10915 resultaten - Pagina 641 van 728
... 629 - 630 - 631 - 632 - 633 - 634 - 635 - 636 - 637 - 638 - 639 - 640 - 641 - 642 - 643 - 644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 ...
[11] IK zeg: 'Laat het dan maar staan, maar bevestig de kettingen aan de zuilen van deze zaal en dan laten we het daar een tijdlang tevergeefs briesen. Wij echter gaan intussen aan de toebereide maaltijd om ons te sterken voor deze strijd.'Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Chanchah en Gella, die bij Me staan, weten echter niet of ze brood en wijn of alleen maar vijgen zullen nemen.
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] Dan zeg IK tegen hen: 'Mijn kinderen, eet, wat jullie het beste smaakt; alles zal jullie sterken voor het eeuwige leven!' - Beiden nemen nu ook van het brood en Chanchah vindt het oneindig heerlijk smaken. Niet minder ook Gella, die echter de opmerking maakt:
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[25] Maar IK troost haar en stel haar gerust met de woorden: 'Gella, ook al zou het zo zijn, wat je nu bij jezelf vermoedt, wees dan echter toch ter wille van de anderen rustig en denk bij jezelf: God, jouw Heer en ook Die van alle anderen is geen ontoegankelijke, maar een eeuwig hoogst deemoedige, liefdevolle vader van al Zijn kinderen en is onder hen als een broeder die het minst wil opvallen. - Begrijp je dat, lief dochtertje?'
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] (DE ENE SPREKER:) 'Broeder, ga jij maar heel rustig en getroost naar je vroegere, zeker allerbeste plaats! Houd je maar precies aan Diegene, die op ons allen nu zeer sterk overkomt als een ware dienaar van allen, dan zul je nooit in verlegenheid komen. Maar als je soms op eigen houtje handelt, dan kan het je nog dikwijls zo vergaan als die dwaze vlieg, die op de rug van het sterke paard dat een grote zware wagen trok, het zweet opslurpte en tenslotte begon te geloven, dat zij de wagen trok. Toen echter het paard even uitrustte, moest de vlieg tot haar grote schaamte ervaren, hoe haar vermeende grote kracht helemaal niets is tegenover de kolossale kracht van het paard. Ga daarom maar naar die sterkste terug: met Hem kun je wel trekken, maar zónder Hem, vriendje, lukt het in geen geval!'
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] CHANCHAH zegt: 'O liefste vriend, o jij mijn liefde, in jou heb ik wel - evenals in de Lama - mijn grootste vertrouwen; maar van broeder Martinus heb ik toch geen al te hoge dunk. Want hij doet zo eigenwijs. Maar als het dan op een of andere manier ernst wordt, dan trekt hij zich gauw terug, alsof hij in de verste verte niet opgewassen is tegen hetgeen hij moest of wilde uitvoeren. Daarom denk ik dat hij bij het hier naar toe brengen van dit griezelige monster eerder schadelijk dan gunstig zal inwerken. Borem wel, dat is een man vol wijsheid en vol goede kracht, op wie men wel kan bouwen! Martinus echter is en blijft een onhandige sufferd, die zich wel tot veel in staat acht, maar dan niets kan als het menens wordt!'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] CHANCHAH zegt: 'Ach ja, dat is zeker. Dat jij hier de meest wijze bent is voor mijn hart maar al te overtuigend. Maar dat ik nog steeds niet weet, wie je eigenlijk bent, dat is het enige wat me niet bevalt aan jou. Zie, je zei laatst tegen me, toen ik je alleen maar naar je naam vroeg, dat mijn liefde tot jou mij alles wel zou verraden. Maar hoe onbegrijpelijk hevig ik je ook liefheb, kan ik toch nergens te weten komen en nog minder uit mezelf, hoe je heet en wie je eigenlijk bent. O jij mijn boven alles geliefde vriend, zeg me toch je naam!'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Bij deze woorden zinkt ze als bewusteloos aan Mijn voeten. Ik sterk haar echter en richt haar weer op.
