Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 629 van 1166

...  617 - 618 - 619 - 620 - 621 - 622 - 623 - 624 - 625 - 626 - 627 - 628 - 629 - 630 - 631 - 632 - 633 - 634 - 635 - 636 - 637 - 638 - 639 - 640 - 641 - 642  ...
[19] Maar Kaïn vermande zich spoedig door de aanblik van de op de grond liggende slang en zei: "Waarom vraagt U mij dat? Ben ik mijn broeders hoeder?"
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Kaïn echter sprak: "Heer, mijn zonde is zo groot, dat die mij nooit meer vergeven kan worden!"
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] En zie, toen vluchtte Kaïn met de zijnen uit Mijn aangezicht ver weg voorbij Eden naar een laaggelegen land Nhod. Maar Eden was een mooi heuvelland, vol met de beste vruchten; daar beviel het Kaïn goed en hij wilde er zich vestigen. Maar toen hij naar de heuvels keek, zag hij overal een man staan met een grimmig gezicht, gewapend met een steen in zijn hand, als wachtte hij op Kaïn om diens misdaad te wreken; en deze verschijning werd veroorzaakt door de grote angst in hemzelf. En hij zag dat hij hier niet kon blijven.
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[32] Mijn bloed moet je echter verzoenen met je tranen van berouw, totdat daarmee de vlek op je voorhoofd afgewassen is; en je kinderen en je vrouw moet je vol vrees voor de Heer leiden. En als je dat vrijwillig vanuit jezelf zult doen uit vrees voor de Heer, dan zul je blijven leven zoals je nu bent, een balling; maar als je dat doet uit liefde, dan zul je het verharde hart van de gerechtigheid ontroeren."
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[27] En Kaïn keek weer omhoog naar de hoge toppen van de bergen en hij ontdekte geen mannen meer; toen wist hij niet wat hij moest doen. Maar na korte tijd strekte hij zijn armen uit en riep heel hard: "Heer, Gij meest rechtvaardige, als van deze grote afstand mijn geroep nog tot Uw oor doordringt, kijk dan omwille van mijn kinderen en van mijn vrouw over die toppen genadig neer op de getekende vluchteling voor de heiligheid van Uw ogen, die mijn voorhoofd heeft getekend met de nacht van de zonde, opdat ik met onbedekt voorhoofd niet herkend zou worden vanwege de misdaad, die op het voorhoofd, in de handen en op de borst van de grote zondaar geschreven staat. Diens zonde is zo groot, dat zij hem nooit meer vergeven zal kunnen worden."
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar zie, toen kwam er een juiste gedachte in Kaïn op en hij zei tegen zijn familie: "O mijn vrouwen mijn kinderen, trekken jullie je handen, die je al te voorbarig naar dit rijke voedsel hebt uitgestoken, snel terug; want wij weten nog niet of dit het leven of de dood bevat! Laat ons daarom eerst op de grond neervallen en voor God onze grote schuld bekennen, en laat ons Hem in het stof van onze onmacht vragen of hij deze vrucht vooraf genadig zou willen zegenen; en indien Hij dat misschien toch vanuit Zijn grote erbarmen zal doen, moeten wij onwaardigen Hem van tevoren eerst bedanken en pas dan kunnen wij met angst en beven ons met mate daaraan verzadigen."
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] En zie, toen liet zich uit deze nog van zegen druipende wolk een stem horen, die de volgende verstaanbare woorden sprak: "Luister, Kaïn! Ik heb mijn gerechtigheid veranderd in liefde; de liefde zal echter slechts heersen onder diegenen die haar in de toekomst niet alleen in nood en benardheid zoeken, maar ook in hun blijheid en vrijheid.
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En jullie moeten je uitbreiden over het laagland; maar laat niemand van jullie het wagen één voet te zetten op de bergen, want de toppen zijn heilig en zijn bestemd om door Mijn kinderen bewoond te worden! Degene van jullie die dit gebod ooit zal overtreden, en dat geldt ook voor alle tamme dieren die je later aan je ondergeschikt zult maken, zal een prooi worden voor de daar steeds huizende waakzame dieren - zoals beren, wolven, hyena's, leeuwen, tijgers en ook grote, levende slangen, die beneden aan de voet van de berg zullen huizen.
