Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 65 van 215

...  53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78  ...
[6] Degene die veel bezit en de ware naastenliefde beoefent, vast echt, en dat vasten is God welgevallig en is nuttig voor het eeuwige leven van de mens. Wie veel heeft, laat die ook veel geven, en wie weinig heeft, laat die ook dat weinige .delen met zijn naaste die nog armer is dan hij, dan zal hij daardoor voor zichzelf schatten in de hemel verzamelen! Geven op zichzelf is al beter dan nemen.
Hoofdstuk 85: Het ware vasten en bidden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Dat is van de rijken die zo'n familie met harde harten tegemoet treden, ontegenzeggelijk slecht, en je zou als je zo'n harde bejegening zag, zeker mogen zeggen: 'Maar, grote, al goede en almachtige God, kunt U zo'n ten hemel schreiende onbarmhartigheid welongestraft toelaten? Vernietig zulke mensen met donder en bliksem uit Uw hemelen!' En zie, toch zou God die smeekbede van jou niet verhoren! Ja, maar waarom dan niet?
Hoofdstuk 92: Over het goed doen. Leiding van mensen door de goddelijke voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Als een arm kind je om iets vraagt, wijs het dan niet af, maar zegen het en verkwik zijn hart, dan zul ook jij eens in de hemel door Mijn engelen verkwikt worden! Want dan zegje met Mij: Laat de kleinen allen tot mij komen en verhinder ze dat niet; want van hen is immers het hemelrijk! Waarlijk, dat zeg Ik jullie allen: Als jullie in je hart niet worden als kinderen, dan zullen jullie niet in Mijn rijk komen! Want Ik zeg jullie, dat het hemelrijk vóór alles juist van hen is.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Ik weet echter dat bij jullie het slechte gebruik bestaat om zeer arme kinderen in het geheim vaak vreselijk te martelen, zodat tengevolge van dat martelen een kwaadaardig, giftig speeksel uit hun mond begint te stromen, waaruit die verdorven priesters en magiërs van jullie een gevaarlijk gif bereiden. En vriend, dat gebeurt in Rome nog heden ten dage! Waar zulke gruwelen nog geheel koelbloedig begaan kunnen worden, daar is de volledige hel nog erg actief, en van Mijn genade is daar weinig te bespeuren. Wijze en rechtvaardige rechters zouden daarom reeds lang tegen zo'n ten hemel schreiend kwaad met grote vastberadenheid hebben moeten optreden; maar in dit opzicht is er nog maar weinig of niets gebeurd.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Aanvankelijk hoorde het volk hem heel rustig aan, maar zodra hij weer over strenge boete en grote offers begon te spreken, werd het volk al gauw onwillig en zei: 'Jullie schuiven jullie eigen grove zonden steeds af op ons, armoedig volk, en wij moeten dan als het nodig is altijd voor jullie de zondebokken zijn! Hoeveel offers hebben we al niet aan de tempel gebracht! Wat voor gruwelijke boetedoeningen hebben we al niet gedaan, waarvan jullie zeiden dat Jehova daardoor Zijn volk met vriendelijke ogen genadig zou aanzien! In deze nacht hebben wij echter Zijn vriendelijkheid maar al te goed gezien, en daaruit bleek heel duidelijk dat alle offers die wij aan de tempel hebben gebracht en al onze bloedige boetedoeningen nergens goed voor waren. Het is nu geen ogenschijnlijke, maar een duidelijke waarheid voor ons, dat alle offers die wij gebracht hebben en al onze boetedoeningen onzinnig waren, want zij overschreden alle Mozaïsche wetten en wakkerden Gods rechtvaardige toorn alleen maar aan in plaats van die te verzachten. En de schuld daarvan ligt veel minder bij ons dan bij jullie priesters, die in deze tijd dankzij jullie te grote priesterlijke heerszucht ons al tot heel veel schande en gruweldaden hebben aangezet door te zeggen: 'Als jullie dit of dat doen, kom je op slag in de hemel! ' En daarom zijn alleen jullie degenen die de toorn van God hebben opgewekt, en niet wij, die ons helaas steeds trouw hielden aan dat wat jullie ons geleerd hebben, en die altijd gedaan hebben wat jullie van ons verlangden. Brengen jullie maar liever grote offers, en doe ware boete voor de vele zonden die jullie aan ons en aan de vele door God gezonden profeten begaan hebben, dan zal God ons wel weer aannemen. En dat is de mening van het volk!'
