Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 593 van 1088

...  581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606  ...
[33] En zie, toen Seth deze zeer leerrijke en troostende woorden had beëindigd, keek Adam hem met een opgewekt gemoed aan en wenkte Henoch, opdat hij aan Seths wens en die van de overige hoofdstamkinderen zou mogen voldoen, - maar pas dan, wanneer de overigen zich verwijderd zouden hebben, tot op één na, die zwart haar had en niet tot hun stam behoorde, maar pas heden uit de diepte omhoog was gekomen en zich vervuld met weetgierigheid onder Adam's kinderen had gevoegd. De grote vrees voor Lamech had hem ertoe aangezet om als sterfelijke naar de onsterfelijken van de bergen te vluchten.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[34] En nadat deze wenk aan Henoch was gegeven, stonden, zoals het bij dergelijke gelegenheden reeds van oudsher gebruik was, Enos, Kenan en Mahalaleël meteen op en gaven de kinderen te verstaan, dat zij de volgende sabbat voor zonsopgang op de bekende plaats voor Adam's woonstede moesten verschijnen en hun gaven meebrengen, maar dat zij zich nu een korte tijd moesten verwijderen, want zo luidde de wens van de vader vanwege een korte rust voor zijn hart; als er echter een teken gegeven werd, dan mochten allen zich weer om hem verzamelen en de vader tot aan de kinderen van de middag begeleiden, om zich dan van daaruit weer naar hun geboorteplaats te begeven.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[35] En nadat deze drie hun taak goed hadden volbracht en naar hun plaatsen waren teruggekeerd en volgens Adam's wil de zwartharige man hadden meegenomen, stond als eerste Adam op en vroeg aan de vreemdeling:
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[41] Wij hebben allen toch gezien, dat hij levend naar ons toegekomen is en wij weten allemaal heel goed dat ieder leven evenals het bestaan daarvan, nergens anders dan aan God zijn oorsprong kan ontlenen.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[43] Waarom zou deze oneindige Liefde dan ook niet de kinderen van de diepte beroeren?! En heeft Zij een van hen naar ons toe getrokken, dan is het niet aan ons zulke armoede af te wijzen, maar haar aan te nemen, als ware zij daar boven, waar het nog rookt en brandt, gegroeid, - daar waar wij nog menigmaal uit dwaasheid onze blik heen richten en menen dat de rots onze schuld zou zijn of wij die van de rots!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[44] 0, het maakt oneindig weinig uit, hoe ver en hoe hoog zo'n rots is geworden, omdat het toch alleen maar een steen is, terwijl wij onsterfelijke kinderen van God zullen blijven en hij vergankelijk is, zoals wij voor eeuwig onvergankelijk zijn; maar alles ligt aan onze liefde, die geen schepsel en het allerminst een arme broeder uit de diepte uit zal sluiten. Want wij zijn slechts kinderen van de Liefde en daarin kinderen van God. Laat ons daarom daar ook naar handelen, teneinde datgene waar en waardig te zijn, wat wij zouden moeten zijn! Amen."
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] 'Luister vader! Behalve aan mij is door Kaïn niemand anders iets ergs aangedaan, behalve dat mijn lichaam voor jullie verloren ging. Zie, ik heb Kaïn van ganser harte alles vergeven en heb dat des te gemakkelijker kunnen doen, omdat ik nooit wrok tegen hem koesterde! En toen hij op een later tijdstip voor zijn zoon Hanoch vluchtte en in de richting van de middag aan de oever van een van de allergrootste wateren van de aarde aankwam en hij daar samen met de zeer weinigen van de zijnen, die waren gered, versmachtte van hitte, honger, dorst en vrees, kwam ik met toestemming van de eeuwige, heilige Vader uit vrije wil naar hem toe, openbaarde me aan hem, vond hem in tranen van diep berouw, wat mij tot in mijn diepste wezen aangreep, en leerde hem toen een waterdichte korf te vlechten en leidde hem en de zijnen vervolgens over de baren naar een ver, vruchtbaar en veilig land.
