17481 resultaten - Pagina 644 van 1166
... 632 - 633 - 634 - 635 - 636 - 637 - 638 - 639 - 640 - 641 - 642 - 643 - 644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 ...
[8] O Vader, mijn rede is ten einde en moge nu Diegene die mij deze woorden ingaf, spreken; want mijn tong verstomt voor Hem!Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En zie, zo was het dan, dat niemand het aandurfde en ook door te grote vrees en liefde geheel niet in staat was, ook maar één woord over zijn lippen te brengen. En Ik had zo' n medelijden met een dergelijke armoede en grenzeloze schroom, dat Ik hen moed en kracht inblies, opdat zij in staat zouden zijn de donderende klank van Mijn stem te verdragen en de hogere zin van dergelijke woorden uit de mond van de eeuwige liefde goed te begrijpen, die zich als een grote vloed uitstortten uit de oerbron van al het worden en zijn.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Toen nu al hun zintuigen aldus waren gesterkt en daardoor ook hun ziel en hun geest, stond Adam op, ondersteund door zijn kinderen en zei vol liefde en deemoedig vertrouwen: "0 Gij heilige Vader, U die de eeuwige liefde Zelf bent, U heeft ons, die allen met zonde beladen zijn, genadig mild en vol liefde in Uw grote barmhartigheid aangezien; daarom waag ik het, arme knecht der zonde in mijn oneindige nietigheid voor Uw aangezicht, U met bevend hart te bidden en te vragen: 0 heilige Vader! Waar is aan ons nog een levende vezel te vinden, die ook maar enigszins waardig is om juichend van te kunnen zeggen: omdat ze nog onbedorven was, bent U er of wilde U naar ons toekomen?!
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "O vaderen! De grote genade van God, onze meest heilige Vader, is onder ons gekomen als een verkoelend zuchtje, ontvloden aan de verre morgen. Ja, de heilige, eeuwige Vader is onder ons! Jij, aartsvader Adam, zult misschien zeggen: Henoch, luister, dat kan niet waar zijn; want de Heer heeft tegen mij gezegd: 'Zien zul je Mij niet meer, maar Ik zal een engel aanstellen die je zal leiden, voeren en beproeven tot aan de tijd die Mij welgevallig is!' Maar vader Adam, stel dat een van de mannen een zwakke vrouw zou hebben, die op een zonnige morgen het van liefde verblijde gezicht van de haar diep beminnende echtgenoot zou hebben verduisterd omdat zij hem niet in het vertrek wilde volgen, opdat zij de zegen van God zou ontvangen, waarna de zon op zou gaan en uit God de aarde zegenen met de heldere stralen van Gods barmhartige liefde! Als dan de echtgenoot deze ongehoorzaamheid aan de liefde bemerkt, zal hij zeggen: 'Vrouw, wat moet ik met jou beginnen, wanneer jij Gods genade en kracht in mij verafschuwt en je boven Gods zegen verheven voelt?! Zie, ten einde te voldoen aan Gods heiligheid in mijn kracht, verlaat ik jou en je zult niet eerder een zegen ontvangen, dan dat de zon je zeven duizendmaal heeft aangezien en je steeds badend in tranen van berouw heeft aangetroffen! Dan zal ik in mijn plaats iemand sturen, opdat hij je uit mijn naam zal zegenen; en als jij een nieuw mens geworden zult zijn, zal ik terugkomen en je van verre aanzien of je het waard geworden bent, dat ik je met mijn zegenende kracht zal aanraken. De herinnering aan mij zal je omringen en op je akker zullen doornen en distels groeien; maar het zaad waaruit een spruit uit God zou kunnen komen, zal dan niet meer binnenin je zijn!'
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Nadat de echtgenoot dat gezegd zou hebben, zou hij zijn vrouw verlaten. En als dan de vrouw een dergelijke heilige ernst zou bemerken, zou zij zich op de grond werpen en beginnen te huilen en te weeklagen over haarzelf en haar onvergeeflijke ongehoorzaamheid tegenover haar echtgenoots heilige kracht uit God en zij zou zich van treurigheid in het stof van de aarde wentelen. Daar de echtgenoot nu de grote ernst van het berouw van de vrouw zag, zou hij bij zichzelf zeggen: 'Zij heeft een geweldig berouw over haar zonde en weet zich geen raad en weet niet wat ze moet doen tegenover mijn gestrengheid die een bescherming vormt voor de heilige, vanuit God bij mij horende kracht, en haar gejammer doet de stem van mijn afgezant verstommen. Daarom zal ik het harde woord in mijn hart breken en mij alleen door mijn zeer toegevende liefde laten leiden en vóór de tijd naar haar toegaan en haar troosten en ik wil haar aanraken en haar tranen drogen en haar weer als mijn vrouw aannemen!'
