Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 601 van 1088

...  589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614  ...
[8] Kijk naar de halm, waaraan de door vruchten en leven zwaar geworden aren vrolijk wiegen, en zie uit hoeveel duizenden en duizenden buisjes deze bestaat, waardoor de aar louter voedsel uit de schoot der aarde opzuigt! Kijk naar de lange, hangende bladeren aan de halm en zie hoe mooi en hoe buitengewoon doelmatig zij zijn gevormd en voorzien zijn van talloze kleine, spitse uiteinden om hierdoor de spijs van de hemel op te nemen, opdat daardoor de spijs uit de aarde zelf levend zal mogen worden! Kijk naar de bruinachtige ringen aan de halm, die gemaakt zijn opdat, naar mate het leven van de nieuwe vrucht zich hoe langer hoe meer opgeheven en vrijgemaakt heeft uit het slijk van de dood van de aarde, ten eerste het zuivere leven gevrijwaard zal worden voor achteruitgang veroorzaakt door het diepe slik, en ten tweede dat de aan de aarde ontnomen voeding zal worden verfijnd en veredeld en zich om tot leven te komen, volkomen zal vermengen met de enige leven gevende spijs uit de hemelen! Kijk naar de vele lange, spitsvormige blaadjes van het kaf, hoe zij zich allemaal zorgvuldig naar het licht wenden om de zuivere genadespijs van Gods zon begerig in zich op te zuigen, opdat de in nieuwe hulsjes ingesloten vrucht des levens door geen andere spijs meer gevoed zal kunnen worden dan alleen door die van de genade uit de zon! Kijk naar de weldra daarop volgende, zich vlijtig wiegende bloesem, die rijkelijk voorzien is van het uit de hoogste hemelen aangereikte manna, dat als een fijne dauw te beschouwen is en de vrucht het eigenlijke zich voortplantende eeuwige leven geeft! Zie hoe dan, wanneer zich dat allemaal heeft voorgedaan, alles van de halm dat aan de aarde ontnomen is, begint te verwelken en in zekere zin afsterft; maar hoe meer het aardse afsterft, des te meer bestendigt en bevrijdt het leven zich uit de eveneens stervende aar en uit zijn stervende hulzen!
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Waarlijk, nu komt mij mijn te geven zegen voor, als wilde ik water naar de zee dragen om deze daardoor te vergroten en te laten toenemen!
Hoofdstuk 98: Het zwijgen van de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Na deze woorden vol genade greep Adam, terwijl hij hardop dankte, loofde en prees, meteen naar de vruchten en het brood en at en dronk en beduidde de anderen hetzelfde te doen. En allen aten en dronken en hun lichaam werd gesterkt en ook hun geest, waarvoor ze dankbaar waren.
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Hierna ging Seth naar Adam toe en vroeg hem of er nu hier nog iets te doen viel of dat men zich gereed zou maken voor het vertrek.
Hoofdstuk 100: Jareds gedachten over het wezen van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zijn ouders werden op de meest onmenselijke manier ter wereld gedood. Hij vluchtte naar ons toe en betrad hedenmorgen voor de ogen van ons allen de gezegende bodem van de geheiligde hoogten, zonder naam en vol boze gedachten. Voor Adam hielp jij hem overeind, Adam erkende hem, zegende hem en gaf hem een naam, hij gaf hem aan mij en jou over, omdat hij vanuit het meest levendige verlangen van zijn hart zei, dat hij God wilde zoeken en vinden.
