10915 resultaten - Pagina 602 van 728
... 590 - 591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 ...
[7] De franciscaan zegt: 'Gaat er dan toch eigenlijk niemand, zo te zeggen, linea recta naar de hemel?' Ik zeg: 'Niet zondermeer, mijn beste, want als Ikzelf al naar de onderwereld moest gaan, Ik, die toch de Heer zelf ben, dan zal toch ook elk van Mijn kinderen dat moeten doen! Want elke vrucht moet volkomen rijp zijn, voordat men haar kan eten. Onnozele en onwetende kinderen menen weliswaar, dat een kers al rijp is als ze maar een beetje rood is, maar de kundige tuinman weet precies hoe rood de kers eruit moet zien om volkomen rijp te zijn. Daarom valt er absoluut niets te beginnen met dat 'linea recta naar de hemel gaan'! Wel echter naar het geestelijke paradijs, waar jullie je nu aan Mijn zijde bevinden. Het is voldoende, als Ik tegen een zondaar zeg: 'Heden nog zult gij met Mij in het paradijs zijn!' Maar rustig nu, want Robert zal spoedig weer terug zijn.'Hoofdstuk 6: Opheldering over het piramidemonument. Wandeling in de onderwereld. Vagevuur, hemel en paradijs. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Ik ben niet alleen naar ziel en geest opgestaan, maar hoofdzakelijk naar het lichaam, want Mijn ziel en Mijn oereeuwige Godsgeest hadden geen opstanding nodig, omdat het toch een volstrekte onmogelijkheid zou zijn geweest als God te worden gedood. Zoals Ikzelf lichamelijk ben opgestaan als eeuwige overwinnaar over iedere dood, zo moeten ook jullie allen naar jullie lichamen ('lichaam' en 'vlees' moeten hier natuurlijk niet letterlijk, maar in figuurlijke betekenis worden gezien. Daaronder moet (volgens vers 14) het grofzinnelijke deel, de van satan afstammende vleselijke kracht in het vlees van ons 'natuurwezen' (hoofdstuk 156: 1) worden verstaan. (De uitgever) opstaan, want pas in je verrezen, gelouterde en verheerlijkte vlees kunnen jullie Mij als volmaakte God aanschouwen. Het vlees is echter gevangen in het gericht en dat moet van het vlees worden weggenomen, anders kan het nooit dienen! tot stabiliteit van de ziel.
Hoofdstuk 5: Het grote piramidemonument. Woorden van licht en leven van de Heer over geest, ziel en lichaam. De ware verrijzenis van het vlees. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg je dat dit slechts een inleiding is op het binnengaan in het ware hemelrijk. Kijk, deze aartsvaders, profeten, apostelen en moeder Maria met Jozef zou je zelfs helemaal niet kunnen aanschouwen zonder daarbij het leven te verliezen, als ze zich in hun eigenlijke hemelse gedaante aan jou zouden vertonen. Trek je daar echter niets van aan, want Ik ben er immers Zelf om jullie allen geleidelijk aan in de ware hemel binnen te leiden; Ik denk, dat Ik de juiste weg het beste ken.'
Hoofdstuk 1: Het binnengaan in het museum in Roberts huis. Een soort zielenkerkhof. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Ik zeg: 'De meesten vallen weer terug op de grond van deze zon, maar hier en daar gaan er ook enkele de eindeloze ruimte in en worden daar in een of andere verre ruimte tot zonnen in het gebied van een middenzon.' Robert zegt: 'Dan zou er vroeg of laat toch ook eens een in de buurt van de aarde kunnen komen, maar daarover is echter in de geschiedenisboeken niets te vinden.'
Hoofdstuk 149: Eerste deur inde zuidelijke wand. Overweldigend licht van een hoofd- en oermiddenzon. Haar reusachtige proporties. De daar levende wezens als zonnebalwerpers. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Ik zeg: 'Welnu, verneemt dan allen het grote geheim! Deze mens in zijn totale gestalte is de oergeschapen geest, welke de Schrift Lucifer (lichtdrager) noemt. Hij is nog steeds in het volle bezit van zijn grote zelfbewustzijn, maar niet meer in het bezit van zijn oerkracht. Hij is gevangen en geoordeeld in al zijn delen. Slechts één weg staat hem steeds vrij en dat is die naar Mijn Vaderhart. Voor iedere andere weg echter is hij geoordeeld en zo goed als dood en kan geen voet en geen hand ook maar een haarbreed bewegen.
Hoofdstuk 151: Uitzicht vanuit de tweede deuropening in de zuidelijke wand. Het totaalbeeld van de materiële schepping. De grote Scheppingsmens als de verloren zoon. Diens wezen en bestemming. Gods eindeloze scheppingsvermogen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Op de top van de piramide is een grote gouden bol aangebracht. Elke trede van de piramide is met een brede gouden band bekleed, waarin allerlei inschriften zijn gegraveerd. In de piramide bevindt zich alleen aan de noordzijde een deur, waardoor men naar binnen kan komen. Een paar meter achter de ingang zijn naar links en rechts twee zijgangen, en nog wat verderop bevindt zich één trap die naar beneden, en één die naar boven leidt. Hoewel de piramide uiterlijk van louter ondoorzichtige, zware stenen lijkt te zijn gebouwd, waardoor geen licht in het inwendige van dit reusachtige monument kan doordringen, zijn de vele ruimten binnen echter toch zo helder verlicht, dat men alles wat zich daarin bevindt goed kan onderscheiden.
