Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 66 van 215

...  54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79  ...
[3] Maar omdat God nog oneindig veel wijzer is dan wij ons kunnen voorstellen, heeft Hij ook alles in een veel betere orde geschapen dan wij ons dat ooit kunnen indenken. Hij is voortdurend Leraar en Meester van de mensen, omdat Hij in Zijn schepselen zo'n oneindige verscheidenheid heeft aangebracht, opdat de mens, terwille van wie alles is geschapen, alle verschillende schepselen van allerlei soort en vorm zal beschouwen en ze gemakkelijk zal herkennen en ook een naam zal geven. Hij zal over hen nadenken en kan ze dan ook op de een of andere wijze in zijn voor of nadeel gebruiken, - wat hij echter, zoals aangetoond, volgens jouw manier van orde nooit gekund zou hebben.
Hoofdstuk 113: De noodzaak van de verscheidenheid van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Rafaël zegt: 'Ja, m'n beste vriend, zo'n gewas heeft een grote en voor de mensen belangrijke betekenis in het land waar de Heer van hemel en aarde het laat groeien; want het is aan de mensen van dat land gegeven als een trouwe wachter, die hen ervoor waarschuwt om dergelijke stukken land op aarde niet te bewonen, omdat God de Heer deze, voor het behoud van de aarde, voor iets heel anders heeft bestemd.
Hoofdstuk 115: Het nut van de giftige bomen in Indië. De ontwikkeling van de aarde. Het zich verplaatsen van de zeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Want men werd alleen door Uw almachtige wil een miserabele burger van deze wereld. Men kwam bij mensen die op verscheurende dieren lijken, kreeg geen opvoeding dan alleen die van een zelf en heerszuchtig heidendom, een bedrog met ontelbare leugens en misleidingen van allerlei aard, die je als heilige waarheden moest aanvaarden, en als je die, omdat je verstand rijper en helderder was geworden, niet had aangenomen maar er eventueel tegenin was gegaan, dan zou je als ellendig ongedierte verdelgd zijn; want vele van zulke ten hemel schreiende voorbeelden zijn mij maar al te goed bekend.
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar U, mijn Heer en mijn God, bezit vanaf de eeuwigheid het oneindig beste, en U zou de arme mensen, Uw schepselen, Uw kinderen, ook het allerbeste voor hun hart en voor hun ziel kunnen geven; maar dat doet U heel wijselijk niet, de mensen moeten eerst de meest afgrijselijke roofdieren worden en daarna straft U hen met Uw harde gerichten en maar heel weinigen kunnen zeggen: 'De Heer van hemel en aarde heeft zich eindelijk weer een keer over ons ontfermd!'
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Wie nog nooit een zon, een maan, een bewoonbare aarde, planten, dieren en mensen geschapen heeft, weet ook beslist niet hoe al deze schepselen geleid, in stand gehouden en naar hun uiteindelijke bestemming gebracht moeten worden. Maar Ik weet dat allemaal en heb een eeuwige orde vastgesteld, zonder welke niemand ooit iets kan bereiken.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Nadat Ik die uitleg, die Ik al vaker gegeven had, beëindigd had, zei de magiër tegen zijn metgezellen: 'Dat kan alleen Hij zo precies weten, die de aarde geschapen heeft en haar derhalve zowel van binnen als van buiten kent!'
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Men kan U echter alleen maar bezitten, door Uw wil te kennen en ernaar te handelen. Want nooit kan een geschapen, eindig mens Uw wezen hebben, omdat U in Uzelf van eeuwigheid tot eeuwigheid God bent; maar Uw heilige, hem geopenbaarde wil kan een mens bezitten en er met al zijn krachten naar handelen. Als de mens dat doet, heeft hij Uzelf in zich, dan herkent hij U, heeft U lief en aanbidt U .
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wie Mij voor de wereld belijdt, wanneer dat nodig is, die zal ook Ik bekennen voor de Vader in de hemel; wie Mij echter niet voor de wereld belijdt wanneer het nodig is, die zal ook Ik niet belijden voor de Vader in de hemel. ,
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen vroeg de magiër daarop meteen: 'Heer, wie is dan Uw Vader en waar is de hemel? Kunt U als Heer van de eeuwigheid dan ook een Vader hebben?'
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'De eeuwige liefde in God is de Vader, en Zijn onbegrensde wijsheid is de hemel.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Wie God boven alles liefheeft, belijdt God en dus Mij voor de hele wereld, en Ik belijd ook hem in Mijn liefde, en daaruit bestaat het ware, eeuwige leven van de ziel van de mens. En doordat de mens juist door die levende liefde tot God ook tot de hoogste wijsheid komt en komen moet -dat is dan de hemel of Gods rijk -, daardoor heeft de mens ook Gods rijk in zich gekregen, dat hem dan eeuwig niet meer afgenomen kan worden. Dit heb Ik jullie nu uitgelegd; onthoud het, grif het inje hart en handel ernaar, dan zullen jullie het eeuwige en ware leven in je hebben! Maar gun Me nu even wat rust, en denk na over wat Ik jullie nu verteld en getoond heb!'
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Waar ben Ik nu Zelf? Wel, in de uit Mijzelf geschapen wereld! Zodra jij echter de ware innerlijke levensvolmaaktheid bereikt zult hebben en het lichaam, zijnde Mijn gericht of de jouw opgelegde vorm waarin je je innerlijk leven moest ontwikkelen, je wordt afgenomen, dan zul je net als Ik alles uit jezelf kunnen scheppen en dan zul je net als Ik leven en bestaan in de wereld en op de plaats die jij voor jezelf en uit jezelf zult scheppen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Wel niet zulke, maar daar zullen de ochtenden nog onnoemelijk heerlijker zijn en langer duren; want deze ochtend kun je niet verlengen, : n:aar de hemelse kan en zal een eeuwige zijn. Want Ik zeg jullie wat Ik jullie al vaak heb gezegd: Geen vleselijk oog heeft ooit gezien en geen hart ondervonden wat God allemaal voor hemelse vreugden bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. Jullie zouden in deze aardse toestand niet in staat zijn ook maar de geringste daarvan te verdragen; maar als Mijn geest jullie eenmaal helemaal doordrongen zal hebben, dan zullen jullie wel in staat zijn ook de ochtend van Mijn hemel met uitbundige gelukzaligheid te verdragen!'
Hoofdstuk 129: Het arbeidsveld van de apostelen en de kinderen Gods aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Johannes zei: 'Heer, zullen we ook in de hemel deze aarde te zien krijgen?'
Hoofdstuk 129: Het arbeidsveld van de apostelen en de kinderen Gods aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Kijk, er zijn weloneindig veel geschapen zielen; maar alle volmaakte zielen zijn slechts van één geest doordrongen en zij hebben door deze geest het eeuwige leven, de wijsheid, liefde, macht en kracht en kunnen daardoor dan net als Ik werkzaam zijn in de hemelen en ook als medebestuurders van de werelden en hun schepselen in de stoffelijke en oneindige ruimten.
Hoofdstuk 129: Het arbeidsveld van de apostelen en de kinderen Gods aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79  ...