Hoofdstuk 100: Jareds gedachten over het wezen van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Wie zou kunnen tellen wat mij allemaal in mijn met gering resultaat doorleefde lange nacht opgevallen is, over hoe veel ik heb nagedacht en dikwijls ook vruchteloos geweend, hoe vaak ik tot mijn God en jullie God gebeden en gezucht heb?! Jullie gaf ik licht; maar ik bleef zelf voortdurend in het bedrieglijke schijnsel van de niet uit te bannen nacht in mijn eigen hart begraven. Ik was niet in staat steeds in het licht te blijven. De woorden van Henoch en alle anderen over de goede en ware neigingen waren gelijk de nachtelijke bliksem, wiens felle licht wel voor een ogenblik de vlakten van de aarde verlicht, maar meteen daarop de verbaasde blik van de zoeker met de dikste, ondoordringbare duisternis straft. En waarlijk, lieve kinderen, mij verging het na iedere toespraak geen haar beter! Want ik begreep net datgene wat er gezegd werd; maar als ik daarvan uitgaande het van voren naar achteren en van achteren naar voren begon te overdenken en te onderzoeken, dan bleek de zwakke schemering niet meer toereikend te zijn en werd voor mij de verre boom slechts datgene wat mijn verbeelding er uit op wilde maken, - maar tot een blijvende waarheid kwam het voor mij niet! En het licht van de nachtelijke bliksem was al niet beter. Ik geloofde dikwijls de zaak te moeten aanpakken; maar eer ik mijzelf kon herstellen, vanwege het plotselinge, sterke licht, moest ik weldra weer inzien dat niet alleen het voorwerp waarnaar mijn hand wilde grijpen, maar ook de vruchteloos uitgestrekte hand van mijn gezichtsvermogen in de meest ondoordringbare nacht verdwenen was.
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Als ik dat gedaan zou hebben, voorwaar, ik zou gedurende een jaar zelfs niet naar Adam's onderkomen hebben mogen kijken!
Hoofdstuk 100: Jareds gedachten over het wezen van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Indien geen vluchtige, weinig zeggende, nieuwe wolkenformaties de hemel overdag verlevendigden en vele gevederde bewoners van de lucht hem opgewekt doorkruisten, - voorwaar, wij zouden onze ogen hoogst zelden naar de hemel boven de aarde richten!
Hoofdstuk 101: Henoch spreekt met J ared over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Zie, zo werkt de Heer voortdurend! Het grote stelt Hij niet op prijs en Hij verheft het kleine en onaanzienlijke tot Zijn liefde. De grote olifant heeft een bijna eeuwigdurend leven. Hij loopt traag in het rond, alsof hijzelf een kleine, dood lijkende aardmassa is. Maar kijk daarentegen naar een mierenhoop; hoe bont wervelt daar het leven door elkaar!
Hoofdstuk 101: Henoch spreekt met J ared over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Asmahaël zei evenwel: "Ik ben niet naar jullie toe gekomen om jouw vraag op te lossen, maar Ik kwam hierheen, omdat Ik in jullie beiden een grote liefde voor Mij heb ontdekt!
Hoofdstuk 102: Tegenstellingen tussen God en de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Maar als God naar de mensen toekomt, dan komt Hij als een dienaar in alle deemoedige nederigheid en geeft dan te kennen dat al deze zogenaamde erediensten Hem niet bevallen!
Hoofdstuk 102: Tegenstellingen tussen God en de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Nadat Asmahaël deze woorden des levens tot Jared en Henoch uitgesproken had, verwijderde Hij Zich weer en ging naar Adam en zei tegen hem:
Hoofdstuk 103: Asmahaëls uitnodiging om verder te reizen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "Adam, als je meent dat er hier niets meer nodig is, dan zijn wij klaar; laat de kinderen naar huis gaan, - wij echter kunnen ons verder in de richting van middernacht begeven! Amen."
Hoofdstuk 103: Asmahaëls uitnodiging om verder te reizen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Adam schrok ervan - want de aanroep 'Adam' klonk net als destijds, toen Adam na de zonde zich voor Mij probeerde te verbergen - en hij kon niet tot zichzelf komen en durfde ook niets anders dan na een kleine pauze met een paar woorden te antwoordden: "Heer, Uw heilige wil geschiede!"
Hoofdstuk 103: Asmahaëls uitnodiging om verder te reizen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Dadelijk riep Adam Henoch en Jared bij zich en maakte hen bekend met de wil van Asmahaël. En zij gingen heen en groetten de kinderen en nodigden hen nog eenmaal uit om op de sabbat te verschijnen; vervolgens gaven ze hen te verstaan dat zij weer naar huis konden gaan en zich daar blijmoedig aan hun bezigheden konden wijden.
Hoofdstuk 104: Asmahaël neemt Abedam als reisgezel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  589 - 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614  ...