17481 resultaten - Pagina 591 van 1166
... 579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 ...
[6] Ik zei tegen de waard: 'je bent weliswaar een Griek en hebt verscheidene steden in Griekenland bezocht; maar om de waarheden, die hier en daar nog verstrooid onder de mensen heersen, heb je je niet zo erg bekommerd, en als waard behoor je niet tot de meest toeschietelijke! je bent wel erg hebzuchtig, maar desondanks heb je nog maar een klein vermogen verworven. Als het vandaag niet zo laat geweest was, had Ik er wel van afgezien om in jouw huis Mijn intrek te nemen.'Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Daarop zei de waard: 'Luister, mijn wonderbaarlijke vriend en gast! Ik zou je wel vriendelijker tegemoet getreden zijn, maar jouw gedrag tegenover mij was ook enigszins afwijzend. Want ik heb jullie vlees en vis aangeboden; maar daar maakte jij een opmerking over waar ik niet blij mee kon zijn. Ik kon er weliswaar niet achter komen hoe je wist dat mijn vissen niet vers zijn, en dat ik jullie ook alleen varkensvlees kon aanbieden. Jouw opmerking was wel juist, maar ik heb me er toch over geërgerd; want je zult wel begrijpen dat geen mens - of hij nu Jood, Griek of Romein is - zich graag laat beledigen. Ik zie nu wel dat jij iets buitengewoons moet zijn -want je hele wezen schijnt door een hogere geest bezield te zijn -maar desondanks kan ik je zo laat in de nacht alleen maar aanbieden wat ik bezit. De enige fout die ik tegenover jou heb begaan is waarschijnlijk dat ik jullie niet de beste wijn uit mijn kelder heb voorgezet; maar die fout kan ik toch wel goedmaken, en ik zal je onmiddellijk een karaf van mijn allerbeste wijn op tafel brengen.'
Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Daarop kwam de waard bij ons zitten, nam brood en Mijn wijn, at en dronk en werd daarop heel opgewekt; hij vroeg Mij verschillende keren om vergeving voor het feit dat hij Mij niet met passende vriendelijkheid tegemoet was getreden. Maar hij meende ook dat Ik een wijze man was en als zodanig wel zou weten dat men niemand zijn onwetendheid als buitengewone fout kan aanrekenen.
Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Daarop nam Ik ook een stuk brood, strooide er zout op, at het op en dronk er ook wijn bij. Mijn leerlingen deden hetzelfde, evenals de waard.
Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daarop zei Ik: 'Laat het brood bakken wat ons betreft maar achterwege; want zolang wij hier blijven zullen we geen gebrek aan brood hebben! Maar pak een paar stukken brood van de tafel en geef ze aan je vrouwen je twee dochters, en vul ook drie bekers met Mijn wijn en geef hun te drinken!'
Hoofdstuk 231: De Heer kondigt de waard een karavaan aan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Toen de waard door de wijn echt gemoedelijk was geworden, vroeg hij Mij waar Ik met Mijn metgezellen vandaan was gekomen, en waarheen Ik wellicht verder zou reizen.
Hoofdstuk 231: De Heer kondigt de waard een karavaan aan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] De waard was tevreden met dit antwoord en vroeg Mij, of Ik Mij samen met Mijn metgezellen al gauw ter ruste zou begeven.
Hoofdstuk 231: De Heer kondigt de waard een karavaan aan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Daarna begaf de waard zich weer direct naar ons toe en zei tegen Mij:'O mijn wonderbaarlijke, beste vriend! Met deze gasten, die nu zijn aangekomen, zal ik me niet zoveel bemoeien; want ik heb direct gezien dat het kooplieden uit Jeruzalem zijn, in wier gezelschap zich drie levieten bevinden, die ook handel drijven.