Hoofdstuk 78: De waard uit het dal doet verslag over de gebeurtenissen in de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De Romein zei: 'Vriend, ook wij weten dat en kennen de uitspraak: contra Jovem fulminantem tonantemque non valet vis ensis, et contra vim coelorum vane frustraque pugnat ars mortalium*, (* tegen de bliksemende en donderende Zeus kan de kracht van het zwaard niet op, en tegen de kracht van de hemel strijdt de kunst van de sterfelijken een vergeefse strijd.) maar door een zekere gewelddadigheid van stervelingen onder elkaar zullen wij mensen de onsterfelijke en onoverwinnelijke krachten en machten van de hemelen niet in het minst veranderen! Een waardige, bescheiden orde past ons mensen nog het allerbest, en een behoorlijk en rustig mens zal ook dan de moed nog niet opgeven, wanneer zelfs de hele aardbol zou instorten. Dat is zo mijn mening! Houd u daarom aan de wens van de landvoogd! Dixi*' (*Ik heb gesproken.)
Hoofdstuk 82: De kalmerende toespraak van Nicodémus tot het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik keek hem aan en zei: 'Bij een eerdere gelegenheid heb Ik daar ook al eens iets over gezegd, alleen hebben jullie dat -zoals zoveel andere dingen - weer vergeten, en dus zeg Ik het jullie nu nog een keer; Ik hef het oude vastengebod niet op. Wie in de juiste gezindheid vast, doet op zich weliswaar een goed werk -want door oprecht te vasten en tot God te bidden wordt de ziel vrijer en geestelijker -; maar zalig wordt niemand door het pure vasten en bidden, maar alleen door in Mij te geloven en de wil van de Vader in de hemel te doen, zoals Ik die aan jullie verkondig en verkondigd heb. Maar dat kan iedereen ook doen zonder het genoemde vasten en zonder het zich onthouden van zekere spijzen en dranken.
Hoofdstuk 85: Het ware vasten en bidden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] Deze belofte gaven ook de andere Romeinen, en Ik zei: 'Dat is goed, en waar jullie werkelijk in Mijn naam bijeen zullen komen, zal Ik in de geest bij jullie zijn en jullie al het goede en ware helpen uitvoeren! Maar wat Ik jullie zeg, is en blijft eeuwig waar; want waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn woorden en hun vervulling nooit in der eeuwigheid! Handel daarom allen altijd in Mijn naam, dan zal Ik jullie altijd helpen en jullie het eeuwige leven geven!'
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wij vermoeden wel dat er ergens een zeer wijze en almachtige God moet zijn, door wiens wil alles wat wij met onze zintuigen waarnemen, geschapen of gemaakt is. Ja, we zijn zelfs door onze oude wijzen te weten gekomen dat er zich in het verre westen dat de zon, de maan en alle sterren opneemt, een volk bevindt dat voortdurend alleen met de enige ware God in verbinding staat, Hem daardoor goed kent en ons zeker iets meer over Hem zou kunnen en willen vertellen. Wij zijn nu echter al zeer ver naar het westen doorgedrongen met ons geheime doel, maar dat gelukkigste volk van de aarde hebben we nog niet gevonden. Wij ontdekten dat wij er zelf met ons vermoeden dat er een God moet zijn en met onze trucs, zoals jij, lieftallige jongeman, ze noemde, toch altijd nog beter aan toe zijn dan alle wijzen van de vele landen waar we al doorheen getrokken zijn.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Als er een God is vol wijsheid en goedheid, die dat van ons, onmachtige wormen van deze aarde zou verlangen, dan zou het voor de mensen oneindig veel beter zijn dat ze nooit geschapen waren. Als iemand mij de weg naar een onbekende plaats vraagt, dan is het mijn heilige plicht hem welwillend de weg te wijzen, - en ik heb nog nooit iemand geweigerd om, als het maar even kon, de weg te wijzen.