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Maar nooit waagde ik het ook maar een enkele uit Hanoch, de grote stad van Kaïn, naar jou, o vader te brengen; want ik kende jouw rechtvaardige toorn over Kaïn zeer goed. Maar ik wist ook wat de Heer tegen Kaïn had gezegd, toen die vol bitter berouw over de wijde aarde vluchtte en Hij hem verzekerde: diegene die Kaïn doodslaat, zal zevenmaal gewroken worden!
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Breng hem daarom naar mij toe, die zwakke beschermeling van Abel, opdat ik hem kan zegenen en in ons midden opnemen. Ik zal hem in mij de eerste ongeboren mens op aarde tonen, die rechtstreeks uit de almachtige hand van de eeuwige Liefde is voortgekomen en ook de moeder van alle mensen, die uit mij voortkwam. Tenslotte zal ik hem Diegene tonen, van wiens grootte, macht, heiligheid en liefde alle eeuwigheden en oneindigheden, die vol wezens zijn, getrouw getuigen, zoals wij allen dat doen, omdat ons een eeuwige geest gegeven werd uit en door God Zelf!"
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Hierna brachten zij de zwartharige man naar hem toe en Adam raakte hem aan en zegende hem driemaal en vroeg hem zijn naam. Deze zei echter: "O grote, verheven eersteling van God, van de grote Koning van de aarde, wijze vader van alle vaderen der aarde, vergeef mij arme vluchteling uit de diepte, ik die aan de hand van een stralende gestalte aan Lamechs dodelijke handen ontrukt, hierheen werd gevoerd! Zie, ik heb geen naam, want ik was maar een werkende slaaf en die hebben geen naam in de diepte, maar worden aldaar net als de dieren geroepen met zinledig, ongearticuleerd geschreeuw. Zij mogen de taal alleen begrijpen, maar niet spreken; wie daar ooit een zinnige klank over zijn lippen zou brengen, zou dat vanwege zijn praat lust op slag met de meest onmenselijke dood moeten bekopen!
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] Als bruisende stormen roept hun rijkelijk vergoten bloed toch al omhoog naar de sterren om wraak; en als u daar bovenop ook nog de diepte zou willen vervloeken, dan zouden spoedig bloedige golven de heilige toppen van de bergen omspoelen!
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[44] O heerlijke naam 'Asmahaël', mooiste ster, die mij leidt naar omhoog naar de eeuwige, heilige hoogten van licht en van leven; o luister, niet voor niets zal de vreemdeling nu zulke genade, zo'n heilig geschenk dragen, amen, amen, hierop zeg ik amen!"
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] "O lieve Henoch, zie, hetgeen mijn hart reeds lang geweldig naar verlangde, is door de goede en rechtvaardige ordening van mijn en jouw vader nu bewerkstelligd! O, ik verheug me mateloos de heilige wil in deze zaak te vernemen! Want het is waar, dikwijls doen wij iets wat ons goeddunkt; maar of het wel goed en terecht is omdat het ons als zodanig voorkomt, dat is een geheel andere vraag!
Hoofdstuk 59: Over de deemoed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Kijk omhoog naar de heldere ruimten van de oneindigheid! Wie van ons kan zeggen, dat hij niet in staat zou zijn de brede stromen van het licht en alle dingen die daardoor omgeven zijn, te aanschouwen?! Wiens oor hoort zelfs niet een zacht zuchtje waaien door het dorre loof! Of is er wel een onder ons aan wie niet alle zintuigen in de meest bruikbare staat zouden zijn gegeven en ook een levend voelend hart?!
Hoofdstuk 59: Over de deemoed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Indien ons dat alles zonder onderscheid eigen is, hetgeen allemaal van de Heer afkomstig is, waarom zal iemand dan meer of minder van de Heer zijn, indien hij van Hem is uitgegaan en weer tot Hem zou willen inkeren?! 0 vaderen, zie, welk kind zou er wel naar jullie toe willen komen om heilige raad te halen, dat je niet zou willen aanhoren en dat je niet zou geven wat het nodig heeft?
Hoofdstuk 59: Over de deemoed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606  ...