Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 591 van 728

...  579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604  ...
[7] Ik zeg: 'Goed, dan laten we hen maar met rust! Opdringen zullen we ons aan niemand, en daarom gaan wij maar verder!' Robert zegt; 'O Wenen, o Wenen, ook jij hebt degenen die naar je toe werden gezonden, geoordeeld! De Heer vergeve het je. Ik zal nooit wraak op je nemen, maar daar je de Heer wilt vergeten, zul je geweldig worden geteisterd. Je wilt de Heer niet aanvaarden als Hij je wil genezen, daarom zal er een grote droefenis, grote nood en schande over je komen! Dan zul je roepen: 'Heer, help mij!' Maar de Heer zal weggaan en de hulp zal voor jou te laat komen!' Ik zeg: 'Ja, je zult gelijk hebben. Ik wil hier op deze weg niet vooruitzien, maar alles nemen zoals we het zullen aantreffen. Zouden wij echter allerwegen op die manier worden ontvangen dan, Robert, zul je volkomen gelijk hebben!'
Hoofdstuk 51: De belastinginner wordt door de Heer aangenomen, de sergeant afgewezen. Paulus' zendingswerk in het huis 'In de goede Herder'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Ik denk heel anders over deze geschiedenis: ofwel deze zes zijn vermomde hoge persoonlijkheden, of zij zijn werkelijk diegenen waarvoor ze zich uitgeven. Eerlijk gezegd, mijn hele levensgeschiedenis hier in 'Wenen' komt mij toch wat vreemd voor, en dat brengt me steeds meer tot het vermoeden dat ik me ofwel in een droomleven bevind, of door een eigenaardige vorm van misleiding wordt geplaagd. Zo heb ik bijvoorbeeld sinds ongeveer twee jaar geleden ook niet één boerenwagen gezien en evenmin een equipage, wat toch heel vreemd is. Ook komen hier heel weinig mensen voorbij en is er ook geen sprake meer van het binnenbrengen van levensmiddelen. Gewoonlijk worden er zeldzame, mij totaal onbekende wortelen en kruiden, en verder gerookte wolven, vossen en kleine beren voorbij gedragen en nog een heleboel andere domme dingen meer, zodat men er gewoonweg om moet lachen. Ik kan daarvoor van niemand belasting heffen, omdat dergelijke dingen op geen enkele belastingtabel voorkomen. Houd ik iemand daarvoor aan, dan geeft hij mij helemaal geen antwoord en gaat onverstoorbaar verder. Ik kom echter ook helemaal niet op het idee dat ik iemand moet aanhouden.
Hoofdstuk 50: De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ik zeg: 'Vriend, Ik weet dat jij protestant bent. Jij oordeelt over het roomse christendom niet onrechtvaardig, want dat is voor God een gruwel in zijn door en door heerszuchtig streven, hetgeen echter geen resultaat meer zal opleveren. Maar Mij en Mijn kleine gezelschap misken je heel erg! Ik wil je echter niets meer opleggen, omdat je vrij bent en geloven en doen kunt wat je wilt. Maar het zij je nog één keer gezegd dat je je nu niet meer in de wereld van de materie, maar werkelijk in de geestenwereld bevindt en dat alles wat je buiten Mij en Mijn gevolg ziet, niets anders is dan een lege verschijningsvorm, die voor jou echter geestelijke werkelijkheid zou kunnen worden als je je bij Mij zou aansluiten. Maar jij bent in je hart nog te ver van Mijn rijk verwijderd en kunt Mij daardoor in je blindheid ook niet herkennen. Blijf daarom waar en wat je bent, misschien zien we elkaar later nog eens terug.'
Hoofdstuk 50: De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[24] De sergeant zegt: 'Dat is allemaal loos gezwets waar een ambtenaar niet naar luistert. Hij oefent zijn hoge ambt uit, zoals de strenge instructies van hem eisen!... Hoe heet jij dan? Heb je een pas of een of ander legitimatiebewijs?' 'Nee!' buldert Robert hem in zijn oren, waarop de agent helemaal duizelig wordt en om hulp begint te schreeuwen. Weer buldert Robert hem in zijn oor: 'Wat wil je dat ik met je zal doen? Wil je leven of voor eeuwig sterven? Want een tijdelijke dood bestaat hier in geen geval. Wie hier sterft, sterft voor eeuwig!'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[17] Hierop wendt de sergeant zich tot Paulus: 'Wie bent u dan en hoe heet u?' Paulus zegt: 'Ik ben een tapijtwever, later een apostel van de heidenen. Mijn eerste naam was Saulus en de latere was en is nog Paulus.' De sergeant zegt tegen een tweede assistent: 'Bewaak ook hem, want die is ook rijp voor het gekkenhuis!' Zich daarop tot Johannes wendend vraagt hij ook deze apostel: 'Wie bent u dan? Soms ook zo'n apostel van Christus?'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Petrus zegt: 'Welnu, ik zal je alles precies opgeven!' Daarop vraagt de sergeant: 'Hoe heet jij?' Petrus zegt: 'Simon Juda, zoon van Jonas, Petrus genaamd.' De sergeant: 'Dat klinkt vreemd! Maar wie ben je dan, wat heb je voor beroep?' Petrus zegt: 'Van huis uit ben ik visser, maar ik ga er nu op uit om mensen te vangen, reeds sedert bijna 2000 jaar.'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[28] Drie mannen sluiten Robert in en willen hem knevelen, maar dan schiet Helena toe en zegt: 'Wie het waagt een hand naar Robert uit te steken, is ten dode opgeschreven!' Als er echter toch één Robert bij de kraag pakt, krijgt hij op hetzelfde moment zo'n oorvijg van Helena dat hij onmiddellijk dood op de grond lijkt te vallen. Nu willen de beide anderen Helena pakken, maar ze krijgen er van haar zo van langs, dat beiden ijlings de vlucht nemen. Ook de drie die de apostelen bewaakten, zijn gevlucht. De sergeant roept hen na, dreigend met galg en doodslag, maar tevergeefs. Niemand keert weerom, want zij beginnen langzaamaan te vermoeden dat er met ons gezelschap iets bijzonders aan de hand moet zijn.
