Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 61 van 1110

...  49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74  ...
[13] Omdat volgens dit patroon de mensen bijna allemaal beter en uitnemender willen zijn, dan ze zijn, blijft hen werkelijk niets anders over, dan maar her en der steeds door te blijven liegen, en de waarheid heeft te midden van zulke mensen een bijzonder moeilijke standplaats.
Hoofdstuk 56: Het gevolg van leugen en waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Nu het verheugt mij, dat u mij heeft opgezocht en ik hoop u nog nader te leren kennen! Weet u, ik sta niet afwijzend tegenover deze gedachte en geloof vast dat de Messias zal en moet komen! Volgens mijn berekeningen zou de tijd daar heel goed mee overeen kunnen stemmen, want de druk van de Romeinen is haast niet meer te verdragen! En waarom zou u niet de verwachte Messias kunnen zijn?! O dat neem ik direkt moeiteloos aan!
Hoofdstuk 57: Hoe de koopman de Messias verwachtte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De koopman zegt terwijl wij het kasteel ingaan: 'Mijn Heer en mijn vriend, volgens mij predikt u een zuiver goddelijk vrome wijsheid, die zachter is dan ik ooi( uit een menselijke mond gehoord heb; maar bij het volgen van die leer van u behoort een sterk vertrouwen in Jehova, en ondanks mijn vaste geloof heb ik dat niet. Ik weet, dat Hij het is, Die alles geschapen heeft, en Die alles nu leidt, regeert en onderhoudt, maar ik kan mij niet levendig genoeg voorstellen dat Hij als allerhoogste geest Zich met privé aangelegenheden kan en wil inlaten! Want Hij is voor mij zo buitengewoon heilig dat ik het nauwelijks waag om Zijn allerheiligste naam uit te spreken, laat staan dat ik van Hem zou verwachten dat Hij mij bij mijn smerige geldzaken Zijn almachtige hand zou geven om mij te helpen!
Hoofdstuk 59: Ezau's slot. Vrees voor Wie hij lief moest hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daaraan kunt u zien, dat ik echt wel aan de armen denk; maar het zij verre van mij, dat ik om die reden de verhevenste geest zou vragen, dat Hij ofwel aards of hemels mijn geld zou beheren! Als Hij iets wil doen en ook al werkelijk iets gedaan heeft, waaraan ik niet twijfel, dan laat ik dat afhangen van Zijn vrije heilige wil! Ik heb echter zo'n onbegrensde eerbied voor Hem, dat ik het nauwelijks waag Hem daarvoor te bedanken, want ik geloof dat door zo'n zuiver materiële dank, waarmee ik Hem eigenlijk zeg dat ik geloof dat Hij mij als handlanger van dienst geweest zou zijn, ik Hem helemaal niet zou eren. Ik leef en werk daarom zo rechtvaardig mogelijk volgens de wet met mijn door God verkregen krachten, en bind de bek van os en ezel niet dicht als ze mijn oogst dorsen; maar de grote Geest eer ik alleen op Zijn dag! Want er staat geschreven: 'De naam van uw God zult u nooit ijdel uitspreken!'
Hoofdstuk 59: Ezau's slot. Vrees voor Wie hij lief moest hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De koopman, die deels bijzonder verbaasd en deels zeer geërgerd was, zegt: 'Zo gaat dat nu, als ik ook maar één stap buiten de deur zet; niets dan een opeenhoping van wanorde! Wat hebben die koks en kokkinnen nu weer? Er zijn hier toch al vaak tienduizend gasten verzorgd en dan ging alles zoals het behoort; en nu zijn het er nauwelijks duizend, en overal heerst de grootste wanorde! Maar wat zie ik?! Uit alle ramen kijken jongemannen naar buiten; mijn kasteel is dus vol mensen, en jij en je ondergeschikte knechten zeggen, dat alle deuren in mijn kasteel afgesloten zijn?! Hoe zit dat nu? Liegen jullie en wil je je voor je traagheid verontschuldigen, of, als de kamers inderdaad afgesloten zijn, wie heeft ze dan afgesloten?'