Hoofdstuk 5: Het grote piramidemonument. Woorden van licht en leven van de Heer over geest, ziel en lichaam. De ware verrijzenis van het vlees. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[23] Op aarde zei Ik eens tegen Mijn broeders: 'Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunnen het nu nog niet verdragen. Wanneer echter de geest der waarheid tot jullie zal komen, zal hij jullie in alle geheime en voor de ogen der wereld verborgen wijsheid van God binnenleiden!' Zo is het nu ook hier. Ik kan jullie niet in één keer alles tonen en uitleggen, maar door de omstandigheden wordt de eeuwige geest der waarheid in jullie zelf gewekt. Deze zal jullie dan duidelijk maken wat je nu nog duister en onverklaarbaar is. Laten wij nu vlug daarheen gaan waar allen zich verzamelen; daar zal voor jullie allen een geweldig licht ontstoken worden! Want waar het aas is, verzamelen zich geweldige adelaars!'
Hoofdstuk 4: Grafgeheimen en geneesmethoden aan gene zijde. De grote verzamelplaats van goddelijke genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Ik zeg: 'Zo is het wel genoeg, want door in te grijpen zou je hem alleen maar boos maken en hem meer kwaad dan goed doen! Zulke beestmensen zijn erg kwaadaardig en het is niet goed hen tijdens hun wellustige bezigheden te storen. Wanneer hij echter zijn voornemens heeft uitgevoerd, zal zijn natuur hem vanzelf wel zeggen welke smartelijke verdiensten hij daardoor heeft verzameld. Wacht maar even, hij zal spoedig met zijn genotsdaad klaar zijn en dan zul je meteen een andere scène te zien krijgen. Let maar op!' Spoedig daarop zegt de franciscaan: 'O, wat een hopeloze geschiedenis! Het wellustige genotsgevoel van de geleerde en zijn dikke Coiba heeft een hele slechte wending genomen. Vreselijk weeklagen, verschrikkelijke verwensingen over deze daad worden nu duidelijk hoorbaar en beiden kruipen van pijn over de grond en kronkelen als vertrapte wormen. Ach, wat een weerzinwekkende aanblik! Werkelijk, als het niet zo'n schandelijk stel zou zijn, zou ik U, 0 Heer, om erbarming voor hen vragen. Maar in dit geval doe ik het juist niet! Dit gespuis moet maar eens terdege ondervinden wat voor een helse verkwikking de ontucht is!'
Hoofdstuk 4: Grafgeheimen en geneesmethoden aan gene zijde. De grote verzamelplaats van goddelijke genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Na deze een tijdje te hebben gekeken, begint hij te spreken: 'O Heer, omwille van Uw heilige naam, daar speelt zich toch wat af! Ik ontdek de kamer van een geleerde. In een hoek een hele grote boekenkast vol met allerlei stoffige banden en in de andere hoek een schrijf- en studeertafel met daarop een grote hoeveelheid op elkaar gestapelde geschriften. Tegen de achterwand bevindt zich echter een grote rustbank, waarop een naakt, zeer onesthetisch uitziend vrouwspersoon ligt in een nogal onzedelijke houding. Nu komt ook de geleerde, die er heel lelijk uitziet, bij de rustbank en zegt: 'Coiba, laten we het hoogste genot van het leven genieten, want het leven is pas leven als men zwelgt in zalig genot!' Nu kleedt hij zich ook uit en... O jij stuk vee! Nee, dat is te bar! Heer, is er dan geen water bij de hand, waarmee ik de driften van die smeerlap wat kan afkoelen? Ik dacht hieronder een dood lichaam te ontdekken. Nou, dat is me een fraai lijk! Dat is werkelijk een zonderling beestachtig museum!'
Hoofdstuk 4: Grafgeheimen en geneesmethoden aan gene zijde. De grote verzamelplaats van goddelijke genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Wanneer je oren hebt om te horen, luister dan: satan is oorspronkelijk geschapen als een geestmens. Toen hij echter door een wet zijn volledige vrijheid had moeten erkennen en aanvaarden, werd hij onwillig en viel door het verachten van de wet en dientengevolge ook door het verachten van God. Daar hij echter evenals Adam een stamvader van de toekomstige mensen voor de eeuwigheid had moeten worden, droeg hij ook, als een zaadkorrel, aeonen toekomstige mensen in zich en scheurde deze zodoende van Mij, zijn Schepper, los. Het gevolg daarvan was de materiële schepping van alle werelden, hetgeen een noodzakelijk gericht is. Hij kan zelf nog wel lang blijven wat hij is, maar de talloze kiemen van mensen worden hem langs de weliswaar harde weg door de materie ontnomen. Deze kiemen komen voort uit zijn gehele wezen; nu eens uit zijn haren of uit zijn hoofd, dan weer uit zijn hals, zijn tong, zijn tanden, zijn borst, uit zijn ingewanden, uit zijn huid, zijn handen en voeten. En kijk, al naargelang de betreffende mensheid uit het ene of het andere deel van de gevallen satan afkomstig is, moet zij ook in overeenstemming daarmee behandeld en geleid worden om het niveau van ware voleinding te bereiken.
