Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 600 van 1490

...  588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613  ...
[18] Ook Ik vertelde zo nu en dan iets over wat er zich in vroegere tijden in deze streek had afgespeeld, en zo werd de hele wijd uitgestrekte omgeving topografisch en historisch geanalyseerd.
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Marcus zei: 'Je wilt hier zeker geen vreemde mensen ontmoeten! Maak je daar geen zorgen om! Kijk maar eens naar die heel grote, prachtige tuin daar beneden, hoe het daar wemelt van de kuurgasten! In de richting van het meer zie je verscheidene grote, prachtige terrassen met uitzicht op het meer, waar zich overal veel mensen bevinden. De gasten vermaken zich steeds in de tuin, en je zult maar zelden iemand buiten de tuin zien. En dit terras op deze werkelijk niet lage berg wordt ondanks het prachtige uitzicht dat men van hieruit naar alle kanten heeft, nog minder door de gasten bezocht; want als ze ziek aankomen, hebben ze geen zin om op deze berg te klimmen, en als ze genezen zijn, reizen ze liever direct naar huis. Daarom wordt deze plek maar zelden door vreemde gasten bezocht en dient dus alleen voor de vreugde van mij en de mijnen. Wij zijn hier dus heel veilig en zullen niet door onbekenden lastig gevallen worden.'
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Enkele leerlingen vroegen aan Mij: 'Heer en Meester, sinds wij bij U zijn merken wij dat U steeds ruim een uur voor zonsopgang naar buiten gaat, ook 's winters, en net als wij mensen geniet van de verschijnselen in de natuur. Maar omdat U toch al alles aanschouwelijk kent wat niet alleen op en binnen deze aarde maar ook in de hele oneindigheid is en gebeurt, wat er was en gebeurd is en zal zijn en zal gebeuren, hebben wij er al vaak over nagedacht hoe het mogelijk is dat U toch nog welbehagen hebt in de dingen en verschijnselen op een maar heel klein plekje op deze aarde!'
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Dat was weer eens zo'n echt menselijke, blinde vraag van jullie! Als Ik in de dingen en verschijnselen ook in deze materiële natuur geen groter en inniger welbehagen zou hebben dan jullie, zou er van deze hele aarde met alles wat erop, erin en er boven is, heel gauw geen puntje meer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Dat Ik echter 's morgens vroeg al graag buiten ben, en ook vaak tot laat in de avond, heeft een dubbele reden. Want ten eerste moeten jullie daarvan leren dat ook in de ziel van de mens de geestelijke ochtend, evenals die van deze aarde, vroeg moet ontwaken en dat Ik op zo'n vroege ochtend in de mens ook eerder aanwezig zal zijn dan wanneer de zon in hem al volledig is opgegaan, en Mij over de steeds lichter wordende levensochtend net zo. zal verheugen als Ik Mij, voor jullie zichtbaar en als een echt voorbeeld voor jullie' over iedere natuurlijke ochtend heb verheugd.
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Deze keer bleven wij meer dan een uur aan het ochtendmaal, en onze twee Grieken ging het te lang duren. Ze durfden het huis echter niet binnen te gaan, aangezien ze dat als welopgevoede mensen als ongepast beschouwden; maar ze vroegen nu eens aan de ene en dan weer aan een andere dienaar of die Mij soms beter kende.
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[17] Tenslotte waren we klaar met onze maaltijd, die deze keer iets langer had geduurd omdat onze Maria verscheidene voorvallen uit haar en ook Mijn jeugd had verteld, die door Mattheus ook in een speciaal boek werden opgeschreven.
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] De twee Grieken zeiden: 'Meester, deze rotsachtige berg is weliswaar niet hoog, maar hij is erg steil, en er zijn goede longen en tamelijk gezonde voeten voor nodig om zonder forse inspanning het terras op de berg te bereiken. Wij zijn - de God van de Joden zij alle lof - in deze inrichting wel reeds op weg naar beterschap, maar met onze borst en met onze voeten wil het nog niet echt goed lukken, daarom zal het voor ons uiteindelijk toch een beetje moeilijk worden om het terras daar boven op de berg te bereiken. Zou u niet hier, waar het vlak is, slechts een korte tijd aan ons willen besteden, waarvoor wij u zeker naar ons vermogen dankbaar zouden zijn?'
