17481 resultaten - Pagina 648 van 1166
... 636 - 637 - 638 - 639 - 640 - 641 - 642 - 643 - 644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 ...
[17] O vader, omdat ik toch al voor je spreek, laat mij daarom nog verder spreken vanuit mijn hart, dat inziet, dat het waarachtig onredelijk en buiten alle ordening is, dat indien iemand een groot en een klein vat heeft en hij doet dan in het grote weinig en in het kleine waarin niet veel plaats is veel, en het valt er buiten omheen, zodat het vertrapt wordt, terwijl het grote vat waarin ruimschoots plaats zou zijn, bijna leeg staat! Ons lichaam met zijn zintuigen is het kleine vat, dat wij steeds geweldig overladen; op onze geest der liefde als het eindeloze grote vat, letten wij bijna niet en doen er daarom ook maar heel weinig in!Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] 'Zie, Ik heb het leven voor het vlees verborgen, opdat de dood het niet in het oog zou krijgen en Ik heb Mijn eigendom in jou verhuld, opdat jij het veilig opgeborgen in je draagt tot aan de tijd van de onthulling! Onder de bast bruist een machtige bedrijvigheid en handelt en ordent de heilige liefde van de eeuwige God zeer wijs met liefdevolle ernst; daar ruisen zeer machtige stromen van het daadwerkelijke leven uit God!'
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "O liefde, wat ben jij, dat ik niet boos op je kan zijn?! O Henoch, luister, jij bent een geweldige redenaar; want jij hebt mij duidelijk mijn schuld getoond en je raakt krachtig die kanten van mij aan, die vanaf Abel tot nu toe voor iedereen een onaantastbaar heiligdom zijn gebleven. Maar wie kan boos op je worden, omdat je woorden spreekt die niet op jouw bodem zijn gegroeid, zuivere woorden van de eeuwige liefde?!
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Jij spreekt echter zonder schroom vanuit de macht van jouw grote liefde tot God en je deelt uit het grote vat uit en zodoende heb je geen verantwoordelijkheid; want door jouw liefde wordt iedere schuld verantwoord en zodoende ook de mijne. En ik kan je niets anders zeggen dan dat je zeker een man naar Gods hart bent; want als jij spreekt, dan beeft mijn hart als dat van een kind in de duistere stormnacht en als jij bidt, dan weent mijn hele lichaam.
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] O Henoch, je hebt mij nu zodanig veel gezegd, dat ik het in dit leven op aarde wel nauwelijks helemaal zal begrijpen en je maakte mij blij en bedroefd, - blij, omdat jouw engelengeest nog nooit zo helder als nu uit je heeft gestraald, - bedroefd echter, omdat jouw licht, sterker dan dat van de zon, mij bijzonder duidelijk mijn onnoembaar grote onvolmaaktheid voor God en Zijn eeuwige heilige ordening getoond heeft!
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Henoch, laten wij nu weer in de woning terugkeren, waar Seth zeker al een ontbijt voor ons heeft bereid; na het ontbijt zullen wij hier en daar de kinderen bezoeken die aan het werk zijn en hen verblijden met onze aanwezigheid; hierbij moeten ook aanwezig zijn Eva, Seth en zijn eerste zoon Enos en verder nog Enos' eerste zoon Kenan de ziener, en verder ook nog Kenans eerste zoon Mahalaleël en ook diens eerste zoon, jouw vader Jared, en jij gaat aan mijn rechterzijde, - en zo willen wij de morgen nuttig besteden. Op het midden van de dag zullen wij een versterking tot ons nemen waarbij we vooraf en na afloop hardop een lofrede aan de Heer zullen uitspreken; de namiddag zullen wij al mediterende weer in mijn woning doorbrengen en het grote bezoek van gisteren goed overdenken.
