te gaan! Wend je daarom tot de Heer; wat Hij verordenen zal, dat zal gebeuren!'
Hoofdstuk 55: Fantastische vermoedens van de meelopers. Nieuwe, merkwaardige ontmoetingen. De reeds lang overleden voorouders uit het huis Habsburg-Lotharingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Kijk eens naar Rudolf, die een vorst was naar Gods hart, naar Theresia, de rechtschapen Jozef, de hartelijke Leopold, de minzame Frans en nog enkele van jullie broeders en zusters; zij hebben ook, net als eens David, van alles gedaan dat niet volgens de orde van Gods liefde was. Maar God de Heer woog de last die ze te dragen hadden, heeft hun, evenals David, iedere schuld kwijtgescholden en heeft hen nu al in Zijn rijk opgenomen. Want zij die bij Hem zijn, zijn ook al in Zijn rijk. De Heer wil echter ook jullie allen genadig zijn. Waarom willen jullie Zijn grote genade dan niet aannemen? Is het dan niet beter om de genaderoep van de Heer te volgen dan door onbuigzame koppigheid rijp te worden voor de hel?'
Hoofdstuk 62: Paulus' opwekkingstoespraak tot de vorsten. De apostel toont de wandaden tijdens hun regeren aan en belooft de genade van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Paulus slaat daar echter geen acht op en gaat verder met zijn toespraak: 'Er staat geschreven: 'Zij, aan wie weinig is toevertrouwd, hebben ook over weinig rekenschap af te leggen, maar degenen aan wie veel is toevertrouwd, zullen over heel veel rekenschap hebben af te leggen.' Jullie behoren echter allemaal tot diegenen aan wie God de Heer heel veel heeft toevertrouwd. Daarvoor hebben jullie nu ook een bijzonder grote rekenschap aan God de Heer af te leggen! Ik, Paulus, zeg jullie, die nog vol oude vastgeroeste hoogadellijke onbuigzaamheid zijn, dat voor jullie allen nu de eigenlijk jongste dag is aangebroken, waarop men van jullie de strengste rekenschap zal vragen als jullie niet afzien van je onbuigzaamheid. Want God Jezus, onze Heer en Vader - hoewel de grootste liefde, zachtmoedigheid en geduld Zelve - laat niet met zich spotten daar Hij altijd alleen het beste wil voor Zijn kinderen. Deze Jezus, die ons allen door Zijn kruisdood aan de macht van de satan heeft onttrokken, staat hier voor jullie, weliswaar nog zo geduldig als een lam, maar Zijn zachtmoedigheid en geduld zijn niet zonder grenzen. Wee jullie, als Hij eens recht zal beginnen te spreken over jullie! Niet één op de duizend vragen zullen jullie Hem kunnen beantwoorden, want jullie zijn voor Hem allemaal grote zondaars.
Hoofdstuk 62: Paulus' opwekkingstoespraak tot de vorsten. De apostel toont de wandaden tijdens hun regeren aan en belooft de genade van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Omdat je voor Mij steeds dierbaar was en de volkeren goed hebt bestuurd, zul je daarvoor nu ook de beloning krijgen waarop je al zo lang hebt gewacht. Dat lange wachten lijkt een onrechtvaardigheid van de kant van God de Heer, maar dat is niet zo. Iedere heerser, al is hij nog zo rechtvaardig, kan op aarde onmogelijk de hoogte van zijn stand laten afdalen in het stof der deemoed. Hij moet zich letterlijk als een god laten aanbidden, anders zou hij geen goede vorst zijn. Het rijk Gods kan echter alleen in bezit worden genomen door diegenen die zich tot in hun laatste en kleinste levensvezel hebben verdeemoedigd.
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Vorst Rudolf zegt daarop: 'Ik hoop dat er onder jullie dwazen toch enkele verstandigen zullen zijn die mij zullen volgen! Het is overigens waar, in het hoogadellijk paleis komt niemand iets tekort behalve dan een zekere levensvrijheid en levenslust; ik bedank echter voor zo'n lui leventje! Ik zou liever schaapherder zijn dan de zwijgende bewoner van zo' n dom hoogadellijk paleis! Jullie laatste drie edele Lotharingers en ook jij, mijn dochter Theresia, hoe staat het met jullie? Willen ook jullie hier blijven tot de dag van het laatste oordeel, die waarschijnlijk nooit zal komen?'
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Ik, de eerste uit Habsburg, denk echter zo: wie zelf vol trots en hoogmoed is, wil ook een heel trotse en hoogmoedige, ontoegankelijke God - een zonde van de trots, die soms ook mijn ziel is binnengeslopen. Maar deze wijze vriend heeft mij duidelijk gemaakt dat de ontoegankelijkheid van het licht waarin God woont daarin ligt, dat de deemoed en de onbegrijpelijk diepe minzaamheid van God een gruwel zijn voor de trotse mens. Daarom zeg ik: mea culpa, mea maxima culpa! ( Door mijn schuld, mijn allergrootste schuld ).Ik was eens als keizer daadwerkelijk ook zo, alhoewel ik steeds de gedachte had dat alleen de trotse en hoogmoedige zich God zo kon voorstellen. Nu is die gedachte in mij echter tot waarheid geworden en ik richt tot jullie allen, mijn aardse kinderen, het verzoek deze goede vriend te volgen. Hij zegt van zichzelf dat Hij Christus is. Dat laten we echter nog even rusten. Mogelijk is alles, maar we willen deze zaak nog diepgaand onderzoeken. Dus wat denken jullie, mijn beste vrienden en aardse kinderen, wat gaan jullie doen?'
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  576 - 577 - 578 - 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601  ...