Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 651 van 1166

...  639 - 640 - 641 - 642 - 643 - 644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664  ...
[23] En jij, mijn beste Henoch, begrijp mijn woorden goed en spreek dienovereenkomstig! Want jouw grote bescheidenheid is mij welbekend en je deemoed heeft je zo dierbaar voor mij gemaakt; daarom hoef je voortaan niet meer al te bescheiden te worden en ons steeds je grote deemoed te tonen als het om een dienst gaat die je aan God en aan ons, je vaderen, verschuldigd bent. Want dat je dat allemaal bent, zie, dat weten wij allen reeds lang, de Heer weet het echter nog oneindig veel beter dan wij, vandaar dat Hij je dan ook de liefde duurzaam verleende; en jij hoeft ons daaromtrent geen nieuwe bewijzen meer te leveren, maar dat wij je tot leraar en spreker beriepen, is immers alleen gebeurd op grond van die deugden. En daarom kun je voor ons spreken zonder enige vrees, zoals je reeds zo vaak voor ons allen gedaan hebt,
Hoofdstuk 59: Over de deemoed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] "O dierbare, hooggeachte vaderen! Hetgeen vader Seth zo welgemeend voor mijn aangezicht ingetogen en vol waardigheid heeft gesproken, is waar, rechtvaardig en billijk en toont helder en duidelijk, dat hij van mens tot mens heeft gesproken; want dat is dus ook de wil van boven en derhalve heeft iedereen het recht van de liefde in menselijke zaken bij te springen en dat des te meer in tijden van nood en van verlangen. En iemand zou nauwelijks waard zijn een mens te zijn, indien slechts de een of andere onbeduidende reden hem er van af zou houden te doen en te zeggen wat recht doet aan plicht en liefde.
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] O vaderen, jullie kunnen er niet omheen het volledig met mij eens te zijn dat ik door mijn terechte zwijgzaamheid het gebod van de aartsvader tot aan de tijd dat het hem beviel goed opvolgde, op dezelfde manier als waarop ik dat vandaag voor zonsopgang bij mijn lijfelijke vader Jared deed, omdat het woord van de aartsvader hoger staat dan al het begerige verlangen van al zijn kinderen! En als ik er het zwijgen toe deed, verrichtte ik dan niet mijn rechtmatige, verheven plicht?!
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Hoe kan het dan, terwijl jullie goed weten dat als ik spreek, ik niet uit mijzelf, maar uit de Heer spreek, dat jullie mij dan verwijten uit mijzelf te hebben gesproken, terwijl je toch nog gisteren het sprekendste bewijs kreeg hoe zichtbaar duidelijk de Heer mijn zwakke tong begeleid heeft?!
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Maar omdat jullie het niet aan mij, maar door mij aan de Heer hebben gevraagd en jullie dus niet van mijn stem, maar van die van de Heer raad kregen, vraag jezelf dan af, wie het verwijt treft!
Hoofdstuk 60: Henochs terechte geslotenheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Luister, was mijn eerdere rede er niet een die slechts aan het edelste hart van een mens kon ontspruiten?! Wat is zij nu? Niets dan ijdele dwaasheid; en daardoor lijk ik op een verbijsterd mens, die met zijn gedachten over de hele wereld verstrooid, in zijn woning naar zijn huis vraagt!
Hoofdstuk 61: Het goddelijke woord in het mensenhart - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Maar in mijn hart denk ik: de liefdevolle, heilige Vader zal in Zijn grote mildheid mij en ons allen onze bezorgde vreesachtigheid ten goede aanrekenen, en ons in Zijn liefde raad geven en niet in Zijn wijsheid, ten opzichte waarvan wij zo buitengewoon nietig zijn, en Hij zal ons aanzien als slapende kinderen die dromen dat zij wakker zijn, of tenminste met gesloten ogen van mening zijn dat als zij niets zien, ook de ontwaakten niets kunnen zien!
Hoofdstuk 61: Het goddelijke woord in het mensenhart - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Zo geloof ik ook nu een dergelijke hoop stenen, die door de genadestralen van boven zeer sterk verwarmd schijnen te zijn, voor me en in me te ontwaren en nog is er heel weinig onderscheid daartussen; maar ik geloof nu ook vast dat als de regen komen zal, door stormen begeleid, dan met mijn stenen hetzelfde gebeuren zal als met die welke ik eerder heb gezien. De doorzichtige stenen zullen lijken op volledige begrippen en de uiteengevallen op ontbinding, waaruit een nieuw leven uit de aarde van mijn hart zal ontkiemen, net als ginds uit de witte brij meteen weelderig, jong gras opkwam. Amen."