Hoofdstuk 60: Bij de Heer is de echte wil gelijk aan de daad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De koopman zegt: 'Ja, ja, dat is goed! Maar ik zal van verbazing niet veel kunnen eten, want de wonderen stapelen zich hier op! Nee, dat had ik vanmorgen niet kunnen vermoeden! Dit gebeurde allemaal veel te snel en te onverwacht. Pas drie uur geleden bent u uit Sichar in mijn grote bos gekomen en wat is er niet allemaal in die drie uur gebeurd?! - Het ongelooflijkste! -En toch is het er! Maar wie, buiten degenen, die het gezien hebben, zal het geloven, ook al zouden duizend getuigenissen het bevestigen?! Heer, Heer, grote meester, door God Zelf geleerd en geleid, ik geloof het, omdat ik het nu met eigen ogen zie. Maar ook al vertellen jullie het aan duizenden, dan zullen ze het niet alleen niet geloven, maar ze zullen zich ergeren en zeggen, dat de vertellers onbeschaamde leugenaars zijn! Vertel het daarom aan niemand verder, want het is te wonderbaarlijk! Wie heeft ooit zo iets heerlijks als deze zaal gezien?! De wanden lijken gemaakt van zuivere edelstenen, het plafond van goud, de vloer van zilver, de vele tafels van jaspis, hyacinth en smaragd, de voetstukken van goud en zilver, het drinkgerei van het zuiverste diamant en de eetschotels als uit het fijnste en vurigste robijn, de banken om de tafels eveneens van edele metalen en de bekleding van dieprode zijde; en de geur van de spijzen en dranken is hemels! En dat alles in - zeg maar - drie uur! Nee dat is meer dan ongelooflijk!
Hoofdstuk 61: Een wonder maakt de geest niet vrij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg daarop: 'Beste Jaïruth! Kijk naar Mijn jongemannen! Ik zeg je: Ik heb er zoveel, dat je ze op duizendmaal duizend aardbollen niet zou kunnen bergen, en één van hen zou voldoende zijn, om het hele Romeinse rijk in drie tellen te vernietigen. Maar hoewel jullie meer geloof hebt dan de Joden, hebben jullie toch net als de Joden een totaal foute voorstelling van de Messias en Zijn rijk.
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Hij kwam niet op deze wereld, om voor jullie datgene terug te winnen wat jullie vaders en koningen aan de heidenen hebben verloren, maar alleen, om jullie datgene terug te brengen, wat Adam verloren heeft voor alle mensen, die ooit op deze aarde geleefd hebben en ooit zullen leven!
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Tot nu toe deed ik alles wat ik deed volgens een zekere norm, die Ik mij aan de hand van mijn wetskennis zelf voorschreef. Het kon me weinig schelen of een wet goed of slecht was, daarover heb ik eigenlijk nooit gepiekerd. Mijn lijfspreuk was: wet is wet, hetzij van God of Caesar! Als de wet straf kan opleveren, dan eist het eigenbelang, dat je het zó aanpakt, dat je je niet aan straf bloot stelt! Heeft een wet echter geen sanctie, dan is het ook geen wet, maar alleen een goede raad die je op kunt volgen; zonder straf is er geen plicht.
Hoofdstuk 63: De uitwerking van hemelse en aardse wijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Jaïruth zegt: 'Heer, als dat wat ik al enige malen door ernstig zelfonderzoek geconstateerd heb, waar is, dan lijkt het mij het beste om tenslotte alle wijnbouw op te geven en het genot daarvan in mijn huis helemaal af te schaffen. Volgens Uw mening, die ik heel juist en goed vind, kan de ware liefde ook door het ware woord, en dan met blijvend resultaat, opgewekt worden, en het boze moet daarbij zo ver mogelijk op de achtergrond blijven. Als dat zo is, stop ik meteen met.alle wijnbouw en leg mijzelf de verplichting op, om na deze hemelse Wijn nooit meer een aardse wijn te drinken! Wat zegt U van dit plan?'