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[21] De sergeant zegt: 'Ja, maar vertel me eens, hoe ben jij dan bij dit gekkengezelschap terechtgekomen? Die is goed! Leent je van zwarte Max! Zeg me toch eens, waar ben je geweest sinds de revolutie? Men heeft van jou helemaal niets meer gehoord of gezien!' Helena zegt: 'Wel, ik ben gewoon gestorven, maar nu ben ik er weer, levend en wel, en ga met mijn goede vrienden mijn geboortestreek bezoeken... als u er niets op tegen hebt! Dat zij daar echter niet gek zijn, daar sta ik voor in.' Wat gekalmeerd zegt de sergeant: 'Ach mijn liefje, deze drie zijn volslagen gek en moeten dus naar het gekkenhuis! Bij die twee laatsten, zal echter pas uit een verhoor blijken welk vlees ik in de kuip heb. Ik zal hen daarom meteen onder handen nemen.'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Petrus zegt: 'Geduld, ik heb alleen een korte vraag: zeg eens, kan er niemand ook geen inwoner, zonder pas de stad in?' De sergeant van de wacht zegt: 'Bekende inwoners wel, maar vreemdelingen nooit! Zijn jullie geen burgers van deze stad, dan moeten jullie een pas hebben, anders komen jullie er niet in. Horen jullie echter in deze stad thuis, dan moeten jullie je laten verhoren, opdat ik kan zien welke gezindheid jullie hebben.'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Petrus gaat dadelijk naar de douanier toe en zegt: 'Vriend, wij zijn reizigers van verre, maar hebben geen passen, wam in ons hemelse rijk is men voor eeuwig vrij om te gaan waarheen men wil; we kunnen je daarom geen paspoorten tonen. Wij zijn echter doodeerlijke wezens, hebben ons nergens aan iets schuldig gemaakt en zijn nog overal zonder moeilijkheden doorgekomen. Daarom denk ik dat men ons ook hier niets in de weg zal leggen.'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Maar kijk echter nu naar Wenen en merk op dat het beslist niet leeg is, maar helemaal bewoond wordt zoals op aarde, en wel door dezelfde mensen, die sedert het aardse jaar 1848 tot aan dit tegenwoordige jaar 1850 in deze stad hebben gewoond en nog wonen, ofwel als geest of nog als materie-mensen. Laten we er daarom maar heen gaan opdat jij je 'smalle poortje' spoedig zult hebben doorgemaakt. Daar voor jullie voeten liggen donkere bovenkleren; gooi die eerst over jullie hemelse!'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Robert en Helena doen meteen wat hun aangeraden is en zien er nu uit als bedevaartgangers. Zo ook de apostelen, die er helemaal uitzien als pelgrims uit Jeruzalem. Mijn kleding lijkt echter op die van een eenvoudige jood. Aldus verkleed beginnen wij onze korte reis naar het voor ons liggende Wenen.
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Nadat we zijn aangekomen bij het tolhuis en de paspoortcontrole, die zich in de buurt van de zogenaamde 'Spinnerin am Kreuz' bevindt, vraagt Robert, die naast Mij loopt: 'Heer, zien alleen wij de verschillende wachthoudende manschappen of zien zij ons soms ook? Dan zal het ons slecht vergaan, want we hebben immers geen paspoorten!' Ik zeg: 'Ja, zij zien ons ook; maar niet allemaal, alleen diegenen die zich ook al in de geestenwereld bevinden. Dezen zullen echter door bepaalde ingevingen de nog aardse bewoners op ons opmerkzaam maken en dan zal er inderdaad een kleine opschudding ontstaan. Laat Petrus nu voorop gaan, die weet het beste hoe men met zulke douanebeambten en ontvangers moet omgaan.'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Robert kijkt naar alle kanten om zich heen om te zien waar de Heer wel vandaan zal komen, maar Hij valt nergens te ontdekken. Achter het gezelschap ziet Robert echter nog iemand, die als twee druppels water op Cado lijkt. Ondertussen houdt het hosannageroep niet op en Robert merkt ook goed aan de drie apostelen, dat zij, bevangen door overgrote eerbied, van louter liefde en heilige gevoelens nauwelijks in staat zijn om te spreken.
Hoofdstuk 48: Merkwaardig gedrag van het gezelschap tegenover de ogenschijnlijke Cado. Robert herkent samen met Helena de hoge, goddelijke Vriend. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] De drie apostelen verschijnen nu voor de poort, begroeten Robert en diens vrouw Helena allerhartelijkst en geven uiting aan hun grote vreugde, omdat ze weer bij Robert zijn. Het andere kolossale gezelschap valt echter voor de poort ter aarde en roept een hemels harmonisch hosanna tot de Heer.
Hoofdstuk 48: Merkwaardig gedrag van het gezelschap tegenover de ogenschijnlijke Cado. Robert herkent samen met Helena de hoge, goddelijke Vriend. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  579 - 580 - 581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604  ...