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En daarna werd Kenan hetzelfde gevraagd; zijn antwoord luidde: "O vader, onlangs zag ik op een zwoele, hete dag, dat de verder weg gelegen berglandschappen hoe langer hoe meer begonnen te vervagen en het hielp niet dat ik mij extra inspande om te zien; kortweg, zij verdwenen tenslotte geheel en al en het licht van de zon was niet in staat het steeds nader oprukken van een dergelijk verderf tegen te gaan. En zo werden door een dergelijk nevelige onding onze naaste, steile, hoge naburen verslonden; de aarde boezemde me vrees in en daarom vluchtte ik mijn woning binnen.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] 's Nachts kwam er een onweersbui. Bliksemflitsen en gedonder wedijverden uit al hun macht. De ene storm verdreef de andere. Windstoten raasden mijn woning voorbij en een stortregen, waarvan de gloeiende stromen op de toppen van de bergen uiteen spatten, stroomde uit de hemel neer om zich vervolgens donderend en schuimend door de diepe troggen en dalen in zee te storten.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Ik bad. Het onweer trok weg. Tegen de morgen werd het rustig; toen verliet ik enige tijd voor zonsopgang mijn woonstede en keek verbaasd en dankbaar in de verte. O, het was een zeer heldere morgen en mijn oog ontdekte daar dingen in vroeger onvermoede verten en zag die in een vriendelijk aandoend bestaan treden.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En daarom heb ik ook nu het vaste geloof, dat na deze voor mijn hart stormachtige nacht, een tegelijk rustige en boven alles heldere morgen in en door de liefde tot God, ons aller liefdevolle, heilige Vader, op zal gaan. Amen."
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Hierna keek Henoch alle vaderen met een vriendelijke liefdevolle glimlach aan en zei: "O lieve vaderen, vergeef me mijn menigmaal schijnbare hardheid; want niet ik, jullie zoon Henoch roer mijn tong om woorden te vormen die je kunt begrijpen, maar de Heer bestuurt haar zoals het Hem bevalt. Maar het werktuig kan er niets aan doen als de Heer het naar Zijn welgevallen gebruikt! En als ik dan over dingen spreek waarvan de zin verborgen ligt als de kiem in een zaadkorrel, dan leert de gang van zaken en hier de goedgeordende natuur ons immers reeds, dat ook de kiem uit de zaadkorrel niet meteen een rijpe vrucht voortbrengt zodra die in de aarde gelegd word, - maar de korrel om de kiem moet eerst vergaan en verrotten; dan pas komt het leven vrij en groeit geleidelijk op onder menige storm, onder zonneschijn en regen tot een zegenrijke, duizendvoudige vrucht.
Hoofdstuk 61: Het goddelijke woord in het mensenhart - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En hij antwoordde op zijn korte manier: "O vader, onlangs op een morgen nam ik mij voor om zo lang het ging naar de zon te kijken, teneinde daarin misschien net als in de volle maan, iets te ontdekken. Maar ik ondervond alras de straf voor mijn dwaasheid, want al gauw waren mijn ogen niet meer in staat de grote, brandende hevigheid van het licht nog langer te verdragen; zie, toen wendde ik mijn ogen af van de zon en bemerkte met grote angst, dat ze niet meer in staat waren nog iets te zien; ja ik raakte zelfs het contact met mijzelf kwijt en wel zodanig dat ik de aarde en mijzelf slechts kon voelen, maar niet meer zien.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Mijn kinderen geleidden mij mijn woning in; daar bad ik tot de goede, heilige Vader, dat Hij mij het licht van mijn ogen, dat ik door mijn grote dwaasheid verloren had, genadiglijk weer terug zou geven. Daarop sliep ik in en de nacht schonk rijkelijk dauw over mijn oogleden en verkoelende luchten waaiden over mijn verhitte ogen en koelden de zonnebrand in mijn gezichtsvermogen. De nacht verstreek en - aan de goede, heilige Vader dank en eer! - voor mij stond weer een rustige, heldere, reine en frisse morgen. Mijn gezichtsvermogen werd gesterkt, echter niet meer tot een nieuwe dwaasheid, maar tot het aanschouwen van de vlakten der aarde vol bloemen en tot het waarnemen van het zich in talloze vormen en de heldere figuren vrij ontwikkelende leven nadat dat eerst ontbonden was.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  639 - 640 - 641 - 642 - 643 - 644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664  ...