Hoofdstuk 64: De wil van de Heer is de kracht van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Daarop zegt Jaïruth: 'Vriendelijke jongemannen! Ik begrijp en zie heel goed en duidelijk, dat jullie een kracht bezitten die voorons sterfelijken onmeetbaar is; maar ook ik kan veel, dat zelfs jullie misschien niet kunnen; ik kan mij namelijk voor laten staan op mijn zwakheid, waarin noch macht noch welke kracht dan ook aanwezig is. Maar in deze grote zwakheid van mij ten opzichte van jullie, bevindt zich toch ook een kracht, die mij in staat stelt om de wil van de Heer te herkennen, aan te nemen en te vervullen !
Hoofdstuk 64: De wil van de Heer is de kracht van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Zeker niet in die mate zoals jullie, maar de Heer zal mij toch echt niet meer te dragen geven dan wat ik dragen kan! En zo is mijn zwakheid zeer eervol; want het is beslist de moeite waard om te beseffen, dat de zwakheid van de mens toch ook dezelfde wil des Heren doet, als jullie onmeetbare kracht en macht.
Hoofdstuk 64: De wil van de Heer is de kracht van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De twee jongemannen zeggen echter: 'De wil van de Heer is ons bestaan en leven. Als die daadwerkelijk in alles wordt gevolgd, zijn wij de actiefste helpers en hebben daarvoor kracht en sterkte in overvloed, want onze macht reikt tot buiten de zichtbare schepping; voor ons is de aarde een zandkorrel en de zon een erwt in de hand van een reus, en alle wateren der aarde zijn niet in staat één haar van ons hoofd te bevochtigen, en het leger der sterren beeft voor de adem van onze mond. Maar wij hebben de kracht niet gekregen om ons daarop te beroemen tegenover de grote zwakheid van de mensen, maar om hen geheel volgens de wil des Heren te dienen. Daarom kunnen en willen wij jou ook geheel volgens de wil des Heren dienen zolang je deze in al je daden zult erkennen, aannemen en respecteren. Verlaat je echter de wil des Heren, dan verlaat je ook ons, omdat wij niets meer of minder zijn dan de gepersonifieerde wil van de Heer. Wie ons verlaat, die verlaten wij ook. Dit zeggen wij je in het bijzijn van de Heer, Wiens aangezicht wij altijd zien en aan Wiens zachte wenken, die ons onweerstaanbaar tot een nieuwe daad roepen, wij altijd gehoor geven.'
Hoofdstuk 64: De wil van de Heer is de kracht van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg echter tegen de jongemannen, dat ze de huurlingen en gerechtsdienaars weer vrij moeten laten, en zij doen dat meteen. Vervolgens zeg Ik tegen de aanvoerder: 'Nu, heeft u nog zin, om verder geweld tegen ons te gebruiken?' Daarop zegt de aanvoerder, dat volgens hem, deze jongemannen goden moeten zijn, anders zou het hen niet mogelijk zijn geweest zijn uitgelezen krijgers zo alleen maar met blote handen te overwinnen.
Hoofdstuk 65: Aangeklaagd en onschuldig verklaard. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De aanvoerder zegt: 'Ik constateer hierbij, dat u onschuldig bent en sta u toe uw weg te vervolgen. Troepen van Mij, ga het kasteel in, onderzoek alles, en laat niemand eerder het kasteel verlaten tot je alles onderzocht hebt; ik zal hier op jullie wachten!' Een onderaanvoerder zegt: 'Waarom wilt u niet zelf het onderzoek in het kasteel leiden?' De aanvoerder zegt: 'Je ziet toch dat ik mijn zwaard kwijt ben; zonder zwaard is zo'n onderzoek ongeldig!' De onderaanvoerder zegt: 'Dat geldt ook voor ons, hoe zal het er dan met de geldigheid uitzien na ons zwaardloze onderzoek?!' De opperaanvoerder zegt: 'Zo, - jullie ook al zonder wapens?! Dat is erg! - Zonder wapens kunnen we niets doen. - Hm, wat doen we nu?'
Hoofdstuk 65: Aangeklaagd en onschuldig verklaard. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74  ...