Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 591 van 1112

...  579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604  ...
[8] Ook Mahalaleël kon geen rust vinden, maar wendde zich tot Kenan en vroeg hem: "Luister vader! Je weet, dat wij toch het een en ander beleefd en doorleefd hebben op ons reeds tamelijk lange levenspad; maar kun je je wel ooit een tijd herinneren dat op het woord van een mens, zonder enig toedoen met zijn handen, iets ogenblikkelijk plaatsvond?
Hoofdstuk 120: De gesprekken van de patriarchen over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Wie heeft er ooit Adam zodanig iets voorgehouden dat hij zich daarna volledig naar die woorden richtte? Wie niet met vragen naar hem toekwam, kon altijd onverrichter zake weer naar huis gaan; zelfs Henochs woord scheen hem meer te bevallen vanwege de diepgang en tederheid, maar minder als een wijs richtsnoer om het ware leven te dienen. Maar wanneer nu Asmahaël ergens over spreekt, iets regelt en beveelt, dan wijkt Adam daar dan ook geen haarbreed meer vanaf en gehoorzaamt hem blindelings in alles, evenals de overige kinderen en moeder Eva!
Hoofdstuk 120: De gesprekken van de patriarchen over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Ik zeg je, vader, deze jongeman begint zich buitengewoon sterk aan mijn gedachten op te dringen! Ja, het komt mij voor, dat ik hem steeds minder doorgronden kan! Van zijn gezicht ziet men het helemaal niet af dat hij iets bijzonders zou zijn; maar wanneer hij begint te spreken en zijn woord dan sneller dan de bliksem in de daad wordt omgezet, dan moet iedereen toch zeker een heel vreemd gevoel krijgen!
Hoofdstuk 121: Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Zie toch, hoe eenvoudig en hoe buitengewoon deemoedig bescheiden hij achter ons met de oude, maar toch nog zeer monter schijnende Abedam voort loopt! En zie, hoe wonderbaarlijk moeiteloos hij zich voortbeweegt; ja menigmaal komt het mij waarlijk voor alsof hij de grond helemaal niet aanraakt met zijn voeten!
Hoofdstuk 121: Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] God heeft weliswaar voor de mens twee ogen gemaakt die tot het aanschouwen van dingen buiten hemzelf moeten dienen, maar desondanks ziet hij met twee ogen niet meer dan met één; nochtans verlichten wederzijds beiden elkaar het kijken. Ook heeft Hij voor hem twee oren gemaakt om de stem van de buitenwereld te horen en toch is niemand in staat met deze twee oren meer te horen dan met één, maar het ene ondersteunt ook hier het andere. Zo staat het ook met de reukzin. Het ene helpt het andere. Maar God heeft de mens slechts één smaakzintuig en slechts één gevoelszintuig gegeven, opdat hij elk daarvan goed onderscheidend zal proeven en zal voelen. Zie, ieder van deze twee laatste zintuigen is op zichzelf onafhankelijk! Zo is het ook met de mens gesteld. Het gadeslaan hebben wij gemeenschappelijk en ook het horen en eveneens de fijnere waarneming of de aard van de indruk die de dingen op ons maken; maar wat dan de beoordeling van een ding betreft en de gevoelsindruk, daarin heeft iedereen zijn eigen domein, waarnaar zich dan ook de beoordeling en de daaruit ontstane gewaarwording vormt en vestigt.
Hoofdstuk 121: Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Zie, precies zo is het ook met ons tweeën gesteld! Wij hebben beiden hetzelfde gezien, beiden hetzelfde gehoord en zeker ook beiden geheel hetzelfde bij Asmahaël waargenomen en wij lijken op dit punt op de planten en het gras, de struiken en de bomen, omdat zij allen ook hetzelfde licht, dezelfde warmte en dezelfde regen in zich opnemen. Maar hoe ziet het er daarna met de innerlijke verwerking en met het product uit?
