Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 605 van 1112

...  593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618  ...
[20] Lieve Ghemela, opdat je een zeer klein deel mag zien van wat zich allemaal over Mijn liefde verheugt, pluk daartoe een bloemetje dat juist voor je voeten op je wacht!"
Hoofdstuk 182: De Heer en Ghemela - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En zij drukte zich innig en snel tegen Abedam aan en pas nadat zij een tijd lang tegen deze zeer heilige borst had gerust, kwam zij weer tot zichzelf, richtte zich op en begon met een nog steeds enigszins zachte, beschroomde stem te spreken:
Hoofdstuk 183: Een blik in de diepten van de schepping - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] "O Jehova, Gij almachtige, Gij meest heilige, Gij oneindige Jehova! Wiens mond zou zich waardig kunnen openen en iets vertellen over Uw oneindige grootte, hoogheid, diepte en macht?!
Hoofdstuk 183: Een blik in de diepten van de schepping - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Ik zag niets dan ontelbare, oneindig grote, onbeschrijfelijk fel vlammende werelden zich als bliksemstralen in de oneindigheid bewegen; de ene overtrof de andere tot in het oneindige in grootte, licht en heerlijkheid!
Hoofdstuk 183: Een blik in de diepten van de schepping - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] Ja, toen ik mijn verschrikte oog nog verder liet gaan, zag ik alleen nog maar een oneindige vlammenwereld; en te midden van de eindeloos uitgestrekte vlammen, die overweldigend schitterden als het meest onverdraaglijke zonlicht, zag ik nog tot mijn grote schrik bijna onoverzienbaar grote, angstaanjagend uitziende mensengestalten zich met grote snelheid voortbewegen!
Hoofdstuk 183: Een blik in de diepten van de schepping - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] Ik stelde mij hun pijn voor en het leek mij als had zich een oneindige diepte geopend, die deze vlammenwereld verslond en met haar de waarschijnlijk ontzettend lijdende mensengestalten!
Hoofdstuk 183: Een blik in de diepten van de schepping - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] "Luister, Mijn geliefde Ghemela, wat eigenlijk vanuit Mijn positie de eeuwigheid is, dat kun jij nooit begrijpen en daarbij in leven blijven, daarom zal het onmogelijk zijn om jou de eeuwigheid vanuit Mijn gezichtspunt volledig aanschouwelijk te maken; maar wat jij en alle anderen in staat zijn te bevatten is dit: de eeuwigheid is voor de geest wat de tijd is voor het lichaam, slechts met dit verschil, dat de tijd alles om zich heen verteert en laat vergaan, terwijl de eeuwigheid ook niet één atoom laat vergaan.
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Maar omdat ter wille van de instandhouding alles van het grootste tot het kleinste zich op precies afgemeten, juiste afstanden moet bewegen en zelfs de delen van een samenhangend lichaam op zijn minst een voortdurende drang tot bewegen in zich moeten hebben, waardoor zij bij een eventuele hindernis meteen kunnen beginnen zich te bewegen, daarom bewerken de onophoudelijke, volgens dezelfde wetten steeds terugkerende bewegingen en de overeenkomstig de ordening wederzijdse ontmoetingen de tijdsverlopen, die te tellen zijn. En wat deze bestendigheid in de beweging bewerkstelligt, namelijk de slijtage van de zich door de beweging elkaar aanrakende delen en daardoor het langzame of snellere vergaan van de dingen, is de alles verterende tijd. Daarom is dan al het tijdelijke ook vergankelijk, omdat de dingen vergaan en weer andere in hun plaats komen en zo wordt dan de maat der tijd bepaald overeenkomstig het verdwijnen en wederkeren van de dingen.
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] In de tijd schijnen de dingen in rust te zijn, en toch beweegt zelfs de hardste steen zich in al zijn talloze delen en er is niets dat ook maar ergens rust zou hebben.
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] In de eeuwigheid is weer precies het omgekeerde het geval! Daar schijnt alles zich voortdurend te bewegen; maar desondanks is toch alles in de meest ongestoorde van Mij uitgaande rust.
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Maar in de eeuwigheid kan iedereen zich die weg besparen, men kan steeds op een en hetzelfde punt blijven en kan met alleen maar zijn door gedachten opgewekte gevoelens de meest ongelofelijk verre reizen maken en bij het volste bewustzijn alles precies bekijken, terwijl de persoon zelf zich geen haarbreed van zijn bepaalde plaats beweegt en zich dus in de voortdurende allerzoetste rust bevindt, - dat wil zeggen van Mij uit beschouwd.
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Maar zoals Ik ook niet hoef te reizen om van de ene oneindigheid naar de andere te gaan, zo zullen ook Mijn geliefden het evenmin als Ik nodig hebben om zich persoonlijk overal naartoe te begeven, teneinde alle eindeloze wonderen te kunnen aanschouwen; maar zij zullen allemaal net zoals Ik in alle eeuwige rust het ware, eeuwige leven genieten, ofschoon zij zich deze rust nooit bewust worden, maar wel een eeuwige, allerzaligste levendigheid, die echter juist door deze in wezen geestelijk persoonlijke rust onverwoestbaar is en dus eeuwigdurend onderhouden wordt.
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] Wat de duur betreft, deze loopt gelijk met de duur van de tijd. Daardoor kunnen er evengoed eeuwigheden als tijden zijn; alleen wordt de duur van de eeuwigheid niet zo ondergaan als die van de tijd, omdat de tijd het verleden nooit terugbrengt, de eeuwigheid echter zelfs het voor jou meest ondenkbare verleden als een meest helder heden altijddurend bewaart, en ook niet minder de toekomst als zijnde reeds aanwezig voor zich heeft. - Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En vriendelijk glimlachend antwoordde Ghemela: "O Jehova, als U het wilt en in hoeverre U het wilt, begrijp ik het immers door Uw genade; maar het is mij nog niet geheel en al duidelijk hoe men zich in de voortdurende rust toch kan bewegen. Zie, dat zou ik nog wel heel graag geheel willen begrijpen, - als het Uw heilige wil zou zijn!"
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] En Abedam boog Zich voorover en hief de voor Hem op de grond liggende Ghemela op, ja Hij tilde haar helemaal omhoog op Zijn rechterarm en drukte haar zichtbaar heftig tegen Zijn heilige borst en zei toen tegen haar:
Hoofdstuk 185: Het wezen van het leven. De beloften van de Heer aan Ghemela - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  593 - 594 - 595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618  ...