Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 66 van 1112

...  54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79  ...
[12] Wie van jullie zich daaraan niet ergert, maar volharden zal tot het einde, die zal zalig worden (Matth.10:22); want de satan trekt zijn klauwen niet zo maar van zijn buit af! Hebben jullie Mij begrepen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Judas zegt: 'Het wordt steeds mooier! Als iedereen ons moet gaan haten vanwege deze opdracht, dan beveel ik zo'n onderneming wel in Gods handen aan! Veel geluk en een krijgshaftige stemming! Zij, die ons haten, zullen zich zeker net zo over ons ontfermen en ons bewaren als de hete zomer zich over de sneeuw ontfermt en deze bewaart! Heer, als U dat volle ernst is, dan zeg ik U als heel eenvoudig, maar enigszins ervaren mens: Blijf samen met ons liever thuis; want dit zaad zal niet opkomen en geen vrucht dragen! -Luister! Als we het in een stad met onze prediking en onze daden zover gebracht zullen hebben, dat we daar door iedereen dodelijk gehaat worden, wat staat ons dan te doen? Moeten we ons dan ook nog heel gewoon laten doden? En als dat ook moet, -wie zal Uw leer dan verder verbreiden? - Ha, bedenk eens, wat U vraagt! Om 's hemelswil, ziet U dan niet in, dat U Zich daardoor helemaal onmogelijk maakt en Uw Eigen grootste vijand en vervolger bent? Waar, waar in de hele wereld vind je iemand, die mij meer dan de dood haat en toch luistert naar mijn prediking die zijn huis vervult met alle mogelijke tweedracht, haat, toorn en dodelijke wraak? Zeg, -wat moet er in zo'n geval gedaan worden?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Judas zegt weer: 'Ja, als we al doodgeslagen zijn, dan zult U wel komen! Als U ons nu toch al de macht over de boze geesten hebt gegeven en de kracht om alle ziekten te genezen, waarom geeft U ons dan ook niet daarbij de macht over de slechte mensen, waarvan er niet zelden één slechter is dan alle boze geesten, die zich ooit als parasiet in de lichamen van de mensen genesteld hebben? Geef ons de macht om vuur uit de aarde op te roepen onder de voeten van hen, die ons vervolgen, en wij bekeren in korte tijd de hele wereld voor U!'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Als jullie Meester en Heer Zich echter niet bedient van buitengewone machtsmiddelen om de mensen Zijn leer op te leggen, waarom zullen Zijn leerlingen en knechten dat dan willen? Maar als de wereldse mensen Mij, de Heer en eeuwige Huisvader, al 'Beëlzebub' genoemd hebben, hoeveel te meer zullen ze jullie, Mijn huisgenoten, zo noemen! (Matth. 10:25)
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[23] Kijk eens daar naar dat schuurtje waar het dak nog op zit! Zie eens wat een plezier de mussen daarop hebben; zo vliegen ze er op en zo laten ze zich domweg van het dak vallen! Op de markt koop je er twee voor een penning; hoe weinig zijn ze waard! En toch valt er ook maar niet één van het dak afzonder dat de Vader in de hemel dat toestaat! (Matth. 10:29)
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[27] Judas neemt weer het woord en zegt: 'Dat is allemaal heel wijs en mooi gezegd, en het is in die vorm ook beslist waar; maar wat helpt dat allemaal? De leer is buitengewoon heerlijk, zuiver en waar - dat staat als een paal boven water -, en ook Uw daden zijn in ieder geval voor ons zoals we hier samen zijn, een meer dan voldoende bewijs van Wie Degene is, Die deze doet. Maar bij de gegeven gedragsregels zal de leer en zullen haar daden bezwaarlijk ooit algemeen op en aangenomen worden. Omdat ze eigenlijk zonder meer onvrede brengt in ieder huis dat haar aanneemt, zal ze zeer streng door de staat vervolgd, of geheel verboden worden, en dan zijn wij nergens meer. Wat dan? Als wij dan als aardse verkondigers van Uw leer en daden zeker maar al te gauw onder stenen of onder het zwaard, in het vuur, of misschien wel aan het kruis of in de leeuwenkuil opgehouden hebben te bestaan, wie zal dan wel onze plaats innemen en ons werk doen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Kijk, thans gaat het met de mensen net eender! Geestelijk zijn ze dood en buiten het dierlijke natuurlijke leven hebben ze geen leven in zich. Hun zielen zijn puur vleselijk, en hun geest is zo goed als dood en lijkt op de geesten die in het gesteente rusten en door hun gerichte traagheid de overigens losse materie samengebonden houden, zodat daaruit stenen in allerlei soorten en vormen ontstaan; zachtere en hardere, vele doorzichtig en vele ondoorzichtig, en met verschillende kleuren die afhangen van de aard van de zich daarin bevindende geest.