Hoofdstuk 121: Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Gedurende de woorden van Asmahaël bereikten de vaderen een grote rotswand die tengevolge van de meest uiteenlopende groeven de wonderlijkste vormen vertoonde, zodanig dat de vaderen hem daarom reeds lange tijd geleden de naam 'Verdorde hand der aarde' gaven. Deze wand scheidde de kinderen van middernacht van de vaderen en men kon van hier uit langs natuurlijke weg onmogelijk in het middernachtelijke gebied komen. Wie dat van hieruit wilde bereiken, moest zich een lange omweg getroosten; want dan moest hij het hele avondlijke gebied doorkruisen en van daaruit over een cirkelvormige lange bergrug trekken die zich dan na een wijde boog vanuit het noordoosten met de middernachtelijke streek verbond.
Hoofdstuk 123: Bij de 'Verdorde hand der aarde' - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Maar ten eerste was deze weg voor de vaderen te ver en verder was zoiets, daar zij reeds bij de wand aangekomen waren, op dit moment zo goed als onmogelijk; want dan zouden zij zich eerst weer naar de avond moeten begeven en van daar pas over de lang uitgestrekte bergrug.
Hoofdstuk 123: Bij de 'Verdorde hand der aarde' - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En zo stonden de vaderen daar en waren er niet veel beter aan toe dan de zogenaamde 'Verdorde hand der aarde' zelf en niemand wist de ander te raden noch te helpen, en niemand kon zich in deze verlegenheid ook gemakkelijk herinneren hoe nabij Diegene was voor wie alle dingen bijzonder gemakkelijk mogelijk zijn; zelfs Henoch kon tijdelijk niet voldoende tot bezinning komen.
Hoofdstuk 123: Bij de 'Verdorde hand der aarde' - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Als nu deze onder hen: verkerende mens vanuit zijn ware wijsheid wonderlijke dingen tot stand zou brengen, zullen dan degenen die de wijze omringen zich niet spoedig onderling beginnen af te vragen: 'Maar hoe kan hij iets teweegbrengen wat voor ons mensen volslagen onmogelijk is om ook maar in het minst te begrijpen; - om iets dergelijks zelf te doen, daarvan kan zonder dat nooit sprake zijn! -? Wie is deze mens? Is hij van beneden of van boven? Vanwaar heeft hij zulke macht? Niet één woord is zinloos, maar elk woord is een volbrachte daad. Het is alsof hij uit zijn eigen macht spreekt en schijnt bij dat alles zeer met zichzelf ingenomen te zijn. Wat is er met die mens aan de hand, hoewel hij weliswaar niet anders is dan ieder van ons, maar als hij handelt, dan handelt hij toch louter alsof alle kracht en macht van God volkomen aan hem ondergeschikt is?'
Hoofdstuk 122: Asmahaël vertelt een gelijkenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Waarlijk, waarlijk Ik zeg je Abedam: wie ooit in Mijn naam en op Mijn woord de dood van zijn lichaam vinden zal, die heeft met grote kracht als held het eeuwige leven naar zich toe getrokken en is volkomen één met Mij geworden!
Hoofdstuk 123: Bij de 'Verdorde hand der aarde' - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En Henoch begaf zich onmiddellijk naar Asmahaël en zei: "O Heer, zie mij, allerzwakste, aan en iedere vezel van mijn machteloze wezen zij aan Uw wil, mijn God en mijn Heer en mijn meest heilige eeuwige Vader, voor eeuwig onderdanig! Amen."
Hoofdstuk 123: Bij de 'Verdorde hand der aarde' - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Maar toen zij daar reeds bijna een half uur hadden gerust, zie, toen begonnen allen zich hogelijk te verwonderen dat gedurende deze tijd ook niet één kind uit middernacht zich vertoond had. En weldra riep Adam Henoch bij zich en vroeg hem naar de oorzaak, zeggende:
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Henoch, jij, die voor ons aller ogen zo door Asmahaël werd gesterkt dat de 'Verdorde aardhand' zich wel moest buigen voor de ademtocht van jouw woord, zie, er zijn hier geen kinderen! Waar zijn ze naartoe?
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Nadat Henoch dat van Adam vernomen had, boog hij voor hem en wilde zich naar Asmahaël reppen om Hem te verwittigen van hetgeen Adam zo na aan het hart lag, want die mensenloze omgeving kwam ook hem uitermate zonderling voor. Maar hij had nog nauwelijks zijn eerste schrede gezet of Asmahaël was hen beiden al voor en stond, klaar om te spreken, reeds tussen hen in en begon de volgende woorden tot hen te richten, zeggende:
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604  ...