Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 593 van 1112

...  581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606  ...
[7] O Asmahaël, U hebt mij reeds voor de hele eeuwigheid verzadigd; en wie zich voortaan aan U zal verzadigen, zal in alle eeuwigheid geen honger en dorst meer hebben! Daarvoor alleen aan U dank en liefde! Amen."
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Samen met Adam verheugden zich ook alle stamvaderen; behalve Jared, Mahalaleël en Enos, want zij waren zo aangedaan door de edele daad van Asmahaël, dat zij niet bij machte waren zich nu te verheugen. Zij wisten niet of zij iets aten of dronken; wie er had gesproken en wat, dat hoorden zij ook niet; en dat het viertal mee at, zagen zij niet; want deze grote daad van Asmahaël had, zoals nog geen vroegere, hen zo te zeggen volslagen stom gemaakt, - in welke verstomming zij lang bleven.
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Henoch weende van vreugde en overweldigend grote liefde voor Asmahaël en kon zich tenslotte niet meer inhouden; hij stond op en snelde naar Asmahaël toe om daarna voor Asmahaël zijn in vervoering gebrachte hart uit te storten.
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Waarlijk, Ik zeg je: nu heb je het leven gevonden en alle dood is uit je geweken! Jouw ogen zullen de dag des doods nimmer aanschouwen; ja, jouw liefde heeft zelfs je vlees overwonnen en het heeft zich met onsterfelijkheid gevuld, en zoals je nu bent en leeft zul je voortaan ook zijn en eeuwig leven!
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Maar een hart als het jouwe heeft zijn thuis volledig gevonden en wanneer de winden komen is het rustig en bekommert zich niet om de wereld; maar het is juist daarom ook vrij om de Heer boven alles lief te hebben en al het andere alleen uit de Heer!
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] 'Zie, Henoch, met dit gemakkelijke gebod beproefde de Heer slechts de kracht van je liefde! Zolang de liefde nog gematigd is, ben je wel in staat een dergelijk gebod te houden; maar is zij eenmaal in de hoogste graad ontbrand, dan gaat zij alle perken te buiten, maakt zich bekend en loopt in alle haast het voorwerp van haar liefde in de armen.' - En U, die zo innig en nu door mij en ons allen boven alles wordt bemind, U die het Zelf bent, zult toch immers mij mijn fout vergeven, namelijk die waar ik niets aan kan doen omdat de liefde mij zo machtig heeft aangegrepen dat ik er niet omheen kon U voor het volk hardop mijn liefde te bekennen!
Hoofdstuk 133: Asmahaëls belofte aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] O vaderen en kinderen! Dat heeft de Heer nu in aanwezigheid van jullie allen aan mij gedaan. Jullie weten allemaal dat wij voor iedere dag een steen neerlegden en ook een wanneer de maan vol was; en als een jaar verstreken was, dan droegen wij de dag - en de maanstenen op een hoop bijeen en richtten daardoor voor ieder jaar een blijvend gedenkteken op. Zie, dit hier is meer dan een dag, een maan, een jaar; veroorloof mij daarom hier op de plaats waar ik nu sta, op de meest waardige wijze een groot gedenkteken op te richten voor de Heer, die ons in de persoon van Asmahaël zo heerlijk, wonderbaarlijk en liefdevol heeft bezocht, die nu in ons midden is en tot aan het einde aller tijden bij ons zal blijven; ja voor alle eeuwigheid! Reeds nagenoeg het derde deel van de dag gaat Hij, ons zo buitengewoon liefdevol leidend, te midden van ons met ons mee en nog is het niemand ingevallen Hem daarvoor groter lof te betuigen dan de lof die wij onderling aan elkaar betuigen. O vaderen en kinderen, wij nodigen alle kinderen uit voor de offerande die wij de Heer op de sabbat van morgen willen brengen! Zie, zie, de Heer liet niet op Zich wachten en kwam vandaag naar ons toe en was gisteren bij ons en is nu in ons midden! Maar wat is meer, - de Heer of de sabbat?!
Hoofdstuk 133: Asmahaëls belofte aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Zie, waar is de sabbat van de beken en de rivieren? Is hij niet in de zee zelf? En eerder is er geen rust en geen sabbat. Maar heeft een beek de zee bereikt of heeft de zee zich tot haar uitgestrekt, zal dan de beek, wanneer zij de zee bereikt heeft, niet meteen tot rust komen?! Of zal zij, indien de zee haar tegemoet kwam, daar tot de volgende morgen mee wachten?!