Hoofdstuk 3: Belangrijke wenken voor het leven. Satan, stamvader van de materie en van alle mensenzielen. Gods verlossingsplan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Dat deze geest nu als geheel, zoals is getoond, in louter vaste globes is opgedeeld, dat is zijn gericht. En zijn leven, dat daardoor in bijna eindeloos vele, afgesloten delen gescheiden is, is zodoende ook niet als een geheel, maar als zeer verdeeld te beschouwen. Want alleen in elke globe is leven, daarbuiten echter geen ander dan slechts dat van Mijn eeuwige onveranderlijke goddelijke wil. Iedere globe heeft een vaste plaats en kan deze ten opzichte van haar naburige globes geen haarbreed veranderen.
Hoofdstuk 151: Uitzicht vanuit de tweede deuropening in de zuidelijke wand. Het totaalbeeld van de materiële schepping. De grote Scheppingsmens als de verloren zoon. Diens wezen en bestemming. Gods eindeloze scheppingsvermogen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Deze latere ordening zal echter ook dan voortbestaan, als de oergeschapen grote geest oprecht terug zou keren. Hij kan nu alleen als een heel eenvoudige geest verdeemoedigd terugkeren en moet dan vrijwillig voor eeuwig zijn oertotaliteit laten varen. In plaats daarvan zou hem weliswaar een onmetelijk grotere, maar zoals aan elke andere mensengeest, heel eenvoudige totaliteit ten deel vallen.
Hoofdstuk 151: Uitzicht vanuit de tweede deuropening in de zuidelijke wand. Het totaalbeeld van de materiële schepping. De grote Scheppingsmens als de verloren zoon. Diens wezen en bestemming. Gods eindeloze scheppingsvermogen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Zou zo'n schepping voor Mij groot genoeg zijn, dan zou Ik eeuwig aan geen tweede meer denken. Maar jullie zien dat dit grote beeld zijn grenzen heeft, zonder welke het geen beeld zou zijn. Buiten dit beeld zien jullie niets anders dan een oneindige, voor deze grote mens lege ruime, die voor ons echter niet leeg, maar reeds tamelijk gevuld is.
Hoofdstuk 152: Verhouding tussen materiële en geestelijke grootheid. Gelijkenis van de kunstmatige reuzenkorrel en het natuurlijke tarwekorreltje. Door de derde deur in de zuidelijke wand straalt het licht van een nieuwe schepping van eeuwige liefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Ik zeg: 'Kijk, dat verklaart je het gevoel van je eigen leven, waaraan rust en beweging in even grote delen zijn meegegeven. Je kunt uiteraard gaan en staan, zitten of liggen. Wanneer je lang hebt rondgelopen en daardoor wat moe bent geworden, waar verlangt jouw leven dan naar?' - (Antwoord: 'Naar rust.') - 'Goed', zeg Ik, 'en je zoekt dan ook rust en neemt rust. Wanneer je echter helemaal uitgerust bent en levendige beweging om je heen ziet, zoals een kudde levendige lammetjes, vogeltjes die van tak tot tak wippen, een snelstromende beek en dergelijke meer, zeg Me eens, waar begint jouw leven, dat door de rust opnieuw gesterkt is, dan weer naar te verlangen?' - (Antwoord: '0, naar beweging, naar veel beweging!')
Hoofdstuk 2: Gevangenen van de materie. Hoe moeten zij verlost worden? Voorstel van de franciscaan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] De ziel, als uiterlijke substantiële vorm van de mens, heeft op zich eigenlijk helemaal geen licht, behalve het licht dat van buitenaf in haar doordringt, komend van andere wezens, die reeds lang hun eigen innerlijk licht hebben. Haar inzicht komt daarom ook slechts bij stukjes en beetjes. Want die delen van het zielenwereldbeeld die in haar precies onder het brandpunt van een van buitenaf doordringende straal komen te staan, worden dan door de ziel ook in hun bijzonderheden herkend en beoordeeld, zoals zij zich aan de ziel voordoen. Valt het licht echter van het ene deel op een ander deel, dan treedt daardoor een volkomen vergeten van het eerder geziene op. Iets heel anders duikt dan als een meteoor in de ziel op en wordt door haar slechts zo lang herkend en beoordeeld, als het zich in het licht bevindt. Wijkt het van buiten doordringende licht door een wending ook weer van het tweede deel dat verlicht was af, dan is het met het inzicht van de ziel over dit tweede belichte deel ook gedaan. Zo zou de ziel zich dus van eeuwigheid tot eeuwigheid van buitenaf kunnen laten verlichten en zou toch nog steeds op hetzelfde punt van inzicht staan waarop ze voorheen stond.
Hoofdstuk 1: Het binnengaan in het museum in Roberts huis. Een soort zielenkerkhof. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)