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als je de geesten in de stenen los wilt maken uit hun materie, zal je dat dan met lauw water gelukken? Zeker niet! Ik zeg je: De steen zal onder zo'n zachte en vreedzame behandeling net zo hard blijven als hij was en is. Er is een machtig vuur voor nodig om de geesten in de steen in een groot gevecht te verwikkelen; dan verbreken ze pas zelf de boeien van hun materie en worden vrij. En kijk, zo moet het hier ook gaan!
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Deze aarde, de grote zon, de maan en al de sterren -ontzettend grote werelden, sommigen vele duizendmaal duizend millioen maal groter dan deze aarde -zijn, vergeleken met de eindeloos grote schepping van de zinnenwereld, allen bij elkaar verreweg niet zo groot en uitgebreid als wat het kleinste dauwdruppeltje is vergeleken bij de totale grote wereldzee, die toch zo groot is, dat een goede schipper het gehele oppervlak niet zou kunnen bevaren al werd hij dubbel zo oud als Methusalem. Maar de huidige zinnenwereld, zover die nu geschapen is, heeft toch een grens waarachter zich nog een eindeloze, eeuwige ruimte bevindt, die met haar naar alle kanten onbegrijpelijk eindeloze afmetingen zich verhoudt tot de eerder genoemde schepping van de gehele zinnenwereld als de eeuwigheid tegenover één moment van de tijd.
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] En Ik voeg daar ook nog aan toe: Kijk eens naar deze kleinen, die hier liefdevol om Mij heen zijn! Wie in de naam van een leerling aan de allerminste van deze kleinen slechts een beker water geeft, waarlijk Ik zeg jullie, zo'n zeer geringe daad zal niet onbeloond blijven. (Matth. 10:42)
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Petrus vraagt: 'Heer, moeten wij twaalven tesamen of alleen, ieder voor zich, naar de verschillende steden gaan en ook naar de markten en dorpen?'
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen de twaalven na een paar uurtjes in het bovengenoemde marktplaatsje aankwamen, vonden ze de bewoners huilend en schreiend en enigen hartverscheurend klagend, in groepjes voor de poorten van het plaatsje; want Herodiaanse belastingafpersers gingen daar te keer. Ze plunderden de huizen en namen van de ouders die niet konden betalen, de liefste, beste en mooiste kinderen af, bonden deze als kalveren met touwen bij elkaar en wierpen hen op hun met ossen bespannen belastingwagens. Toen de leerlingen die gruwelen constateerden, richtten ze zich in hun harten tot Mij.
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Na deze woorden binden de belastingafpersers meteen de kinderen los en laten ze vrij, en doen dat ook met het vee, zoals schapen en kalveren, en ook met alles wat ze in dit plaatsje afgeperst hebben, waarvoor zij en ook Herodes geen recht hadden. Want dit plaatsje had zich bij de Romeinen al een jaar eerder vrijgekocht van Herodes, zoals meer plaatsen dat gedaan hadden vanwege de onbegrensde onderdrukking van Herodes. Maar Herodes ondernam heimelijke strooptochten, liet de afkoopoorkonde ongeldig verklaren en gaf aan zijn belastingafpersers volmacht met een nieuwe oorkonde, waarmee hij zich bij de keizer kon verantwoorden.
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Maar Petrus begon over het Rijk van God te leren, en zie, alle belastingafpersers bekeerden zich en volgden nu Petrus, ongeveer honderd in getal, en dat was een goede vangst; want deze belastingafpersers werden toen zelfbuitengewoon actief en droegen veel bij tot een snellere verbreiding van Mijn leer .
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De inwoners deden er alles aan om de leerlingen zo goed mogelijk te verzorgen, en brachten tenslotte geld, omdat zij hun zieken genezen hadden. De apostelen namen echter geen geld aan, en ook niets anders, waarover de vroegere belastinginners zich zeer verwonderden en zeiden: 'Uw ongeëvenaarde onzelfzuchtigheid bewijst nog meer dan uw wonderdaden, dat u echte gezanten van God zijt; want mensen van deze wereld denken alleen maar aan hun eigen belang'.
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79  ...