Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 624 van 1490

...  612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618 - 619 - 620 - 621 - 622 - 623 - 624 - 625 - 626 - 627 - 628 - 629 - 630 - 631 - 632 - 633 - 634 - 635 - 636 - 637  ...
[19] Ik zei: 'Mijn vriend Pellagius, commandant over deze stad en drie andere steden, Abila, Golan en Afek! Ik ben hoofdzakelijk ter wille van jou hierheen gekomen, omdat Ik wel wist dat jij al sinds bijna dertig jaar ijverig de waarheid hebt gezocht, maar toch niet in staat was die te vinden.
Hoofdstuk 36: De Heer en de Romeinse commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[23] En dat ik het volste geloof schenk aan Uw woorden, bewijst reeds het feit dat ik mij niet verwonderd heb toen U, die een vreemdeling bent en deze streek nog nooit hebt bezocht, mijn naam kende, die ik als bewijs van eer van deze stad heb gekregen en wist van mijn gezag over de drie steden die U ook nog noemde en nu ook de naam van mijn zieke dochter; want mijn gemoed zei mij immers dat U een God bent en dat voor U alles mogelijk is. Ik geloof dan ook dat mijn dochter vast en zeker gezond wordt, als U ook maar één woord over haar uitspreekt!'
Hoofdstuk 36: De Heer en de Romeinse commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[24] Ik zei: 'Waarlijk, zo'n geloof heb Ik in het volk Israël niet aangetroffen! Jou geschiede dan ook naar je geloof! Stuur nu iemand naar je huis en laatje dochter, die nu reeds gezond is, hierheen brengen, opdat ze zich versterkt met deze wijn en dit brood!'
Hoofdstuk 36: De Heer en de Romeinse commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Toen de commandant dat uit Mijn mond had gehoord, werd hij buitengewoon opgewekt en blij en stuurde onmiddellijk één van zijn ondergeschikten naar zijn huis. Die trof de dochter weliswaar nog in haar ziekbed aan, maar zo volkomen gezond, dat ze er heel fris, monter en kerngezond uitzag en, omdat ze dat ook was, haar bed wilde verlaten; alleen hield haar moeder haar daarvan af, omdat ze van mening was dat deze plotselinge beterschap een laatste oplaaien van de levenskrachten was, waarna een even plotselinge uitputting van alle levenskrachten zou volgen en daarmee ook een zekere dood.
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik zei: 'Ik ben het! Kom hier en versterk je hart met de wijn en het brood, dat Ik uit de hemelen op deze tafel heb gezet!'
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Ik zei: 'Ja, wat Mij door zo'n hart wordt aangeboden wordt door Mij ook aangenomen, en Ik zal nu uit deze beker de wijn drinken; en hier heb jij Mijn beker, waar Ik uit gedronken heb; drink jij daar de wijn uit!'
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Toen nam Veronica Mijn beker die slechts van aardewerk was, dronk eruit en zei toen: 'O, hoeveel koninkrijken is deze beker meer waard dan die ik gewaagd heb aan U op te dragen; want nu ik uit deze beker heb gedronken, voel ik dat ik niet alleen de meest versterkende wijn voor mijn lichaam, maar ook de kracht van het eeuwige leven van mijn ziel heb gedronken!
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] O, drink toch allemaal met mij uit deze beker, als jullie nog twijfelen aan het eeuwige leven van jullie ziel, dan zullen jullie gesterkt worden tot het eeuwige leven!'
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Toen deze de wijn had geproefd, vroeg hij direct aan de Joodse waard (de Griekse waard): 'Waar heb je deze wijn gekocht? Want zolang ik leef en zelf Waard ben heb ik nooit zo'n wijn geproefd! Voor bijzondere gasten heb ik, als Ze dat wensen, toch ook heel goede wijn in mijn kelder en heb je daar al herhaalde malen mee geholpen, en jij kunt zeggen dat ik je nooit iets slechts heb aangeboden. Maar zo'n wijn heb ik nog nooit gehad. Waar heb je die vandaan? Zeg het mij, opdat ik die ook aanschaf!'