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Rafaël zei: 'Ja, beste vrienden, want dat zijn jullie nu ook voor mij, nu wordt zelfs voor iemand zoals wij een echte goede raad duur! Er zijn er in jullie land en rijk weliswaar nog velen, die nu zouden willen hebben wat jullie hier nu al gedeeltelijk hebben gevonden; maar als zij het van jullie gekregen hebben, zullen ook zij niet meer in de Indische landen en rijken kunnen leven. Want daar heerst de volmaakte hel en in de hel kan de hemel in de mens moeilijk bereikt worden, omdat er voor de mens die zich tot de waarheid wil bekeren, overal duizend hindernissen op de loer liggen, die zich vijandig tegen hem opstellen en hem ook van alle kanten achtervolgen.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Waarom heeft dan de God, die zo wijs en goed is, eigenlijk zo'n gevaarlijk meer geschapen? We kennen veel grote rijken en landen die zonder een dergelijk meer bestaan. Waarom moet er juist hier één zijn? Waartoe dienen die grote onderaardse pek en zwavellagen en waarvoor die giftige dampen, waarin geen mensen, dieren, planten en bomen kunnen leven? Zijn zulke gevaarlijke meren op aarde uiteindelijk toch nog ergens goed voor en zit daár een bepaalde wijze bedoeling achter, of zijn zij alleen maar toevallig ontstaan en heeft God vanwege hun bestaan zulke maatregelen getroffen, dat zij voor de wat edeler schepselen die daar in de nabijheid leven niet te schadelijk worden?
Hoofdstuk 111: De twijfels van de Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Na een lange tijd van opperste verbazing zei de magiër: 'Wonderlijk machtige jongeman! Als jij geen God bent, dan kan ik me geen God meer voorstellen; want deze beide daden van jou zijn voor een geschapen mens, die uit een vrouw geboren is, onmogelijk. Daarvoor is de almachtige kracht nodig van een ware God! Dit is mijn beker en dat mijn onschatbare, waardevolle diamant, zoals er maar weinige zullen zijn. Hij moet wel door de lucht hierheen gekomen zijn en dus die zeer grote afstand sneller dan een bliksem afgelegd hebben. Maar dan had men toch bij zijn aankomst een suizend geluid moeten horen! Maar niets van dat alles; met ontzaglijke snelheid en zonder enig geluid was de steen er!Ja, hoe moet je je voorstellen dat dat voor een mens mogelijk is? Kort en goed, we hebben in jou de God, die eeuwig voor ons verborgen was, tenslotte toch gevonden! Maar nu is alleen jouw almachtige kracht nog in staat om ons hier bij je weg te krijgen!'
Hoofdstuk 103: De weg naar de levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Want één ogenblik te vroeg kan heel veel bederven, wat daarna pas na een langdurige beproeving van de vrije wil weer goedgemaakt kan worden. Het is al genoeg dat de zwakheid van de geschapen mensen vaak zondigt; wat zou er gebeuren als ook de eeuwige Meester van de scheppende, onveranderlijke orde, tegen Zichzelf in zou gaan door buiten Zijn orde te treden? Geloof Mij, dat Ik hier beslist meer voel en waarneem dan jij en allen die hier zijn; maar Ik ken ook Mijn eeuwige orde, waartegen in een bepaald opzicht ieder mens en iedere engel kan zondigen, maar Ik nooit in der eeuwigheid, omdat het verlaten van Mijn eeuwige orde meteen het einde van alle schepselen tot gevolg zou hebben. Want als de basis van een tempel of huis zou wegvallen omdat hij vermolmd en verrot is, wat zou dan het gevolg zijn voor de tempel en het hele huis?!
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Als echter de ene streek en de andere, de ene boom en de andere, ook het ene dier en het andere en alle mensen, mannen en vrouwen, ouders en kinderen, jong en oud volkomen op elkaar zouden lijken, wat voor prikkel zou dat dan wel op de zintuigen van de mensen uitoefenen? Totaal geen! Hij zou dan heel weinig op te merken hebben en nog minder om over na te denken; ook de mondelinge en de schriftelijke taal zou heel beperkt zijn en kijk, dat zou zonder meer het geval zijn als de alwijze God de werelden en de schepselen allemaal volgens jouw strenge voorstellingen van orde geschapen zou hebben!
Hoofdstuk 113: De noodzaak van de verscheidenheid van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78  ...