Hoofdstuk 133: Asmahaëls belofte aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden van Asmahaël, die ook door Enos, Mahalaleël en Jared zeer goed werden begrepen, stond ook Adam samen met alle overigen op en wilde zich naar Asmahaël reppen, gedeeltelijk uit een grote eerbied die de overhand had, gedeeltelijk echter uit de met eerbied steeds verbonden liefde, die in het bijzonder in de tegenwoordigheid van de Eerbiedwaardige zelden afwezig is. Maar Asmahaël beduidde hun op hun plaats te blijven en zei het volgende:
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Wanneer de zon op een goede aardbodem schijnt, dan vormen zich diepe, wijde spleten in die aarde om de straal van de zon dieper en intenser in zich op te kunnen nemen en om zodoende door en door te worden verwarmd; maar zand barst nooit uit elkaar en laat zich slechts aan zijn oppervlakte verwarmen. En is de bestraling van zijn oppervlak geweken, dan is het ook met de spaarzaam opgezogen warmte gedaan. Zo is het ook met de steen: die laat zich weliswaar zeer sterk opwarmen; maar komen er dan koude winden, dan laat hij spoedig alle warmte los en wordt kouder dan de winden zelf.
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Ja, toen je Mijn werken gezien hebt, heb je Mij pas opgenomen! Denk je soms uit liefde?! 0 zie, zoiets doet de ware liefde niet, maar wel het in je binnenste verborgen eigenbelang! Omdat Ik in je midden ben, ontwaar je het grote voordeel van hetgeen zich allemaal door Mij liet bewerkstelligen, en Mijn oneindige macht verwekte de grote achting in je en het daarmee verbonden voordeel wekte de liefde tot Mij.
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Ja, je hebt in hoge mate eerbied voor Mij, maar ook de rotstoppen van de bergen zuigen weliswaar de eerste en de laatste zonnestraal op, omdat zij het licht opslorpen, - maar voegt zich daar dan ook de warmte bij, dan hullen de bergen zich onmiddellijk in dichte en sombere nevelen en wolken, opdat hun eeuwige sneeuwen hun eeuwige ijs maar niet zal smelten en vergaan. Zo lijkt jullie liefde ook op de liefde van de kalveren voor de volle uier van de moederkoe, waar zij naartoe springen en dan met hun koppen net zolang tegen de uier duwen als daarin nog melk valt te bespeuren; maar willen de spenen helemaal geen melk meer geven, dan verlaat het kalf meteen de koe en is er bij het kalf niets meer te zien wat op liefde lijkt.
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Wie mij dus liefheeft, moet Mij beminnen als een reine bruid haar reine bruidegom, daar dan niets dan alleen de harten elkaar aantrekken; alles wat daaronder of daarboven uitgaat is voor de vrije liefde een last, waardoor zij zich dan ook nimmer tot aan Mijn hart kan verheffen. Want wat beneden de liefde is, trekt het hart neer in de modderige diepte; maar hetgeen boven de liefde uitgaat, drukt haar tegen de grond en bezwaart het hart zo zeer, dat het te zwak en te krachteloos wordt om zich ooit weer te kunnen verheffen.
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] De liefde dient dus zo zuiver te zijn, dat ze, door niets gedwongen, zich vrij verheft en met de in haar samengebalde kracht het vrij verkozen voorwerp uitkiest, het omarmt en het voor eeuwig niet meer laat ontsnappen.
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Dat het ons allen niet aan goede wil ontbreekt, zult U hopelijk zowel uit mijn woorden als uit mijn hart duidelijk op kunnen maken! Neem, o machtige Asmahaël, deze door de nood gedrongen uitbarsting van mijn hart niet ongenadig op; wie altijd machtig is kan zichzelf helpen indien hem iets dwars zit, - maar voor de onmachtige worm in het stof blijft niets anders over dan zich stervend te krommen wanneer hij door de hoef van het machtige paard getrapt en voor de helft verpletterd wordt!
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  581 - 582 - 583 - 584 - 585 - 586 - 587 - 588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606  ...