10915 resultaten - Pagina 60 van 728
... 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 ...
[15] Daaruit kun je dan ook heel eenvoudig concluderen dat het verschil tussen Schepper en schepsel in een bepaald opzicht niet zo bijzonder groot is als jij het je voorstelt; want het schepsel is geheel en al de wil van de Schepper, die beslist volkomen goed en waardig is. Als deze vrije wil, die van de Schepper is uitgegaan en Zijn beeld draagt, zelf in zijn vrije persoonlijke bestaan onderkent wat hij eigenlijk is, en daarnaar handelt, is hij aan zijn Schepper gelijk en in het klein volkomen gelijk aan wat de Schepper in het oneindig grote is. Onderkent de door de Schepper vrij gelaten deelwil echter niet wat hij is, dan houdt hij weliswaar niet op datgene te zijn wat hij is, maar hij kan de hoogste bestemming niet eerder bereiken, dan wanneer hij bij zichzelf ontdekt heeft wat hij eigenlijk is.Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De LEERLINGEN zeggen: "Heer, U weet toch dat wij U boven alles liefhebben en heel goed weten wie en wat U bent; maar ondanks dat kunnen wij her toch vaak niet nalaten ons over een nieuw wonder ook weer opnieuw te verbazen, omdat Uw duidelijkste wonderen meestal zo geheelonverwacht en onvoorbereid komen, dat men ondanks alle begrip en geloof er dan toch wat verbluft bij staat. - Kijk, de zon heeft men toch ook vaak genoeg op en onder zien gaan, maar waar is of waar leeft er een mens met een ook maar enigszins ontwikkeld gevoel, die niet bij iedere nieuwe heerlijke zonsopgang een soort verwondering in zich voelt opkomen?! Weet U, Heer, zo vergaat het ons nu ook! U bent echter oneindig veel meer dan talloze zonsopgangen, en wij hopen dat U het daarom een beetje door de vingers zult zien als wij iedere keer opnieuw met onze U boven alles liefhebbende harten zulke fouten maken waartoe U ons eigenlijk dwingt."
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Dat zeker niet! Maar deze beiden gedragen zich hier alleen maar daarom zo, omdat zij zich zo moeten gedragen. Hun wil is echter volkomen vrij en hun hart gloeit zo van liefde dat deze je in een oogwenk zou verteren als de beiden hun liefde ten opzichte van jou de vrije teugel zouden laten!
Hoofdstuk 45: Engelenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Toen er echter een bijzonder schone jongeling kwam, begon het hart van de jonkvrouw opeens sneller te kloppen. Ze was er zeker van dat de jongeling haar vurig beminde, maar op welke manier zou zij hem nu kunnen beminnen? Keerde ze hem haar gelaat toe, dan zou haar lieveling verdoofd op de grond vallen; kuste ze hem, dan zou hij sterven. Daarom wendde zij uit liefde haar gezicht af van de jongeling en deed koel tegen hem, opdat hij haar mond niet zou naderen. Om te voorkomen dat haar lieveling zou sterven, moest ze hem schijnbaar met de grootst mogelijke kilte liefhebben.
Hoofdstuk 46: Opdracht aan Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Mijn allerliefste Sarah moet zich echter ook een kunst eigen maken, namelijk die van vroedvrouw; want voor God is het een zeer waardevolle dienst om de altijd met veel pijn barende vrouwen te helpen. En zo zijn jullie beiden zeker zodanig verzorgd, als nog nooit een koninklijk paar verzorgd was!
Hoofdstuk 46: Opdracht aan Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Maar Ik geef je ook nog deze raad: Als een zieke bij je komt of als jij bij hem geroepen wordt, vraag hem dan steeds nadrukkelijk: 'Geloof je dat ik je in de naam van Jezus, de heiland uit de hemelen, kan helpen?' Antwoordt de zieke daarop serieus: ' Ja, ik geloof!', genees hem dan; twijfelt hij echter, genees hem dan niet voordat hij gelooft dat jij hem in Mijn naam kunt genezen! - Nu nog even een woord tot jou, Jaïrus!"
Hoofdstuk 46: Opdracht aan Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Je ziet dat zo'n voornaam ambt vrijwel alleen maar geschikt is om vóór alles de hoogmoed van de hooggeplaatste nog meer te doen toenemen, en hem afhankelijk te maken van grotere luxe. Zijn prestaties en hulpvaardigheid voor de mensen nemen daardoor echter steeds meer af, zodat hij zichzelf daarna hulpeloos of onmachtig om te helpen tegenover de hulpzoekenden op moet stellen; want wie iemand, die wat voor hulp dan ook nodig heeft, niet helpen kan of wil, is net zo hulpeloos als de hulpzoekende zelf.
