10915 resultaten - Pagina 616 van 728
... 604 - 605 - 606 - 607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618 - 619 - 620 - 621 - 622 - 623 - 624 - 625 - 626 - 627 - 628 - 629 ...
[11] DE ENGEL zegt: 'Vriend, jij zult haar spoedig terug zien en ook de anderen; maar dan mag jij niet met haar spreken en nog minder in haar buurt komen. Wanneer zij jou echter zou achtervolgen, hef dan je hand omhoog en zeg: 'In Naam van de Heer, keer terug tot de juiste orde en beproef mij niet, maar volg de stem van de orde!'Hoofdstuk 7: Bisschop Martinus' beproeving en zijn onderricht door de engel Petrus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Het verbaast mij echter wel, dat in deze fantasiewereld dit boek, mijn boerenkleding, ook deze streek met dit lutherse huis en de tempel zo geheel onveranderd blijven. Al met al is deze geschiedenis toch wel grappig. Er schijnt toch wel iets aan de hand te zijn, maar wat, dat is nu juist de vraag!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Of is het toch niet goed geweest, dat ik meteen vanaf het begin al niet van plan was zijn raad echt op te volgen? Als hij echter een goede gids is, dan had hij mij meteen terecht moeten wijzen, in plaats van zich zomaar uit de voeten te maken. Heeft hij dan niet zelf gezegd dat, wanneer ik nog eenmaal dezelfde fout zou maken, daar zo'n schade van zou ondervinden, dat ik daar werkelijk honderden jaren naar aardse tijd aan te knagen zou hebben? Ben ik dan werkelijk al gevallen? Met mijn gedachten en verlangens zeer zeker, maar metterdaad niet, daar die engeltjes helemaal niet teruggekomen zijn.
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Dat zie ik nu wel in: wanneer dit een beproeving van mijn grootste zwakte is, dan zal mij dat veel moeite kosten, omdat ik op aarde op dit punt in het geheim een beest was in optima forma! Ja, wanneer ik zo' n echt weelderig meisje zag, dan ging bij mij - taceas*! (* zwijg!) Hoeveel heb ik - taceas de rebus praeteritis ** (** zwijg over de dingen die gebeurd zijn) mooie jonge nonnen! O, dat waren fantastische tijden, echter nu taceas!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Op zo' n grond vervolgt onze man dus de weg die vele miljoenen bewandelen! Steeds smaller worden de landtongen tussen de steeds dieper wordende meren, vol wanhopige ondoorgrondelijkheid voor zijn inzicht. Hij wankelt al sterk, als iemand die over een smalle plank loopt, waaronder een woeste beek raast. Maar toch blijft hij niet staan, doch wankelt voort uit een soort verkeerde weetgierigheid, om ergens het einde van de geestenwereld te vinden; voor een deel echter ook om heimelijk de mooie schapen en lammeren te zoeken, want die zijn nog steeds niet uit zijn gedachten!
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Een ieder van jullie moge echter zijn geheime, domme, wereldse neigingen nauwkeurig onderzoeken, opdat hij na korte of lange tijd niet op dezelfde treurige weg van deze wandelaar zal komen!
