Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 603 van 1490

...  591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616  ...
[3] Ik keek hen echter vol liefde aan en zei op heel natuurlijke toon tegen hen: Waarom in Mijn bijzijn nu zo schuchter, Mijn beste vrienden? Ben Ik hier soms anders dan daar in het kuuroord, waar Ik in de geest naar jullie toe ben gekomen en Jullie overeenkomstig jullie geloof en vertrouwen van je kwalen heb genezen? Vat moed, ga bij ons aan deze tafel zitten en eet en drink eerst naar behoefte om jullie ledematen te versterken! Later zullen wij verder met elkaar spreken!'
Hoofdstuk 165: De genezenen komen bij de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] De genezenen deden wat Ik hun had aanbevolen al met meer moed, omdat Mijn liefde hun vrees voor Mij steeds meer deed verdwijnen. Er stond nog een groot aantal uitstekend bereide vissen op tafel en ook aan brood en wijn was er geen gebrek. De genezenen hadden ook reeds honger en dorst; daarom was deze uitnodiging van Mij voor hen een vreugdevolle vervulling van hun wens, die hun goed van pas kwam. Ze aten en dronken naar hartelust en kregen ook steeds meer een echt kinderlijk vertrouwen in Mij en ook in Mijn leerlingen.
Hoofdstuk 165: De genezenen komen bij de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Toen deze vriend van Mij, de arts uit Melita, luid over Mij sprak volgens het ware inzicht uit de hemelen, werd hij door veel Joden afgeluisterd; maar slechts een Romein - een heiden - kwam dichterbij en begon met de arts een gesprek over die nieuwe God, en nam al gauw zijn geloof over. De Joden hadden echter uit de woorden van de arts al gauw gemerkt over wie hij sprak, keerden hem daarom ook snel de rug toe en sloegen verder geen acht op zijn beslist wijze woorden. Waarom zou Ik dan acht op hen slaan?
Hoofdstuk 165: De genezenen komen bij de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Zoek evenwel nergens aards gewin omwille van Mijn naam en woord, noch enig werelds rijk met wereldse heersers; want ten eerste is Mijn rijk niet van deze wereld, en ten tweede zouden jullie met het gezochte en verkregen aardse gewin en het ontvangen van een werelds rijk het levensloon voor jullie ziel al ontvangen hebben en dan van Mij uit de hemelen geen verdere beloning te verwachten hebben.
Hoofdstuk 166: De Heer geeft gedragsregels voor de gelovigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Aangezien Ik jullie nu in deze belangrijke dingen onderwezen heb, zullen we nu weer van tafel opstaan en ons naar buiten begeven, naar onze berg; daar zal jullie nog veel getoond en gegeven worden.'
Hoofdstuk 166: De Heer geeft gedragsregels voor de gelovigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Na deze toespraak bedankten allen Mij, en wij stonden op en beklommen met lichte tred onze berg.
Hoofdstuk 166: De Heer geeft gedragsregels voor de gelovigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De Romein zei: 'Werkelijk, zo'n heerlijk landschap naar alle kanten heb ik nog nooit gezien! Als men op deze aarde altijd jong, krachtig en gezond zou blijven en van het nodige voorzien zou zijn, zou men aan zo'n omgeving ook een eeuwige vreugde kunnen beleven.
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Maar het menselijk gemoed wordt vaak vervuld van grote weemoed bij het zien van zo'n prachtig landschap, als men daarbij steeds moet denken: nog maar een korte tijd is deze vreugde je gegund, en dan zul je er op pijnlijke wijze voor eeuwig afstand van moeten doen. Maar wat kan de zwakke mens daar anders tegen doen dan zuchten, omdat hij een leven, dat dikwijls ook op deze aarde heel mooi en aangenaam is, zo snel al moet verlaten en de bekoorlijkheden en schoonheden van zulke wonderlijk prachtige streken van deze aarde niet meer kan aanschouwen en ervan genieten? U wilt het nu eenmaal zo, o Heer en Meester, en de arme, machteloze mens moet zich voegen naar de almacht van Uw wil.'
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Denk je soms dat de ziel zonder hulp van haar materiƫle lichaam niet in staat zal zijn de streken van deze aarde te aanschouwen, vooropgesteld dat ze volgens Mijn duidelijk aan jullie getoonde orde voleindigd is en zo haar zware lichaam verlaat?
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Als jouw ziel nu, met alle beperkingen van haar leven, door jouw lichaam de mooie landschappen van deze aarde ziet en daar reeds bij de aanblik van de meest uiterlijke vorm echte vreugde over voelt, zal ze een nog grotere vreugde en heerlijkheid voelen als ze met haar meer helderde gezichtsvermogen niet enkel de buitenste schors van de wezens en dingen, maar het gehele innerlijk in zijn wonderbaarlijke verbinding, werking en betekenis ervan zal kunnen aanschouwen, beoordelen en begrijpen.
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Ik zei: 'Vriend, het is mogelijk en ook toelaatbaar voor mensen die daar al rijp voor zijn geworden; want aan mensen die in hun eigen geest al sterk zijn geworden, kunnen de nog zeer onzuivere zielen geen schade toebrengen, als ze zich in deze wereld moeten vertonen -maar wel aan degenen die in hun geest nog onrijp zijn.
Hoofdstuk 168: De wens van de Romein - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] De geest zei: 'Denk jij soms dat wij, volmaakte mensen in onze grote wereld, die geen begin en geen einde heeft, nog even blind zijn als jullie, woelratten en hazelwormen van deze smerige aarde, die niet veel groter is dan een hazelnoot? Waar heeft er buiten ons ooit een God bestaan? Wij zijn de goden, en onze grote keizer is de hoofdgod, en ik ben nu ook weldra aan de beurt om keizer te worden; want bij ons is er nu al een groot aantal keizers!'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Toen zag de rechter een zeer duistere omgeving, waarin allerlei burchten te zien waren. Behalve deze burchten was er een groot aantal smerige hutten, en daarnaast zag hij een heleboel mensen, die er zeer armzalig uitzagen. ook zag hij strijders, uitgerust met allerlei soorten wapens, en verderop ontdekte hij ook kampementen en daarbuiten gevechten.
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] Toen mijn vader nog een burger van deze wereld was en eens naar Tyrus kwam, vroeg hij mij met zijn krijsende, heerszuchtige stem hoeveel mensen er door mijn strenge rechtspraak al onthoofd, en hoeveel er al gekruisigd waren. En ik gaf hem geheelovereenkomstig de waarheid ten antwoord: 'Tot nu toe nog niemand; want gelukkig was daar nog nooit een gegronde reden voor!'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[26] Met een vriendelijk gezicht zei Ik: 'Vriend, bij God zijn alle dingen mogelijk, ook al komen ze de mens op deze aarde nog zo onmogelijk voor; maar het 'hoe' en 'wanneer' zul je pas begrijpen als Mijn geest van eeuwige liefde en waarheid in jouw ziel het je zelf zal meedelen.'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  591 - 592 - 593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616  ...