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] En zie, toen Adam dat uit het diepst van zijn hart in Mijn aanwezigheid had gezegd, vielen allen weer op hun knieën en aanbaden Mij in hun voor mensen onuitsprekelijke liefde; Ik kwam echter dichter bij hen en liet ze, nadat zij hun liefde voldoende geuit hadden, opstaan en hun ogen en oren openen en Mijn woord duidelijk horen.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] "Kinderen, luister! Aldus spreekt Hij, die jullie een onsterfelijke ziel en een levende geest uit Zichzelf heeft gegeven, opdat jullie Mijn grote liefde voor jullie zullen kennen. Ik wil jullie eenmaal het eeuwige leven geven uit jullie liefde tot Mij en uit Mijn liefde tot jullie, wanneer de grote schuld van de Liefde deze schuld aan de Heiligheid gedelgd zal hebben in een tijd, die ik daartoe eerst uit Mij zal maken. Zoals Ik jullie allen gemaakt heb uit Mijn barmhartigheid, zo zal Ik ook deze tijd bereiden uit Mijn liefde.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] En zo zal Ik zevenmaal komen; maar de zevende maal zal Ik in het vuur van Mijn heiligheid komen. Wee dan degenen die onzuiver bevonden worden! Deze zullen voortaan niet meer bestaan, dan in het eeuwige vuur van Mijn toorn!
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Luister en begrijp goed: blijf in de liefde; want die zal jullie redder zijn! Bemin Mij boven alles, - dan zal je leven voor eeuwig zijn; bemin elkander echter ook, opdat het gericht je kwijtgescholden wordt! Mijn genade en Mijn eerste liefde zij met jullie tot aan het einde van alle tijden! Amen." - En hun ogen werden gesloten.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] O kinderen, mijn gevoelens verlammen mijn tong; spreek jij daarom verder Henoch, jij gezegende spreker Gods, en laat ons de wonderlijke kracht van je tong horen! Maar luister: begin over de grote Liefde van de heilige Vader te spreken daar waar ik opgehouden ben! Amen."
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] "O vader van mijn vaderen! Zie, hier zijn mijn vaderen en jouw kinderen aanwezig; hoe zou ik bij zo'n bijzondere aanblik het ook maar kunnen wagen te spreken voor degenen die God uit jou vóór mij in het leven riep en die de natuur als vaderen boven mij geplaatst heeft?! Daartoe zouden zij mij dat toch ook eerst in liefdevol gedogen moeten toestaan, zodat ik dan in het aangezicht van alle vaderen en de hoge moeder Eva in alle innerlijke rust het woord van de grote genade van God goed uit zou kunnen spreken."
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En toen Henoch dat had gehoord, zie, pas toen begon hij na een innerlijke, stille aanroep van Mijn genade en erbarmen het volgende te zeggen en sprak:
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Maar nu, lieve kinderen, ga onder mijn veelvoudige zegen en daardoor in de meest heilige naam van onze eeuwige, boven alles goede, liefdevolle Vader naar jullie woningen en laat je lichaam en je ziel en je geest in God rusten! En jij, Abel-Seth, vergeet je vader niet en breng mij mijn eten en drinken en doe dan onder mijn drievoudige zegen wat ik je kinderen aanraadde! Maar Henoch zal zolang ik leef in mijn huis wonen en uit de schaal eten waaruit ik eten zal, en moet daarvoor bereid zijn altijd mij en al zijn vaderen, broeders en zusters in de liefde van de geest uit God te dienen! En ga nu en doe wat jullie gehoord hebben! Amen."
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En toen het avondmaal was genuttigd en het dankgebed uitgesproken, zei Adam nog tegen Seth: "Abel-Seth, je weet dat het morgen de zesde dag van de week is en dat overmorgen de heilige rustdag van de Heer aanbreekt! Bij het offeren zag ik graag al mijn kinderen uit jou en hun kinderen en kindskinderen hier verschijnen, en eveneens voorzover mogelijk ook zovelen van mijn kinderen, die de Heer mij na jou heeft gegeven!
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Zoals Ik nu een Geest van genade in je midden ben, zal Ik dan een mens onder de mensen zijn, vervuld met de hoogste liefde. Zo zien jullie nu ook in, dat Ik, je Vader, als een hoge, eeuwige geest met alle kracht en macht tot je gekomen ben en jullie weten goed dat Ik het ben, die nu hierover tot je spreekt. Toch zullen je latere kinderen Mij niet meteen herkennen in de zwakke, arme broeder die onder hen is, en zij zullen Mij vervolgen en gruwelijk mishandelen en zullen met Mij doen wat Kaïn Abel aandeed. Maar het zal moeilijk worden de Heer van het leven te doden; want Mijn schijnbare dood zal aan al diegenen het eeuwige leven geven die zullen geloven dat Ik het ben die als een machtige redder onder hen ben gekomen, bekleed met alle macht van de liefde om de schuld te verzoenen, die jullie ongehoorzaamheid over je heeft gebracht, zoals ook over de gehele aarde en over alle sterren - want ook daar zijn kinderen die bij het oerbegin uit jou, Adam, zijn voortgekomen. Maar die ongehoorzaamheid zal voor de ongelovigen en de halsstarrigen in hun boosaardige eigenliefde tot een eeuwig gericht en zodoende ook tot een eeuwige dood worden.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)