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Ik zei: 'Beste.vrienden, Ik alleen weet wel het beste waarom Ik alleen op de berg met jullie wil praten, en dan zullen jullie het ook weten. Wees dus niet bang voor deze heuvel; want jullie kleine moeite zal in een echte vertroosting veranderd worden!'
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Maar hoe het ook zij met deze goden, ik ben van mening dat zelfs het meest blinde geloof in een of meerdere hogere wezens altijd nog beter is dan helemaal geen geloof, en een met een tempel gesierde berg of heuvel verheft het menselijke gemoed altijd meer dan een woeste vlakte, die aan de fantasie van de mens weinig voeding geeft.
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Daarmee wil ik het afgodendom niet tot realiteit verheffen tegenover een uiterst wijze man zoals u, hoge meester; maar ik veracht het niet, omdat het talloze mensen tijdens hun bittere leven op deze aarde in alle leed en uiteindelijk zelfs in het steeds pijnlijke moment van hun sterven de verlangde troost biedt. En op dat punt ben ik het met de wijze Aristoteles helemaal eens, zonder van de veel verhevener godsdienst (* nl die van de Joden) ook maar in het minst iets af te doen.
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Op deze woorden van Mij besloten de twee Grieken om toch met ons de berg op te gaan, en toen wij boven bij het terras waren aangekomen, verwonderden de twee zich erover dat ze de hoogte met nauwelijks voelbare moeite en inspanning en heel gemakkelijk ademend hadden bereikt, en ze dachten dat deze berg, evenals de geneeskrachtige bronnen die in het binnenste ervan ontsprongen, in zijn uitwaseming een heel heilzame invloed op het lichaam van de mensen had. Bij hun zou aan zulke bergen een soort goddelijke eer bewezen worden, en de toppen ervan zouden gesierd worden met een of ook wel verscheidene aan de goden gewijde tempels; want de mensen dachten en geloofden ook dat zulke bergen met hun geneeskrachtige bronnen meerdere malen door de onsterfelijke goden speciaal bezocht en gezegend waren om de lijdende, sterfelijke mensheid in haar nood tot heil te dienen.
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Kijk, ik wil nog één ding uit onze oude Griekse wijsheid toevoegen aan wat er al gezegd is: Wij zijn op onze manier waarachtige wijzen, omdat wij steeds in gedachten houden dat wij weldra zullen sterven. Wij proberen op deze aarde enkel nog het geluk te bereiken dat de dood voor ons geen verschrikking, maar een troostrijke, ware lafenis voor het hart zal worden. Daarom is het woord uit de mond van een grote wijze ons meer waard dan alle schatten van de aarde; want het kan ons ook een troostend licht in ons hart worden, als ons oog gedoofd zal zijn voor het licht van de wereld.
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Op Mijn aanraden hebben jullie nu met ons deze berg beklommen en voelen nu zelf, zoals jezelf toegeeft, dat het jullie veel beter gaat dan voorheen beneden in de laagte. En omdat jullie je beter zijn gaan voelen, willen jullie uit Mijn mond horen wat jullie in je steeds toenemende gekweldheid ondanks al jullie inspanning gedurende twintig volle jaren niet in zijn volle helderheid te weten zijn gekomen.
Hoofdstuk 154: Het geestelijke zoeken van de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] De duistere en twijfelachtige antwoorden die ze bij haar zoeken krijgt, reinigen haar door de in haar gewekte angst voor de dood van het lichaam, die veroorzaakt wordt door de liefde voor de wereld, die haar gevangen houdt en blind en doof maakt; ze begint de goederen van deze wereld, die haar eens zo goed smaakten, te verachten en te ontvluchten en reinigt zichzelf zodoende van hetgeen haar gevangen hield in het gericht en de dood van de materie.
Hoofdstuk 154: Het geestelijke zoeken van de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  588 - 589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613  ...