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Toen zij na korte tijd daar aankwamen, gingen Adam en Henoch meteen naar binnen, waar moeder Eva hen reeds bezorgd opwachtte. Maar Seth haastte zich onmiddellijk naar zijn woning en gaf zijn vrouw te kennen het klaargemaakte ochtendmaal vlug naar de woning van Adam te brengen, - hij en Enos, Kenan, Mahalaleël en de zeer verheugde Jared loofden eerst Mijn naam en begaven zich vervolgens vol eerbied naar Adam's woning om hem de verschuldigde morgengroet te brengen en hun (20 jan.1841) dank voor de zegen te betuigen. Toen zij daarop vol eerbied Adams woonstede betraden en aan hun verplichtingen wilden voldoen, gebood Adam hen een tijdje te wachten, totdat Henoch het gebed voor het ontbijt, waarmee hij juist wilde beginnen, zou hebben beëindigd. En toen ze deze wens vernomen hadden, zwegen zij, traden iets terug en terwijl zij hun ogen, oren en hart op de woorden uit de mond van Henoch gevestigd hadden, begon deze getrouw het volgende kleine gebed tot Mij te richten. Hij zei:
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Grote, liefdevolle, heilige Vader, leg genadig Uw heilig oor te luisteren aan mijn zwakke mond en verneem het armzalige gekerm van een bestofte, aardse worm op de dag van het eeuwige erbarmen van Uw oneindige liefde. Want het heeft U behaagd onze aartsvader Adam en uit hem de aartsmoeder Eva aan het stof van de aarde te onttrekken en nadien in beiden de gezegende voortplantingskracht te leggen. Uit die overvloed zijn wij allen voortgekomen en uit dat zaad van de liefde nog een talrijk nageslacht. Na ons zullen tot aan het einde van alle tijden talloze geslachten ons opvolgen, - die U, 0 beste, meest heilige Vader, uit Uw eeuwige liefde nam, opdat onze ziel door de liefde van Uw geest tot een levend evenbeeld van U in haar zou mogen worden! 0, heb dank, lof en prijs voor een dergelijke genade en erbarmen; wij zijn niet in staat de omvang daarvan te vermoeden en te beseffen dat het Uw wens was zo diep neer te dalen en datgene wat eeuwig niet was, te gebieden te ontstaan en te bestaan, om in alle vrijheid zichzelf en U te leren kennen en Uw verhevenheid te zien en zich te verbazen over de werken van Uw grote macht en heerlijkheid!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] O laten wij goed bedenken, dat het slechts Uw liefde was, die de aartsvader aan het stof der aarde liet ontstijgen en dat de grote hand van Uw liefde hem tot Uw evenbeeld vormde en ons allen op zo'n wonderlijke wijze volkomen uit hem liet voortkomen, zoals hij uit U voortkwam. O, daarom wil ik U mijn leven lang loven, U danken en prijzen; wil toch mijn onmachtige geroep genadig aanvaarden, ofschoon het niet waardig is Uw hart te naderen; heel Uw schepping waagt het niet Uw hart aan te zien! O Heer, zegen ons en deze lafenis; want al ons zijn is voor eeuwig een zegen vanuit U! Amen."
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En toen Henoch dat gebed uitgesproken had, bogen alle vaderen voor Adam en verrichtten hun plicht, waar reeds eerder over gesproken werd. Adam zegende hen daarvoor en zei: "Lieve kinderen, blijf een tijdje bij mij, totdat ik, Eva en de lieve, vrome Henoch ons met de gave Gods gesterkt zullen hebben! Daarna zal ik jullie terstond mijn wil en hetgeen wij hedenmorgen hebben gezien te kennen geven en uitleggen; maar ga nu zitten en overdenk Henochs morgenwijding! Amen."
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Toen Adam samen met de overigen deze woorden had gehoord, wendde hij zich terstond tot Henoch en vroeg hem: "Maar lieve Henoch, wat is het toch, waarover jij zojuist gesproken hebt? Als ik het al niet begrijp, hoe kunnen dan mijn kinderen het begrijpen, ter wille van wie ik je eigenlijk verzocht heb te spreken?! Want voorzover ik uit jouw woorden begrijp gaat het erom, dat wij op deze manier de Heer niet moeten loven, noch prijzen of danken; want een ieder van ons en alles aan ons is van God en is uit Hem voortgekomen!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En Kenan nam het woord en zei: "0 vader Adam, zie, tot nu toe was ik een ziener en moest iedere dag voorafgaand aan de sabbat mijn en jouw visioenen en de waarnemingen aan het firmament in het begin van de nacht en ook die op de aarde aan je vertellen en uitleggen, opdat jij die dan zegende en aan je kinderen doorgaf!
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar de Heer heeft nu eigenhandig Henochs tong gezegend en los gemaakt! Zie, daarom waagt mijn tong het niet meer zich te roeren voor jou en voor de overige vaderen en kinderen; laat daarom de liefdevolle, wijze Henoch ook deze bezigheid op zich nemen. Eens hebben wij zijn lichaam met ochtenddauw gewassen, maar nu hebben wijzelf des te meer behoefte om door hem met de ochtenddauw van zijn geest gewassen te worden, die rijk is aan druppels van zijn gezegende tong!
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Als wij onze hand op ons hart leggen, dan nemen wij zeer goed zijn slagen in juist afgemeten tussenpozen waar - op dezelfde manier zal ook Henoch dat waarnemen -; maar als wij ons kloppend hart vragen: 'Waar ga je heen, mijn zo onrustig kloppend hart?' dan zullen wij daaruit een dof, verward antwoord ontvangen, dat akelig genoeg zal luiden: 'Ik klop voortdurend op de ijzeren poort van de eeuwige dood en wacht in grote angst tot deze opengaat en mij voor eeuwig zal verzwelgen!'
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] O vaderen, broeders en kinderen, dat het zo is, heb ik heel dikwijls in mijn droomgezichten gezien; maar dat het niet zo zal blijven, dat leert de eigen liefde tot leven aan iedereen: wij kunnen het niet aan elkaar geven, omdat wij het niet hebben; maar wij kunnen het nemen van diegene die het heeft. Henoch heeft het van boven ontvangen; als hij het ons echter wil en ook mag geven, dan is het immers aan ons om het te nemen.
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)