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[18] De Joodse waard zei: 'Vriend, dat zul je waarschijnlijk niet kunnen; want dergelijke wijn groeit er op de hele aarde niet! Heb je dan niet gehoord dat de grote wonderheiland tegen de dochter van onze rechtvaardige commandant heeft gezegd waar deze wijn vandaan is gekomen? Kijk, uit de hemelen Gods, echter niet die van jullie fantasiegod Bacchus, maar uit de hemelen van onze ene en enig ware God, wiens afgezant zeer zeker deze verheven wonderheiland is! Zo is het en niet anders, en het zal je moeilijk vallen om voorjouw geld in deze omgeving een dergelijke wijn te kopen!'
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Hierop zei de commandant tegen Mij: 'Heer, ik zal de zaak wel voor hem in orde maken, en hij zal nu zelf wel begrepen hebben wat hem in het vervolg te doen staat! Maar ik denk dat wij in de toekomst geen heidense priester meer nodig zullen hebben. Of onze kinderen door heidense of Joodse leraren in het lezen, schrijven en rekenen onderwezen worden zal wel om het even zijn, en dus kan deze rabbi onze kinderen in die drie vakken wel verder onderwijzen; wat de godsdienst echter betreft, zal ik er zelf wel voor zorgen dat ons oude veelgodendom zo snel mogelijk in een één godendom wordt veranderd. Maar nu vraag ik U, goddelijke Meester en Heer en van nu af aan onze God, of U ons, die tot nu toe heidenen zijn geweest, de juiste weg zou willen wijzen die wij in de toekomst dienen te gaan; want tot nu toe bevinden wij ons nog in de oude duisternis.'
Hoofdstuk 38: De Heer waarschuwt de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Hierop begon Ik over het rijk Gods op aarde te vertellen en onderwees deze heidenen in alle dingen op dezelfde manier als Ik op andere plaatsen had gedaan.
Hoofdstuk 38: De Heer waarschuwt de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Tegen de avond keerde Ik samen met de commandant weer terug naar de herberg, waar de leerlingen nog volop met de joden in gesprek waren. Die begonnen Mij tenslotte toch als de beloofde Messias te beschouwen, maar konden daarbij toch niet begrijpen waarom Ik als zo'n onopvallende verschijning in deze wereld was gekomen, omdat immers de grote koning David als volgt over Mij had gesproken: 'Maak de poorten wijd en de deuren hoog, opdat de koning der ere binnentrekt! Wie is de koning der ere? Het is de Heerjehova Zebaoth!'
Hoofdstuk 39: De leerlingen en de Heer onderwijzen de inwoners van Pella (31.8.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Zij, de joden van Pella, wisten echter niet dat er bij Mijn komst in deze wereld in de een of andere stad een poort verwijd en een deur verhoogd was.
Hoofdstuk 39: De leerlingen en de Heer onderwijzen de inwoners van Pella (31.8.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Mijn leer en de tekenen die Ik deed stemden wel overeen met datgene wat met name de profeet Jesaja en de profeet Ezechiël over de beloofde Messias voorspeld hadden; maar Mijn optreden onder de mensen op deze wereld kwam volgens hen niet volkomen overeen met wat de profeten over de Messias hadden voorspeld. En zodoende hadden de leerlingen het moeilijk met de joden.
Hoofdstuk 39: De leerlingen en de Heer onderwijzen de inwoners van Pella (31.8.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  612 - 613 - 614 - 615 - 616 - 617 - 618 - 619 - 620 - 621 - 622 - 623 - 624 - 625 - 626 - 627 - 628 - 629 - 630 - 631 - 632 - 633 - 634 - 635 - 636 - 637  ...