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Daarom laat een ieder zich daar redden, die zich maar redden kan: door strikte naleving van Gods geboden, of hij wordt met hart en ziel een stoïcijn, wat de voorkeur heeft, al het andere dient nergens toe. Zou ik het één of het andere hebben gedaan, dan was ik nu gelukkiger. Nu echter sta ik voor altijd als de spreekwoordelijke os en ezel voor een zee die zeker eindeloos is en mij waarschijnlijk voor eeuwig zal verslinden, maar onmogelijk kan doden, daar ik nu eenmaal onsterfelijk moet zijn!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Door Mijn genade zijn natuurlijk wel vele dingen mogelijk die in de gewone gang van zaken onmogelijk zouden zijn. Daarom moeten jullie juist bij deze man in de praktijk bekijken hoever hij kan komen met wat er in hem is, en wat tenslotte in het uiterste geval Mijn genade nog kan bewerkstelligen zonder de vrijheid van de geest geweld aan te doen! Die genade zal ook deze man ten deel vallen, daar hij eenmaal heeft gebeden om Mijn helpende hand! Ik kan hem echter niet eerder uitsluitend door de kracht van Mijn genade helpen, dan wanneer hij al zijn fouten en verborgen boosheid uit zich heeft verwijderd, wat door de dichte, duistere toestand die hem omgeeft wordt aangeduid.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] De bisschop ziet echter alleen Mij als de Schipper; de engel Petrus ziet hij nog steeds niet, daar deze voortdurend achter hem loopt. Hij gaat met een allervriendelijkst gezicht recht op Mij af en zegt:
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Nog benauwder is echter de toestand, wanneer het alleenzijn met levensgevaar bedreigd wordt, al is dit vaak alleen maar voor de schijn; maar desondanks is zo'n alleenzijn nog duizendmaal beter dan het liefste en mooiste gezelschap! Want in zo'n alleenzijn wordt iemand slechts met een schijnbare ondergang bedreigd, waarvoor nog redding zou zijn als die dreiging echt zou hebben plaats gevonden. In het genoemde lieftallige en mooie gezelschap bedreigen een mens echter niet zelden duizend werkelijke gevaren, die elk op zich in staat zijn ziel en geest te verderven en in de hel te brengen, waaruit nagenoeg geen uitweg meer is. Daarom was de toestand waarin je verkeerde voor je gevoel wel heel akelig, maar voor je innerlijke wezen in geen geval slecht.
Hoofdstuk 13: De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Wanneer men echter uit ervaring weet, dat men totaal niets kan uitrichten in een wereld die van top tot teen in het grootste kwaad is vervallen en niet te helpen is, dan wordt het tenslotte zelfs vergeeflijk als men bij zichzelf uitroept: Mundus vult decipi, - ergo decipiatur (* De wereld wil bedrogen worden, - daarom moge zij bedrogen worden!)
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ik denk nu echter ook: De Heer zal zeker ieder mens trachten gelukkig te maken; maar als de mens beslist de hel boven de hemel verkiest, dan vermag Hij, de Almachtige, tenslotte zelfs niet te verhinderen dat die mens naar de eeuwige poel afdaalt - bij welke gebeurtenis ook de allerwijste niets anders zal zeggen dan: Si vis decipi, ergo fiat (** Wanneer jij bedrogen wilt worden, dan geschiede het!).
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Het waren niet de vorsten der wereld die bij hun volkeren de duisternis trachtten uit te breiden, maar jullie waren het die de vorsten zelf in de ban deden, als zij het waagden om iets helderder te denken, dan het jullie duistere hiërarchische en tirannieke despotendom welgevallig was! Wanneer vorsten zelf hier en daar duister zijn, dan is dit het gevolg van jullie werk; jullie echter waren zelf nooit het produkt van vorsten, maar zowel nu als vroeger jullie eigen werk!
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ik zeg je echter: wat het martelaarschap betreft dat je hebt aangehaald, zou jij je duizendmaal eerder uit eerzuchtige liefde tot de duisternis aan het kruis hebben laten slaan, dan één maal voor het zuivere goddelijke licht! Ook zou je minder moeilijkheden gehad hebben met de vorsten en nog minder met hun opzichters, wanneer je het zuivere licht had laten verkondigen. Want Ik weet maar al te goed hoe jij de vorsten tegenstand bood, wanneer zij zich tegen jouw onzinnige, menselijke en broederlijke waardigheid verachtende en verdoemende eisen verzetten.
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Wel heb jij een grote angst voor de hel, daar je geweten jou zegt dat je haar verdient en denkt, dat God je daar in zal werpen als een steen in de afgrond. Je beseft echter niet, dat je alleen je ingebeelde hel vreest, maar in de echte vind je een groot welbehagen en je wilt daar helemaal niet uit!
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus