Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 607 van 1088

...  595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618 - 619 - 620  ...
[5] Ik en al mijn door U aan mij geschonken kinderen kunnen nu niets anders doen dan U loven en prijzen! O Heer, neem onze harten als warme woorden vol dank en liefde voor U, genadig op en doe met ons allen naar Uw welgevallen! Amen."
Hoofdstuk 131: Adams vreugde en dank. De vraag van de weetgierige Jura aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En Asmahaël riep Jura, Bhusin en Ohorion bij zich en zei tegen hen: "Luister! Jullie vader is reeds bijna twee uur hier bij je en nog niemand heeft hem een versterking gebracht; zend daarom boden naar huis en laat een voldoende hoeveelheid van allerlei vruchten, brood, melk en honing halen, zodat er genoeg is voor allen die hier aanwezig zijn! Ga nu en handel! Amen."
Hoofdstuk 131: Adams vreugde en dank. De vraag van de weetgierige Jura aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Toen nu de kinderen van middernacht, rijkelijk met dat alles beladen, terugkwamen en dat voor Adam en de overige kinderen neerlegden, ging Asmahaël erheen, zegende alles en gebood allen ervan te eten en Zelf ging Hij bij de laatste mand zitten en at voor de eerste keer met hen mee.
Hoofdstuk 131: Adams vreugde en dank. De vraag van de weetgierige Jura aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En Adam stelde zich tevreden met dit antwoord en alle kinderen met hem. En zo begon, na gedane innerlijke, geestelijk ware dankzegging een ieder naar behoefte en smaak te eten en te drinken.
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Henoch weende van vreugde en overweldigend grote liefde voor Asmahaël en kon zich tenslotte niet meer inhouden; hij stond op en snelde naar Asmahaël toe om daarna voor Asmahaël zijn in vervoering gebrachte hart uit te storten.
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] O vaderen en kinderen! Dat heeft de Heer nu in aanwezigheid van jullie allen aan mij gedaan. Jullie weten allemaal dat wij voor iedere dag een steen neerlegden en ook een wanneer de maan vol was; en als een jaar verstreken was, dan droegen wij de dag - en de maanstenen op een hoop bijeen en richtten daardoor voor ieder jaar een blijvend gedenkteken op. Zie, dit hier is meer dan een dag, een maan, een jaar; veroorloof mij daarom hier op de plaats waar ik nu sta, op de meest waardige wijze een groot gedenkteken op te richten voor de Heer, die ons in de persoon van Asmahaël zo heerlijk, wonderbaarlijk en liefdevol heeft bezocht, die nu in ons midden is en tot aan het einde aller tijden bij ons zal blijven; ja voor alle eeuwigheid! Reeds nagenoeg het derde deel van de dag gaat Hij, ons zo buitengewoon liefdevol leidend, te midden van ons met ons mee en nog is het niemand ingevallen Hem daarvoor groter lof te betuigen dan de lof die wij onderling aan elkaar betuigen. O vaderen en kinderen, wij nodigen alle kinderen uit voor de offerande die wij de Heer op de sabbat van morgen willen brengen! Zie, zie, de Heer liet niet op Zich wachten en kwam vandaag naar ons toe en was gisteren bij ons en is nu in ons midden! Maar wat is meer, - de Heer of de sabbat?!
Hoofdstuk 133: Asmahaëls belofte aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Dus zeg Ik hier: Ik kwam naar jullie toe; behalve Henoch, kwam niemand Mij tegemoet. Ik gaf je een gebod; uit vrees Mij te verliezen heb je het gehouden, zonder te bedenken dat de ware, reine liefde nooit iets heeft te verliezen en wel het allerminst bij Mij.
Hoofdstuk 133: Asmahaëls belofte aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden van Asmahaël, die ook door Enos, Mahalaleël en Jared zeer goed werden begrepen, stond ook Adam samen met alle overigen op en wilde zich naar Asmahaël reppen, gedeeltelijk uit een grote eerbied die de overhand had, gedeeltelijk echter uit de met eerbied steeds verbonden liefde, die in het bijzonder in de tegenwoordigheid van de Eerbiedwaardige zelden afwezig is. Maar Asmahaël beduidde hun op hun plaats te blijven en zei het volgende:
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Toen Asmahaël deze woorden met grote nadruk tot de aanwezigen had gericht, werden zij allen door een grote angst gegrepen en niemand was in staat met enig opbeurend woord van troost de anderen bij te staan; want de voor iedereen nu onmiskenbare waarheid maakte hier elke troostende uitvlucht zo goed als geheel onmogelijk, vandaar dat er dan ook een diepe stilte intrad, waarin iedereen bij zijn hart te rade ging en ondertussen naarstig zocht naar een troostende reden ter verontschuldiging. Maar het verarmde hart was niet bij machte datgene te verschaffen waaraan het zelf het grootste gebrek had.
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Of moest Ik naar jouw wens uit jullie soms bezielde, dat wil zeggen bewegende machines maken?!
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Je zegt dat Ik het onmogelijke van je verlang. Kijk dan hier, kijk naar Henoch, kijk naar het zestal aan Mijn zijde, ja kijk naar heel die grote volksmassa en vraag hun allen of de zaken zo liggen!
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Maar Ik zeg je: jij bent het zelf die naar eigen willekeur een of andere oneindige god zoekt, eert en aan wil grijpen die voor zichzelf het volkomen onmogelijke mogelijk wil maken, de hele eeuwigheid op zijn eigen nek wil laden en een god wil zoeken die voor jou zo goed als niets voorstelt; maar de Vader die nu vervuld van de allergrootste liefde met je praat, wil je miskennen, verachten en ontvluchten!
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] Toen Ik jullie een standje gaf over je dwaze zoeken en onzinnige streven naar een god die nergens te vinden is en je wees op de enig bestaande liefde van de Vader die Ikzelf van eeuwigheid tot eeuwigheid was, ben en voor eeuwig zal zijn, zeg Me, heb Ik toen als Vader een onbillijke en onmogelijke eis aan jullie, kinderen, gesteld?!
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] Wanneer Ik nu als enig ware, liefdevolle Vader niets meer van jou en van jullie verlang en je afhoud van al datgene wat je leven ook maar in het geringste verzwaart en geleidelijk aan de onvermijdelijke dood naar zich toetrekt - wat de op de eigen wil berustende steeds toenemende blindheid is, die, omdat hij bij alle oneindige ideeën onmogelijk ooit tot een doel leiden kan, tenslotte verbolgen ontbrandt en de Schepper als een gemene, humeurige knoeier afschildert en zichzelf zodoende steeds meer verduistert en doodt -, ben Ik dan wel zo, als jij Mij in jezelf gevonden hebt?!
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Leer daarom de Vader beter kennen en erken hoe weinig Hij van je verlangt en hoe gemakkelijk daaraan is te voldoen; sta daarna op en kom naar Mij toe en zeg Me of Ik een onbillijke God en Vader ben! Maar breng voor het moment je hart op orde en kom tot betere gedachten; want Ik ben geen Vader die Kaïn vervloekt! Begrijp dat goed! Amen."
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  595 - 596 - 597 - 598 - 599 - 600 - 601 - 602 - 603 - 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618 - 619 - 620  ...