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Alleen als iemand van jullie heel vroom zou worden en de vuurproef van Mijn liefde zou doorstaan, zal het hem toegestaan worden in het binnenste van de berg door te dringen om daar erts en ijzer te vergaren en daaruit werktuigen te maken, al naargelang jullie die nodig zullen hebben.
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar voor nu ben ik in naam van de gerechtigheid van God als vader jullie aller wetgever en wee degene die ongehoorzaam wordt aan mijn geboden! Mijn vloek zal hem hevig treffen; dan zal er echter geen erbarmen zijn in mijn hart voor de vervloekte, omdat er in mijn hart geen liefde meer woont, maar slechts gerechtigheid.
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En de inwijding van mijn uitspraak zal zijn, dat ik nu voor jullie allen zweer bij de hemel en zijn onverbiddelijke gerechtigheid en bij de aarde, die hardvochtige woonplaats van Gods vervloeking, dat hetgeen ik zojuist aan jullie allen als vader en vorst heb medegedeeld, iedere overtreder hard en strikt zal treffen.
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Zie, Ik wil je een tijdslimiet stellen van tweeduizend jaar en gedurende die tijd zal niemand ooit getroffen worden door Mijn gerechtigheid; en uit deze gerechtigheid zal Ik een groot vat maken en het boven de sterren plaatsen - en uit Mijn liefde zal Ik een tweede vat maken en dat onder de aarde plaatsen. En zo kunnen jullie doen, wat je wilt: indien jullie kwaad doen, dan zullen je daden het vat van de gerechtigheid vullen en als het vol zal zijn, zal het op alle plaatsen barsten en het gehele gewicht zal over alle boosdoeners uitgestort worden en zij zullen allen gedood worden; maar indien het vat van de liefde, dat onder de aarde is, leeg zal blijven, zal het de doden opnemen voor een lange, zuiverende kwelling. En diegenen die zich laten reinigen zullen naar de sterren verplaatst worden voor een lange strijd; degenen echter die zich in hun innerlijke boosheid zullen verharden, zullen te zijner tijd onder de bodem van dit vat geworpen worden en er zal een eeuwig gehuil en een eeuwig tandengeknars zijn tengevolge van Gods toorn.
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En zie, toen aten zij en deden een tijdlang zoals hen geboden was. Kaïn bekende nu wederom zijn vrouwen verwekte met haar een zoon en gaf hem de naam 'Hanoch', dat wil zeggen 'de eer van Kaïn'. En Kaïn riep al zijn kinderen bijeen en zei: "Kinderen, kijk hier is een nieuw broertje, dat de Heer mij gegeven heeft om een heerser over jullie te worden, waartoe ik hem zal aanstellen, opdat er orde onder jullie zal zijn en er een eind komt aan je getwist en geruzie. En hij zal jullie geboden opleggen en zal de getrouwen loven en de overtreders tuchtigen, opdat ook wij een volk worden, groot en roemrijk zoals de kinderen van God, die geen wetten nodig hebben, omdat zij de liefde hebben die ze vrij maakt, maar ons, vanwege mijn zonde, met voeten zullen vertrappen als wij wettelozen en ordelozen niet iemand hebben die ons vertegenwoordigt en rechtvaardigt tegenover hun grote macht.
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Hierbij is mijn wil aan jullie bekend gemaakt, handel ernaar en voer deze uit als jullie ter vermijding van het gericht, de strengheid van de gerechtigheid door de wetgeving voor de orde willen doorstaan. Dat gericht zou anders allen treffen, wanneer er niet rechtvaardig vastgesteld zou zijn: gericht voor gericht."
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Want zie, Kaïn handelde tot op zekere hoogte zo onmenselijk naar de wet, omdat hij van Mijn kant niet altijd genade en bereidwilligheid ondervond, wanneer hij na een boze daad tranen van berouw vergoot. Dat kon Ik evenwel niet doen, aangezien zijn berouw alleen het verlies van Mijn genade betrof, maar nooit op Mijn liefde was gericht.
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  617 - 618 - 619 - 620 - 621 - 622 - 623 - 624 - 625 - 626 - 627 - 628 - 629 - 630 - 631 - 632 - 633 - 634 - 635 - 636 - 637 - 638 - 639 - 640 - 641 - 642  ...