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarom is een voornaam ambt, vooral dat van jou, heel onbelangrijk. Wat zou je er van zeggen als je het weer in handen van de hogepriester in Jeruzalem teruggaf en vervolgens bij je huidige schoonzoon introk, bij wie je beslist beter en met meer respect verzorgd zult zijn dan nu bij het stokblinde Jeruzalem? Je zou aan Borus, de Schriften, waarin je heel goed thuis bent, gaandeweg steeds duidelijker kunnen maken, wat voor hem zeer nuttig zou zijn; hij van zijn kant kan je als tegenprestatie veel uit de geneeskunde leren. Dit is geen opdracht van Mij, maar het is een geheel vrijblijvend voorstel! Als je deze raad van Mij op wilt volgen, dan zul je goed doen; wil je het echter niet, dan bega je daarom nog geen zonde."
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Doe dat niet, want Herodes is een sluwe vos en jouw bode zou als Galileeër wel eens moeilijkheden kunnen krijgen. Ik zie echter toch al in de geest hoe het met Johannes ervoor staat. Overmorgen zullen wij treurige berichten ontvangen, die niemand zullen verheugen."
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[24] Gesteld echter dat er aan de leer van Mozes in het begin iets was geweest, dan is dat 'iets' nu zeker zo verdraaid door de laagste menselijke gemeenheden, dat wij daarvan nu wel niets anders meer bezitten dan de misschien wel heel verkeerd uitgesproken naam!
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als onze voorouders net zo lichtgelovig waren geweest als jij, dan zouden ze de profeten niet gestenigd hebben! Wanneer ze echter zagen dat een echte profeet ook onder de dodende stenenregen geen haarbreed van zijn getuigenis afweek, dan kreeg zijn getuigenis natuurlijk een andere betekenis, en de vaderen namen haar dan als van God gezonden aan!
Hoofdstuk 50: Verdediging der oudsten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Als je ons echter door je misplaatste toespraak alleen maar hebt willen testen of wij bij de buitengewone gebeurtenissen van deze tijd nog wel dat zijn, wat wij als echte Joden behoren te zijn, dan heb je daarvoor een slechte manier gekozen en eigenlijk zelf aan ons onthuld hoe het er in je hart uitziet.
Hoofdstuk 50: Verdediging der oudsten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Heb je dan nog nooit een boom gezien op wiens takken zich, ten nadele van de waarde die de boom voor de mensen heeft, parasiterende planten genesteld hebben en hun voeding aan de boom onttrekken? Houdt de eigenlijke boom daarom echter op, te zijn, wat hij oorspronkelijk is?
Hoofdstuk 50: Verdediging der oudsten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] IK zeg: "Oh, helemaal niet! Jullie ambten zijn van een geheel andere aard en bijzonder noodzakelijk en heel belangrijk! Oefen jullie gewichtige en hoge ambten echter steeds rechtvaardig en redelijk uit en beoordeel volgens de wet iedereen op gelijke wijze! Maar -zoals jullie van Mij reeds gehoord hebben -stel de liefde steeds boven de wet. Bedenk dat de zondaar iemand is, die volledig onbekend is met de vele wetten en daarom bij het minste of geringste, tegen de zeer uitgebreide staatswetten een vergrijp begaat. Bedenk dat het ook een mens is, die net als jullie bestemd is voor het eeuwige leven in het rijk van God! Als jullie steeds zó jullie wet zullen handhaven, dan zul je handelen als de engelen, die net eender Gods dienaren zijn, als dat jullie des keizers dienaren zijn."
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Wij gaan dan ook aan de ochtendmaaltijd en Ik zend na de maaltijd de bode voor de bewuste aangelegenheid naar Jeruzalem. Jaïrus wacht in grote spanning op de terugkeer van de bode, die natuurlijk slechts zolang wegblijft als hij nodig heeft om op zuiver menselijke wijze met de tempelpriesters te onderhandelen. Daar de onderhandeling echter toch ongeveer twee uur had geduurd, kwam de bode ook pas na twee uur , tot grote vreugde van Jaïrus terug, en bracht Jaïrus behalve het bericht over het verheugde accepteren van zijn akte van afstand als overste, ook een lof en dankcertificaat voor zijn getrouw vervulde ambt. Tevens werd hem de naam van zijn opvolger meegedeeld met daarbij het verzoek deze in geval van nood met raad en daad terzijde te staan, als hij dat nodig zou hebben.
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)