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Ik heb mij weliswaar af en toe ook in jullie profeten verdiept, maar ze daarna weer terzijde gelegd, omdat ze voor mij te onbegrijpelijk waren; want het Oudhebreeuws, en vooral het schrift ervan, beheers ik minder goed dan het Grieks, waarin ik geboren ben. Deze Hebreeuwse werken zijn nog niet in mijn moedertaal vertaald, maar alleen enkele brokstukken in de Romeinse taal, en het is dus begrijpelijk dat ik helemaal niet zo goed thuis ben in de oude Joodse wijsheid.
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[18] Het zou ook eeuwig jammer zijn als er ergens ver uit Azië een wijze en machtige held zou opstaan om het Joodse gepeupel van de Romeinse overheersing te bevrijden. Ik weet weliswaar niet of ik gelijk heb of niet -maar mijn hogere inzicht, dat ik aan de Griekse wijzen te danken heb, alsook mijn tamelijk heldere verstand zeggen mij dat ik een juist oordeel over dit volk vel!
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Wij fokken schapen, runderen en varkens. Die laatste gedijen hier in de buurt van de Jordaan bijzonder goed en leveren ons behoorlijk veel op. Om de varkens echter tegen roofdieren te beschermen hebben wij ook een groot aantal zogenoemde varkenshonden nodig. Ikzelf heb er veertien - maar ik verzeker u, mijn edele, wonderbaarlijke vriend: de slechtste van mijn varkenshonden is veel beter dan de Jeruzalemmers! Ik wil daar niet echt alle Jeruzalemmers mee bedoelen -want er is misschien zo hier en daar ook wel een beter of edeler mens bij -maar mij is nog nooit het geluk ten deel gevallen ooit zo iemand te ontmoeten, en omdat ik in de wereld veel ervaring heb opgedaan, waarschuw ik u voor Jeruzalem en de bewoners ervan.'
Hoofdstuk 232: Het oordeel van de waard over de Joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] De waard zei: 'Beste, wonderbaarlijke vriend, wees daar maar helemaal niet bezorgd om, want de meeste Jeruzalemmers van stand en aanzien kennen mij wel en weten heel goed dat een Romeins soldaat niet bang voor hen is! Ik heb hun al heel andere waarheden in het gezicht geslingerd, en die moesten ze in hun zak steken, omdat ze wel wisten met wie ze in mij te doen hadden. Ik zal dus ook voor deze twintig Joden geen vrees tonen, want ik heb mijn zwaard nog, waarmee ik het aandurf om honderd van deze Jeruzalemse lafaards ijlings op de vlucht te jagen!'
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Jij bent een heiden en Ik ben een Jood -en toch heb Ik met Mijn hele schare leerlingen bij jou Mijn intrek genomen. En zoals je weet heb Ik je alleen goed gedaan, en wat Ik voor jou heb gedaan, heb Ik al voor velen van jouw stam gedaan en zal dat voortaan tot aan het einde der tijden doen!'
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Daarop zei de waard: 'Uit uw woorden, wonderbaarlijke meester, waait een bijzondere geest, en ik heb de indruk dat u veel meer bent dan zomaar een profeet van het Joodse volk, over wie ik ook al veel grote dingen heb gelezen! Ook deze profeten deden meer of minder wonderen; maar van het soort zoals u die hebt gedaan heb ik nog nooit iets gehoord. Ook hadden zij uw woord niet, want zoals u spreekt, heeft niet een van hen gesproken. De twee grootsten van de oude Joodse profeten waren ontegenzeglijk Mozes en Elia. Vanuit de geest Gods die in hen was, brachten ze een grote leer onder de mensen in deze wereld en deden ook tekenen die groot waren; maar bij u vergeleken lijken zij toch alleen maar hele kleine mensen,.die hun medemensen hebben gegeven wat ze zelf hadden ontvangen.
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Kijk, wonderbaarlijke meester, ik als heel ervaren, oude Romeinse soldaat heb dit bij u opgemerkt, en ik denk dat ik mij in mijn oordeel over u niet in het minst heb vergist; ik zou daarom graag uit uw mond van uzelf horen wat u over uzelf zegt!'
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)