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Want zie, ik ben een grote zondares tegenover Lama, omdat ik in mijn land ooit verraad tegenover zijn zogenaamde afgezanten heb gepleegd, die toen allemaal op vreselijke wijze om het leven zijn gekomen. Als ze werkelijk afgezanten van Lama waren, dan wee mij, als mijn sterke vermoeden hier bewaarheid wordt. Want door diegene die men zo oneindig lief heeft, voor eeuwig verstoten te zijn - 0 zuster, ken jij nog een groter leed dan dat? Alleen dan, als degenen die ik verraden heb boosdoeners, bedriegers en dus geen afgezanten van Lama waren - wat ik echter niet kan bepalen - dan zou het gelaat van de Allerrechtvaardigste zeker draaglijker zijn. Spreek daarom, spreek, maar, ach zuster, spreek niet - want je te vroege onthulling zou mijn hart onverdraaglijk kunnen doorboren. O, laat me nog een poosje in zoete onzekerheid genieten.'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] CHOREL vraagt haar echter: 'Chanchah, waarom schrik je van mij? Deed je niet wat je geweten je voorschreef? Ik zelf heb je immers geleerd, dat alleen dát zonde is, wat een mens doet tegen de stem van zijn geweten in; want de stem van het geweten is de stem van God of van Lama in ons. Jij achtte mij in het begin heel hoog, omdat je in mij en mijn makkers echte afgezanten van God zag. Later ontdekte je bij ons door je vrouwelijke scherpzinnigheid hoogverraad en bracht je het door middel van een list tenslotte zo ver, dat wij je in onze plannen inwijdden. Dus was het toen zelfs je plicht als Chinese om met alle ijver onze slechte plannen aan te geven en daardoor veel onheil van je vaderland af te wenden.
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Ofschoon wij toen verschrikkelijk gestraft werden, ben jij er toch niet in het minst schuldig aan, doch alleen wij zelf, omdat wij het heilige doel van onze zending in zoiets schandelijks hebben veranderd. Want als wij, en vooral ik, het doel van onze zending trouw zouden zijn gebleven, dan zou jij wel een van de ijverigste Christenen zijn geworden, samen met een aantal van je landgenoten. Omdat wij echter maar al te snel - verblind door de grote schatten van jouw land - ons heilig doel uit het oog verloren, verloren wij ook alles met inbegrip van ons niet zo waardevol leven.
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Het is ons duidelijk, dat wij allen onmogelijk een aanklacht tegen jou kunnen hebben, maar eerder het tegendeel zouden hebben te vrezen. Derhalve heb jij, lieftallige, trouwhartige Chanchah, voor eeuwig nooit de minste reden om bang voor ons te zijn, omdat wij mét reden voor jou niet bang zijn, terwijl jij ons wel zou kunnen aanklagen! Vergeef ons echter, jij geliefde van de Allerhoogste, opdat wij eindelijk vrij van alle schuld Diegene mogen naderen, Wiens naam onze tongen in eeuwigheid niet waard zijn uit te spreken.'
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] CHANCHAH is diep ontroerd door deze bekentenis van Chorel en zegt: '0 lieve vrienden, hier in deze hallen bestaat geen schuld meer; en als die er zou zijn, dan wordt ze voor eeuwig ingelost door mijn liefde tot Lama! Want mijn hart zegt me: 'Jouw liefde tot Lama - is Lama Zelf in jou!' Vrienden, deze heilige liefde kent geen schuld, doch overal slechts lieve broeders en zusters, en dat ook dan, als deze nog wandelen in hun dwalingen! Mijn aanklacht tegen jullie echter is: dat ik jullie allemaal liefheb en acht als mijn eigen leven! Hebben jullie daar nog iets tegenin te brengen?'
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Zeg mij eens, waar jij het recht vandaan haalt mij zo te beschimpen voor God? Ben ik niet net als jij uit God, alleen met dit verschil, dat ik een oneindig deel uit God ben. Jij echter bent een stofje uitsluitend uit het stof van mij, door de Heer weer bijeengeraapt uit het kaf van de totale nietigheid en veranderd in een alleronbeduidendste mensengeest.
Hoofdstuk 116: Een scène met Satan tot lering voor de kinderen Gods - Martinus' woordenstrijd met Satan - Martinus in het nauw - Raad van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] MARTINUS gaat nu heel moedig vlak voor de muil van de draak staan en begint de volgende bijtende vragen aan hem te richten: 'Luister, jij allerdomst stuk rund van de hele oneindigheid! Wat wil je van God met je oude, allerbelachelijkste trots dan gedaan krijgen? Zijn enkele eeuwigheden nog niet voldoende, om je te laten zien, dat je het allerdomste loeder van de hele oneindigheid bent? Van een ezel wordt wel gezegd, dat hij zich géén twee keer aan dezelfde steen stoot. Wat moet men echter van jou zeggen, jij oeroud, stuk rund dat alle planeten, dieren en mensen bedriegt! Is je varkensbrein dan nog niet genoeg uitgebakken in het hellevuur gedurende enkele dozijnen van tientallen miljoenen jaren of eeuwigheden - vooropgesteld, dat je oneindige domheid enig begrip heeft van een tijdsduur van tien miljoen jaar? Geef antwoord, dom loeder, als je een antwoord kunt geven!'
Hoofdstuk 116: Een scène met Satan tot lering voor de kinderen Gods - Martinus' woordenstrijd met Satan - Martinus in het nauw - Raad van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus