Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 619 van 1490

...  607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618 - 619 - 620 - 621 - 622 - 623 - 624 - 625 - 626 - 627 - 628 - 629 - 630 - 631 - 632  ...
[3] Rafaël zei: 'In de eerste plaats ben ik in alle opzichten een mens zoals jij, maar wel met het belangrijke verschil dat ik dit lichaam, dat jij nu kunt zien, in mijn zuiver geestelijke wezen kan veranderen, en dat ik als mens van vlees en bloed reeds bijna vierduizend jaar geleden, nog voor de zondvloed van Noach, in trouwe overgave aan God gedurende vele jaren op deze aarde heb geleefd en gehandeld.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De volmaakt wijze orde van deze hoogste macht en kracht is de eeuwige wet, waar alle dingen zich naar moeten richten. Deze wet heerst ook over het lichaam van de mens; maar aan de ziel van de mens is een vrije wil gegeven en de wet is aan haar geopenbaard, opdat ze die in zich opneemt en haar wil daarnaar richt, ernaar leeft en handelt, om zo de volledige gelijkenis met God te bereiken, hetgeen haar bestemming is.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Aan de ziel is echter in deze wereld, die tot haar ontwikkeling dient, slechts een zeer klein deel uit de wet van de goddelijke orde toevertrouwd om in acht te nemen; als ze in dat kleine deel getrouw is, zal ze ook over grote dingen gesteld worden -maar niet voordat ze in het toepassen van het kleine, haar geopenbaarde deel van de wet van de orde zo'n grote vaardigheid heeft verkregen, dat die haar volledig eigen en als het ware aangeboren is. Want anders kan ze in zichzelf immers ook niet tot het innerlijke bewustzijn van haar vrije zelfstandigheid komen en derhalve ook niet werkelijk waarnemen wat de goddelijke wil allemaal in haar en door haar in staat is te doen.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] God hoeft de mens niet op allerlei manieren te testen en op de proef stellen om Zich te overtuigen of hij al bekwaam is voor een groot en belangrijk ambt; want Hij weet altijd heel duidelijk hoever een ziel het in haar innerlijke levensvoleinding heeft gebracht. Maar laat de ziel zichzelf onderzoeken, in hoeverre ze gevorderd is in alle zelfverloochening wat de bekoorlijkheden van deze wereld betreft, in hoeverre ze geheel en al één is geworden met de verkozen en metterdaad opgevolgde wil van God en of ze nog een knoeier is of misschien al een meester -en dan zal God de Heer niet aarzelen om de macht van Zijn wil in haar kenbaar te maken.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Na deze woorden van Rafaël stonden de drie Romeinen op, bedankten Rafaël voor deze les en gingen vol goede voornemens naar huis, waar ze alles in de gewenste orde aantroffen; maar alledrie rustten ze weinig, omdat ze in de geest van hun natuurlijke verstand nog te druk waren en niet wisten hoe ze het moesten aanleggen om hun wereldse ambt te verenigen met datgene wat ze van Mij en ook van Rafaël als Mijn wil hadden vernomen.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[18] Onder veel heen-en-weergepraat werd het volop ochtend, en de commandant moest de soldaten orders geven voor deze dag. De soldaten verwonderden zich in stilte over het feit dat de commandant, die anders meer dan streng was, vandaag alleen maar heel zachtmoedige en mensvriendelijke bevelen uitdeelde, en ze dachten dat er iets heel bijzonders gebeurd moest zijn. Maar ze lieten natuurlijk wijselijk niet merken dat de zachtmoedigheid van de commandant hun was opgevallen; want ze hadden immers ook liever een gemakkelijke dienst dan een zware
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Zo bleven wij in volledige rust ongeveer een uur vlak aan de oever van het meer en begaven ons toen naar een kleine heuvel, die zich in zuidelijke richting boven de waterspiegel verhief. Vanaf deze heuvel had men een mooi uitzicht naar het westen, en aan de oever, die hier over een tamelijk groot stuk met veel riet en biezen begroeid was, zag men enkele watervogels, die in het water hun ochtendmaal zochten en het ook gretig opaten.
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Nu kon de commandant niet meer zwijgen; hij ging snel naar Rafaël toe en zei: 'Luister, wijze en machtige burger van een betere wereld dan deze aarde! Ik ben over het algemeen zeer tevreden met de vaak prachtige inrichting van deze aarde van ons, hoe ze gevormd is en hoe de plantenwereld geordend is; maar wat de dieren betreft, in de omstandigheden waarin ze onder elkaar leven en bezig zijn, absoluut niet.
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Jij bent wijs en machtig vanuit de geest Gods in jou; onderwijs mij nu ook op de juiste wijze over deze kwestie, die mij heel belangrijk lijkt!'
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Neem maar van mij aan dat de Heer Zich juist naar deze kleine heuvel heeft begeven, opdat jij bij de aanblik van de watervogels, die de kleine visjes opeten, tevoorschijn zou komen met je oude bedenkingen over de liefde, goedheid en wijsheid van een ware God! Je bent ermee voor de dag gekomen, zoals ook ik allang van tevoren wist, en er zal je dan ook op het juiste moment een juist licht in deze kwestie gegeven worden.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Vriend, het leven is in zichzelf een strijd! Wie kan er als een goed en vroom mens naar het hoogste, vrije geestelijke leven overgaan, als hij er niet eerst met alle ernst voor gevochten heeft? Maar door wat moet de mens anders leren vechten -dan door de gevaren die hem aan alle kanten omgeven? En die zijn door de Heer op deze aarde geplaatst en toegelaten, opdat de mens ze herkent en er net zo lang strijd tegen levert tot hij ze heeft overwonnen. Maar nu genoeg daarover; na het ochtendmaal zullen we het er verder over hebben!'
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Na het ochtendmaal gingen we direct weer naar buiten, maar naar een andere, grotere heuvel, van waaruit men niet alleen de baai van Genezareth, maar ook een groot deel van het Meer van Galilea kon overzien. Op deze heuvel hadden de Romeinen een soort vesting, om van daaruit alles te kunnen overzien wat er op het meer en in de niet onbelangrijke baai van Genezareth bewoog en als ongewoon te beschouwen was. Om die reden waren er op deze heuvel ook steeds Romeinse wachten geplaatst, die niet gemakkelijk iemand op dit punt toelieten, behalve wanneer de commandant zelf of een andere bevelvoerende ondergeschikte als leider aanwezig was bij een gezelschap dat deze heuvel wilde bezoeken.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Aangezien de commandant nu zelf met twee van zijn onderofficieren bij ons was, hadden wij ook niet het minste probleem om van deze mooie heuvel gebruik te maken.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Heer en Meester, ik zeg nu niet dat die wijze Griek daarmee een echt en waarachtig principe voor het welzijn van de mensen onder woorden heeft gebracht, aangezien ik bij U een heel ander levensprincipe heb gevonden volgens welk ik ook voortaan zal leven en handelen; maar zegt U nu Zelf of de geheel natuurlijke mens, met name in een land waar het wemelt van allerlei roofdieren, als gevolg van zijn waarnemingen en ervaringen uiteindelijk wel tot een ander grondbeginsel voor het menselijke leven op deze aarde kan komen, ook al heeft hij in aanleg een goed gemoed, zoals dat vaak bij nog onmondige kinderen goed kan worden waargenomen.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Ik zei: 'Mijn vriend, in natuurlijk, werelds opzicht heb je natuurlijk helemaal gelijk, en er zou weinig tegenin te brengen zijn; maar op het vlak van de ziel en de geest, dat jou tot nu toe nog volkomen onbekend is, zou je iets van Mij verlangen wat helemaal tegen iedere orde op deze aarde in zou gaan.
Hoofdstuk 20: De voornaamste redenen voor de verscheidenheid in de schepping op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  607 - 608 - 609 - 610 - 611 - 612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618 - 619 - 620 - 621 - 622 - 623 - 624 - 625 - 626 - 627 - 628 - 629 - 630 - 631 - 632  ...